donderdag 23 augustus 2012

Leatherface


Zenuwslopende muziek...



Dreigend onheil...
En dan...
een kleuter komt aangewandeld die zijn boekentas achter zich aan zeult.
Hij zingt een deuntje...

Hup en daar gaan we weer
met ons boekentasje
Hup en daar gaan we weer
naar het kleuterklasje...

Paul Verhaeghe

Winners zijn ook losers (maar ze houden dat verborgen)


OPINIE − 22/08/12, 08u39
De neoliberale maatschappij maakt mensen niet zomaar ziek; ze vernietigt de eigen sociale verbanden. Psycholoog en psychoanalyticus Paul Verhaeghe werkt als gewoon hoogleraar aan de universiteit van Gent. Dit is een uittreksel uit Identiteit (De Bezige Bij), dat vanaf deze week in de boekhandel ligt.

Er zijn van die films die op het netvlies van een generatie gebrand staan. One Flew over the Cuckoo's Nest uit 1975 behoort daartoe. In twee uur tijd komt alles aan bod wat foutliep in de psychiatrie van toen: onbetrouwbare diagnoses, sociaal afwijkend gedrag benoemd als psychiatrische ziekte, dwangbehandeling en overmedicalisering. Iets meer dan tien jaar later werd ik als jong broekje belast met het onderwijs in de psychodiagnostiek. 'Belast' is het juiste woord: niemand van het toenmalige professorenkorps wilde het vak doceren. Wetenschappelijk onderzoek had aangetoond dat de diagnostische labels grotendeels onbetrouwbaar waren. De veronderstelde biologische basis van die diagnoses was grotendeels een fabeltje gebleken. Psychofarmaca werden veel te vaak voorgeschreven, en dat bovendien binnen de context van een behandeling die steevast neerkwam op verplichte aanpassing. Dit alles kreeg toen zeer ruime aandacht via literatuur, films en de algemene pers.

Inmiddels zijn we een dikke dertig jaar verder, met het volgende resultaat. Bij elke nieuwe editie van het meest gebruikte handboek, de Amerikaanse Diagnostic and Statistical Manual for Mental Disorders (DSM) zien we een spectaculaire stijging van het aantal labels. Die labels stellen wetenschappelijk gezien weinig voor. De algemeen veronderstelde neurobiologische basis van die stoornissen is eerder een farmacologische reclameslogan dan een wetenschappelijk feit. Alle officiële statistieken tonen een exponentiële stijging in het gebruik van psychofarmaca, en het doel van psychotherapie is heel sterk aan het opschuiven in de richting van verplichte sociale aanpassing. We zijn niet terug bij af, we zijn een flink stuk doorgeschoten in een richting die dertig jaar geleden met recht en reden werd aangeklaagd. Er is één levensgroot verschil: in vergelijking met die periode krijgt het protest tegenwoordig weinig aandacht.

Immers, vandaag overheerst het ziektemodel in de psychiatrie, met daarbinnen een merkwaardige trend: symptomen - bijvoorbeeld een tekort aan aandacht en een teveel aan activiteit - worden benoemd als 'stoornis', waardoor de indruk ontstaat dat we de medische oorzaak kennen. Het gebruik van goed bekkende afkortingen camoufleert dat enigszins, zodat het moeite kost om deze schijnverklaringen te ontmaskeren. Even een vergelijking: iemand die last heeft van hoge koorts (HK) en veel zweten (VZ) diagnosticeren we in dit model als iemand die aan HKVZ lijdt. Vervolgens stellen we dat die arme man toch zoveel last heeft van koorts en zweten, omdat hij aan HKVZ lijdt. Net zoals iemand te weinig aandacht heeft (AD) en te druk is (HD) omdat hij ADHD heeft. Een beschrijving wordt voorgesteld als oorzaak van wat er beschreven wordt. Dergelijke cirkelredeneringen zijn legio in de huidige versie van het ziektemodel, waardoor er een illusie van wetenschappelijkheid ontstaat.

Fastfoodbrokken
Willen we het verband tussen onze neoliberale maatschappij en mentale problemen aantonen, dan hebben we twee dingen nodig. Ten eerste een maatstaf die aangeeft in welke mate een maatschappij neoliberaal is. Ten tweede een aantal criteria waarmee de stijging of daling van het psychosociale welbevinden meetbaar wordt. Vervolgens combineer je beide gegevens en kun je zien of er inderdaad een verband bestaat.

Dit is precies de aanpak die Richard Wilkinson, een Britse gezondheidssocioloog, heeft toegepast. Als maatstaf voor het neoliberalisme neemt hij de inkomstenverschillen, waarvan ondertussen bekend is dat die onder een neoliberaal beleid spectaculair toenemen. Vervolgens gaat hij het verband na met algemeen erkende biopsychosociale indicatoren. Zijn conclusies spatten grafiek na grafiek van het blad: hoe groter de inkomensongelijkheid in een land of regio, hoe meer mentale stoornissen, tienerzwangerschappen, kindersterfte, agressie (zowel in de huiskamer als op straat), criminaliteit, drugs- en medicijngebruik. Hoe meer ongelijkheid, hoe slechter de lichamelijke gezondheid, de onderwijsresultaten, de sociale mobiliteit en het veiligheidsgevoel. Een politiek bestel dat geen rekening houdt met dergelijke resultaten, is een bestel dat geen rekening houdt met het algemeen belang.

Publiek beschuldigen
Niet alleen het aantal psychosociale problemen wordt bepaald door het maatschappelijk model, ook de aard van de stoornissen hangt daarmee samen. De huidige dwingende gezondheidsnorm heet 'succes', financieel en materieel. De mogelijkheid dat een geslaagde jonge professional zichzelf moet oppeppen met cocaïne en 's avonds op zijn loft zit te verpieteren met alcohol en internetseks, gaat in tegen alle verwachtingen. Als succes het criterium is voor een normale identiteit, dan wordt falen het symptoom van een gestoorde. De pijnlijkste toepassing is die bij kinderen, waar tegenwoordig vrijwel alle stoornissen te maken hebben met falen op school. Telkens opnieuw tonen diagnostische criteria de keerzijde van de hooggespannen sociale verwachtingen waaraan zij moeten voldoen.

Zoals wel vaker het geval is, loont het de moeite even stil te staan bij de etymologische betekenis van een woord. We hebben het over diagnostische categorieën. 'Categorie' gaat terug op het klassiek Griekse kategorein, met de volgende verrassende betekenis: publiek beschuldigen. Elke ordening in categorieën verwijst impliciet of expliciet naar een rangorde met een morele betekenis. De psychodiagnostische DSM-classificatie is een ordening waarmee mensen via labels beschuldigd en afgevoerd worden. Zelf voelen zij dat feilloos aan, getuige de manier waarop onze kinderen die labels als scheldwoorden gebruiken ('Autist!'). Vandaar ook dat volwassenen dankbaar gebruikmaken van de verondersteld bewezen neurobiologische verklaringen ('Ik ben ziek!') om aan het schuldgevoel te ontsnappen. Dit biedt weinig soelaas, het dominante denkkader (de mens is maakbaar mits hij zich inspant) veroordeelt hen hoe dan ook.

Daartegenover staan de 'winners', van wie sommigen zo goed beantwoorden aan het ideaalbeeld dat ook zij gestoord worden. De verplichting om te genieten kent haar uitglijders in seksverslaving, boulimie en natuurlijk koopverslaving. Psychopathische karaktertrekken zijn in het bankwezen zeer efficiënt, maar voorbij een bepaalde grens worden ze een niet behandelbare afwijking. Hetzelfde geldt voor het manager-zijn-van-jezelf; de overdreven versie heet narcistische persoonlijkheidsstoornis. In al die gevallen is de grens tussen 'geslaagd' en 'gestoord' vrij dun.

Hyperperfectionisme
Aan de andere kant vinden we de 'losers', bij wie angst en depressie het meest op de voorgrond treden. In tegenstelling tot wat de Britse arts en essayist Theodore Dalrymple en de zijnen beweren - dat mensen 'soft' geworden zijn onder invloed van de verzorgingsmaatschappij - is het schuldgevoel bij mislukking zeer groot. In dit tijdperk van de maakbare mens voelt het merendeel van ons zich meer dan ooit verantwoordelijk voor het eigen falen. Het onderzoek van socioloog Piet Bracke bevestigt dit: er zijn veel meer depressies dan vroeger, en de betrokkenen ervaren hun depressie als een persoonlijke mislukking. Het beeld van de grienende, zichzelf beklagende underdog is een uitzondering, niet de regel. De angststoornissen liggen in dezelfde lijn, met als twee toppers faalangst en sociale angst. Begrijp: angst voor de ander, die hetzij een beoordelaar, hetzij een concurrent is en soms zelfs beide tegelijkertijd.

Wat in deze labels zelden aan bod komt, maar wat elke clinicus zal herkennen bij nogal wat mensen in de spreekkamer, is de doorgedreven controledwang, het hyperperfectionisme. Elke hapering, elke onvoorziene gebeurtenis zet nog meer druk op de ketel om de volgende keer toch maar sneller en beter te kunnen reageren. Die combinatie ontbreekt zo goed als nooit bij eetstoornissen, die bovendien een ander merkwaardig kenmerk bezitten - merkwaardig voor de hulpverlener die iedereen wil helpen: de persoon in kwestie houdt de problematiek verborgen. Anderen mogen het niet weten, elke zwakheid kan tegen de mens-als-ondernemer-van-zichzelf gebruikt worden ('Everything you say or do can and will be held against you').

Het pijnlijkste effect vind ik terug op relationeel vlak. De combinatie tussen een doorgedreven competitief individualisme en het vervangen van een vroegere beheersingsethiek door een verplicht en grenzeloos genieten is dodelijk voor duurzame relaties. Eenzaamheid is zonder twijfel de meest frequente 'stoornis' van onze tijd. In combinatie met de verplichting om te genieten mondt dit uit bij wat Mark Fisher heel treffend depressive hedonia noemt, depressief genot.

Disciplinering als behandeling
De woorden die we gebruiken, geven vaak uitdrukking aan een achterliggende ideologie, zodat een verschuiving in onze woordenschat altijd betekenisvol is. Niet zo lang geleden hadden we het over psychologie en psychiatrie, nu hebben we het over gedragswetenschappen. Vroeger hadden mensen psychologische problemen, nu vertonen ze gedragsstoornissen. Vroeger deden we aan diagnostiek, nu doen we aan assessment, ondertussen zelfs al aan vroeg-detectie bij kleuters. Help!

Samengevat luidt de onderliggende redenering van de labeldiagnostiek als volgt: een gedragsmatig kenmerk komt te veel of te weinig voor en is daarom sociaal onaanvaardbaar. Het doel van de behandeling is duidelijk: het 'te veel' moet weggesneden worden, het 'te weinig' aangevuld, opdat de patiënt weer beantwoordt aan de sociale normen. Als een kind weer braaf in de klas zit en de les volgt, is het probleem opgelost.

Vandaag bevindt het psi-bedrijf zich op een hellend vlak, en zijn we erg snel aan het afglijden naar een praktijk waarin psychiatrische diagnoses als vangnetten functioneren ter sociale controle en behandeling neerkomt op disciplinering. Psychiater en psychotherapeut worden aldus de nieuwe morele autoriteiten die in naam van de wetenschap opleggen hoe we ons moeten gedragen. Dat daartegen weinig of geen reactie komt, in tegenstelling tot dertig jaar terug, wijst erop dat velen die disciplinering nodig vinden. Voor zover dit al juist zou zijn, blijft het een open vraag of die disciplinering een taak voor psychotherapeuten is. Die vraag wordt nog belangrijker als we zien dat een dergelijke aanpak in toenemende mate met het gebruik van medicijnen gepaard gaat - 'Zit stil of je krijgt (nog) een pil'. Bovendien moeten we er ons scherp van bewust zijn dat men op deze manier enkel bepaalde gevolgen van het neoliberale beleid bestrijdt, namelijk het verdampen van een klassieke beheersingsethiek in combinatie met een doorgedreven individualisme, zonder aan de oorzaken te raken.

De echte vragen zijn ethisch van aard
Als psychoanalyticus kan ik geen naïeve keuze maken voor het individu en tegen de maatschappij, of omgekeerd: voor de maatschappij en tegen het individu. Dat laatste is typisch voor de huidige gedragswetenschappen, als aflossing van de vroegere bevrijdingspsychologie, die voor het individu koos. De bevrijdingspsychologen van toen vergaten dat het individu die maatschappij met haar normen en waarden heel hard nodig heeft. De huidige disciplineringstherapeuten weigeren in te zien dat het individu en zijn stoornissen het product zijn van die maatschappij.

Dit zijn naïeve keuzes omdat iedere gemeenschap haar vormen van normaliteit definieert en kneedt, waarmee ze in dezelfde beweging haar abnormaliteiten definieert. Het dominante denkkader waarbinnen dat gebeurt, definieert meteen de aansluitende praktijk. Het maakt nogal een verschil of die praktijk binnen een religieus denkkader plaatsgrijpt (wie afwijkt is een te bekeren zondaar, een ketter, een heks), binnen een medisch (wie afwijkt is een te behandelen patiënt) of een economisch (wie afwijkt is een profiteur). Het enige gemeenschappelijke element is de uitsluiting: aan deze kant van de lijn, wij, de normalen, aan de andere kant zij, de abnormalen.

De vraag is bijgevolg niet of een maatschappij ziek- of gezondmakend is. De vraag is veeleer hoe een bepaalde maatschappij haar normaliteit en haar afwijkingen definieert en welke consequenties daaruit voortvloeien. Daarbij is het zeer goed voorstelbaar dat die definiëring een bedenkelijk ethisch niveau heeft, waardoor een maatschappij ingaat tegen haar eigen fundamenten. Een maatschappij dus, die haar eigen sociale verbanden vernietigt.

Dit is vandaag het geval.
http://www.demorgen.be/dm/nl/2461/Opinie/article/detail/1489301/2012/08/22/Winners-zijn-ook-losers-maar-ze-houden-dat-verborgen.dhtml


Filip Buekens

De conservatieve stem in Paul Verhaeghe


OPINIE − 23/08/12, 06u43
"De psychoanalyticus Paul Verhaeghe valt het neoliberalisme aan, maar verdringt zijn neoconservatieve gedachtegoed", schrijft Filip Buekens, docent analytische filosofie aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte (KU Leuven) en de Universiteit van Tilburg.
Psychiatrie is een bij uitstek interdisciplinaire wetenschap, en omdat we allemaal vroeg of laat met depressie, afwijkend gedrag, waanzin of ADHD (bestaat het of bestaat het niet?) geconfronteerd worden, haalt elke discussie en elke nieuwe 'ontdekking' moeiteloos de krant. Zelfbegrip houdt ons mateloos in de ban. Hysterie was ooit dé vrouwengekte bij uitstek, door Freud ooit perfect 'begrepen' en overal 'herkend' maar nu van het toneel verdwenen. In de negentiende eeuw werd ooit drapetomanie uitgevonden: de 'ziekelijke' aandoening van zwarte slaven die hen ertoe aanzette hun gevangenschap te ontvluchten. Het is er volgens Verhaeghe niet beter op geworden. Maar geldt dit voor de hele psychiatrie? Niemand kan na het lezen van Simon Baron-Cohen nog beweren dat autisme zonder meer een labelfenomeen is, of dat schizofrenie ontstaat louter door iemand te classificeren als schizofreen.

Nuancering is niet het sterkste punt in het bevlogen betoog van Paul Verhaeghe ('Winners zijn ook losers', DM 22/8). Zijn betoog is gericht op het neersabelen van de DSM-5(het wereldwijd meest gehanteerde handboek voor psychiatrische diagnostiek, nvdr.), de hegemonie van de gedragswetenschappen, de 'veronderstelde neurobiologische verklaringen' en, uiteraard, Big Pharma.

Laat ik beginnen met een observatie die hem vreugdevol moet stemmen: een recente meta-analyse uit 2008 voor de American Food and Drug Administration liet zien dat flutexine, venlafaxine, nefadone en paroxetine niet door een dubbelblindtest kwamen. Er was geen verschil tussen die pillen en een placebo voor een matige depressie, en slechts minimaal verschil voor ernstige varianten. Het placebo-effect deed perfect zijn werk. Datzelfde effect speelt een minstens even grote rol voor de praatkuren, waarvan zijn eigen lacaniaanse psychoanalyse het perfecte voorbeeld is. Inzicht-placebo's spelen een immense rol in ons leven: 'Nu begrijp ik eindelijk wat er met mij aan de hand is', is de perfecte aanzet tot verzoening met het eigen lot. De werking van onze psyche is inderdaad ondoorgrondelijk.

Trieste prikborden
Verhaeghes kritiek op DSM is sterk overtrokken. Geen enkele goede psycholoog zal het onderscheid tussen symptomen van een fenomeen en de neurologische oorzaken ervan willen verwarren: het voorstellen van 'beschrijvingen als oorzaken' is een fout die Freud wel maakte, maar de goede psycholoog niet. ADHD is, zoals hij terecht zegt, slechts een label, verbonden met stereotypische kenmerken, en het is inderdaad de vraag of die term naar een reëel fenomeen verwijst.

Je kunt veel kritiek hebben op classificatiesystemen, maar Verhaeghe wijst nooit op wat hun voor de hand liggende functie zou moeten zijn: spraakverwarring tussen psychiaters vermijden. De termen als dusdanig creëren nooit de ziekte; het zijn de roekeloze toepassers ervan die schade aanrichten en illusies van inzicht in leed creëren. Verhaeghes kritiek geldt bovendien voor elke taxonomie en dus voor de psychoanalytische labels die hijzelf prefereert. Hij kan toch niet het monopolie van zorgvuldigheid voor zichzelf opeisen? Alle classificatiesystemen en diagnostische apparaten zijn immens kwetsbaar voor misbruik en verkeerd begrip. Denk aan de rol van psychiaters in het wegzetten van dissidenten in de Sovjet-Unie, of de rol van de farmaceutische lobby. De eigenlijke oorzaak is het sciëntistisch vertrouwen in de neurologie en de vaak 'politiek correcte' conclusies van de sociale psychologie. We geloven wat we graag willen horen. Vroeger begreep religie alles, daarna kwamen Freud en Darwin aan de beurt, en nu komen de neurologen aan zet. Het vertrouwen in ons manifest en natuurlijk (maar moeilijk te beschrijven) inschattingsvermogen van wat normaal en abnormaal is, blijkt volledig zoek te zijn, en toch is dat het fundament van elke psychiatrie.

Verhaeghe heeft uiteraard gelijk wanneer hij fulmineert tegen de combinatie van competitief individualisme en de verplichting tot grenzeloos genieten. Jongeren vergelijken hoeveel vrienden ze hebben op Facebook, en als je hun trieste prikborden bekijkt, lijkt hun leven uit een grote aaneenschakeling van feesten, 'wat ik leuk vind'-momenten en schouderklopjes te bestaan. Op Pukkelpop was gratis wifi ter beschikking gesteld, want de thuisblijvers moesten kunnen zien en horen hoe goed het allemaal klonk. Depressief genot, inderdaad. Wat te doen?

Er tekenen zich de jongste tien jaar twee stromingen af die kritiek op het neoliberalisme formuleren en wijzen op de nefaste gevolgen van hyperperfectionisme en individualisme (niet dat dit allemaal dezelfde oorzaak heeft). Er zijn de neoconservatieven zoals Frank Furedi, Roger Scruton en (jawel) Theodore Dalrymple, en, anderzijds, diegenen die het neoliberalisme links voorbij willen steken, waartoe wellicht ook Verhaeghe behoort en waarvan de meest bekende woordvoerder ongetwijfeld de überlacaniaan-hegeliaan Slavoj Zizek is. Ik denk dat Verhaeghe zich in de wat paradoxale situatie bevindt dat hij, wellicht vanuit zijn psychoanalytische achtergrond, meegezogen wordt naar de 'progressieve' hoek, maar (mag ik nu ook even freudiaans spreken?) hij belangrijke overeenkomsten met neoconservatief gedachtegoed verdringt en het daarom karikaturaal voorstelt of gewoon miskent.

Zijn stuk eindigt daarom in een merkwaardige paradox. "De vraag is veeleer", zo schrijft hij, "hoe een bepaalde maatschappij haar normaliteit en haar afwijkingen definieert en welke consequenties daaruit voortvloeien." Dat is juist, maar die conclusie is uiteraard ook op zijn visie van toepassing: ook zijn analyses 'creëren' wat hij als 'normaal' en 'afwijkend' zal opvatten. De conservatieve stem in hem besluit daarentegen terecht dat de huidige ontwikkelingen in de maatschappij 'ingaan tegen haar eigen fundamenten'. In feite gaat het om een ethisch debat over fundamentele keuzes dat dringend gevoerd moet worden. Verhaeghe heeft onvermoede bondgenoten. En jawel, ikzelf kies voor de conservatieve lijn.
 
 
 
De progressieve stem in Filip Buekens.

 
Een psychoanalyticus en een analytisch filosoof in de krant.
Dat vraagt om een, jawel, analyse.
 
De tekst van Filip Buekens is moeilijk te begrijpen, het lijkt wel een tekst van Lacan.
Maar kom, moeilijk gaat ook.
Een analytisch filosoof is geen gewone filosoof.
" Kenmerkend voor analytische filosofie is het streven naar helderheid in verwoording en argumentatie van het ideeëngoed."
Een merkwaardige paradox.
 
"Vanaf het ontstaan van de term in het begin van de 20ste eeuw was het moeilijk om een definitie te geven op basis van gemeenschappelijke filosofische ideeën. Gemakkelijker was het om de term te contrasteren met andere stromingen. In het begin was de analytische filosofie vooral een tegenstander van het Brits idealisme en van "traditionele filosofie" in het algemeen. Later werd het de tegenhanger voor de fenomenologie van Edmund Husserl, het existentialisme van Jean-Paul Sartre en de 'continentale' of postmoderne filosofie van Martin Heidegger en later Jacques Derrida.
Uit Michael E. Rosens bespreking van het contrast tussen analytische en continentale filosofie kunnen we echter een aantal kenmerken distilleren, in een poging om tot een definitie te komen.Volgens Rosen heeft de analytische filosofie volgende eigenschappen:
  • Een sterk vertrouwen in de natuurwetenschappen om de wereld te beschrijven.
  • Het benaderen van filosofische problemen los van de historische oorsprong of historische determinanten als de tijdruimtelijke, taalkundige en culturele context.
  • Interesse in de analyse van het filosofisch probleem van de interpretatie van de wereld, in tegenstelling tot de continentale filosofie, die zich meer richtte op de menselijke conditie.
  • Minder nadruk op metafilosofie, dit is het wetenschappelijk nadenken over de aard en de methode van de filosofie.
Rosen acht deze kenmerken niet expliciet aanwezig bij alle analytische filosofen. Het zijn eerder familieverwantschappen tussen de verschillende stromingen, werken of auteurs binnen de analytische filosofie."
  http://nl.wikipedia.org/wiki/Analytische_filosofie

Een echte analyse gaat natuurlijk wel wat dieper op de feiten in dan wat copy-paste praktijken van de wikipedia.

"Analytisch" is namelijk een merkwaardig begrip, wist u dat?

Analytisch
Een bewering is analytisch als het predicaat (eigenschap) dat aan een begrip wordt gekoppeld reeds inbegrepen is in het begrip zelf en dus geen extra kennis toevoegd. Bijvoorbeeld: een driehoek heeft 3 zijden; het hebben van 3 zijden ligt opgesloten in het begrip driehoek.
http://www.argumentatieblog.nl/2008/08/begrippen.html

Dat lijkt me een gezond uitgangspunt voor onze analyse.
"De neo-conservatieven formuleren kritiek op het neo-liberalisme"
Dat is de analytische bewering van Filip Buekens, analytisch filosoof.
Dus, Paul Verhaeghe luistert naar zijn neo-conservatieve stem in zijn kritiek op het neo-liberalisme.
Perfecte logica. Daar is geen speld tussen te krijgen.
Kijk maar:
"De progressieven formuleren kritiek op het neo-liberalisme".
"Jongeren vergelijken hoeveel vrienden ze hebben op Facebook, en als je hun trieste prikborden bekijkt, lijkt hun leven uit een grote aaneenschakeling van feesten, 'wat ik leuk vind'-momenten en schouderklopjes te bestaan. Op Pukkelpop was gratis wifi ter beschikking gesteld, want de thuisblijvers moesten kunnen zien en horen hoe goed het allemaal klonk. Depressief genot, inderdaad. Wat te doen?"
Dat is de progressieve stem in Filip Buekens.
Zijn stuk eindigt daarom in een merkwaardige paradox.
"En jawel, ikzelf kies voor de conservatieve lijn."

Een analyse is altijd analytisch.
"Dat is logisch", denkt u.
Maar dat is het helemaal niet.
Het hangt er namelijk van af welke definitie u hanteert van het begrip "analytisch".
U begrijpt het in de betekenis van "in delen ontleed".
Als u "analytisch" begrijpt als "Een bewering is analytisch als het predicaat (eigenschap) dat aan een begrip wordt gekoppeld reeds inbegrepen is in het begrip zelf en dus geen extra kennis toevoegd", dan kunnen we stellen dat een analyse per definitie niet kan geanalyseerd worden, het kan niet in delen verdeeld worden. Als de eigenschap van het begrip losgekoppeld wordt, dan verandert het begrip van betekenis.
En lees dan nu nog even volgende paragraaf:
"De vraag is bijgevolg niet of een maatschappij ziek- of gezondmakend is. De vraag is veeleer hoe een bepaalde maatschappij haar normaliteit en haar afwijkingen definieert en welke consequenties daaruit voortvloeien. Daarbij is het zeer goed voorstelbaar dat die definiëring een bedenkelijk ethisch niveau heeft, waardoor een maatschappij ingaat tegen haar eigen fundamenten. Een maatschappij dus, die haar eigen sociale verbanden vernietigt."
Dat is de analytische bewering van Paul Verhaeghe, psychoanalyticus.

Ik lijk Lacan wel. Dat is jammer.
Laat mij maar mijn eigen stijl.

Bo Coolsaet

"Bij een operatieve ingreep om de penis groter te maken is er eigenlijk niet echt sprake van het verlengen van de penis. Er is sprake van het doorsnijden van het ligament aan de wortel van de penis, waardoor de penis wat verder uit de buikplooi naar voren komt. De penis komt verder naar voren, wordt daardoor dus op het oog langer."


 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten