zondag 25 december 2022

Clavius

Het angstzweet brak me uit. Klamme handjes. Blinde paniek.
En alle andere clichés uit dezelfde context.
Ik besefte plots dat ik in de loop van al die jaren nog nooit een kerstessay had geschreven !

KERSTESSAY.

Allemaal goed en wel. Maar waarover?

LOGICA IS LITERAIR.

Goede titel alvast.
Wervend. Uitdagend. Tikkeltje overmoedig misschien, maar toch, dat mag aan de vooravond van een nieuw begin.

Logica is literair.
Geen haar op mijn hoofd dat daaraan twijfelt.
Overigens een mooie gelegenheid om een citaat van Sören Kierkegaard in herinnering te brengen:
"Den Methode at begynde med Tvivl for at komme til Philosophie synes ligesaa hensigtsmæssig som at lade en Soldat ligge krum for at han kan komme til at staae."
"De methode met twijfel te beginnen om tot de filosofie te komen lijkt net zo geschikt als een soldaat krom te laten liggen om hem te laten rechtstaan."
Een weinig geciteerde dagboeknotitie, iedereen is immers voorstander van de twijfel.
Iedereen is voorstander van de twijfel tot er getwijfeld wordt aan het ontwijfelbare.

"If we ought to philosophise, then we ought to philosophise; and if we ought not to philosophise, then we ought to philosophise (i.e. in order to justify this view); in any case, therefore, we ought to philosophise."
Dat is een citaat uit "Protrepticus", een werk van Aristoteles dat slechts fragmentarisch werd bewaard door overname in andere werken.
Een paradox zou je denken, een mooie paradox bovendien.
Een mooie paradox is een paradox die voor zichzelf spreekt.
In tegenstelling tot andere, de drinker paradox bijvoorbeeld.
Kent u die?
"There is someone in the pub such that, if he or she is drinking, then everyone in the pub is drinking."
Je moet al behoorlijk wat gedronken hebben om daar kop of staart aan te krijgen.
Het vreemde is echter dat de uitspraak uit de "Protrepticus" niet gekend is als een paradox maar als een "wet", "Clavius' law" of "consequentia mirabilis".
Men heeft deze uitspraak wiskundig verankerd in de logica.
.

Dat is natuurlijk onzin.
Elke andere uitspraak volgens dit stramien (als het niet koud is, dan is het koud) zal onthaald worden op hoongelach.
Het is een logica waar het particuliere, het uitzonderlijke (één enkele uitspraak) de bovenhand krijgt op het algemene (alle andere uitspraken).
Het is een logica die literair is.

De vraag is of dat toegejuicht moet worden.
Van waar die neiging om alles in een formeel systeem te willen verankeren?

Ik wens u een jaar zonder formelisme.😮
Dat moet lukken 👊
Gelukkig 2023 ! 🎉🎇🎉🎇

vrijdag 16 december 2022

Umberto Eco



Some notes on Umberto Eco's Ur-Fascism


1.
"...
the word fascism became a synecdoche, that is, a word that could be used for different totalitarian movements."
"So we come to my second point. There was only one Nazism. We cannot label Franco’s hyper-Catholic Falangism as Nazism, since Nazism is fundamentally pagan, polytheistic, and anti-Christian. But the fascist game can be played in many forms, and the name of the game does not change. The notion of fascism is not unlike Wittgenstein’s notion of a game. A game can be either competitive or not, it can require some special skill or none, it can or cannot involve money. Games are different activities that display only some “family resemblance,” as Wittgenstein put it." Umberto Eco.

I feel like "Why Wittgenstein?"
If you're in need of some scientific justification, perhaps Wittgenstein is not the best idea.
He is like a boomerang.




"Zum Staunen muß der Mensch – und vielleicht Völker – aufwachen. Die Wissenschaft ist ein Mittel um ihn wieder einzuschläfern."

"
Man – and perhaps nations – must wake up to be amazed. Science is a means of putting him back to sleep."

2.
I feel like the gamekeeper.
The gamekeeper who is walking all day long around the estate with his open rifle in the "elbow carry position". And when you have a closer look at the gun, it becomes obvious that there are no bullets in it.
I feel like the gamekeeper without ammunition.

3.
I feel like Wittgenstein.



"Humor ist keine Stimmung; sondern eine Weltanschauung. Und darum, wenn es richtig ist, zu sagen, im Nazi-Deutschland sei der Humor vertilgt worden, so heißt das nicht so etwas wie, man sei nicht guter Laune gewesen, sondern etwas viel Tieferes & Wichtigeres."  

"Humor is not a mood but a way of looking at the world. So if it is correct to say that humor was stamped out in Nazi Germany, that does not mean that people were not in good spirits, or anything of that sort, but something much deeper and more important."


4.
"
Fascism became an all-purpose term because one can eliminate from a fascist regime one or more features, and it will still be recognizable as fascist." Umberto Eco.

I feel like:

5.
"
But in spite of this fuzziness, I think it is possible to outline a list of features that are typical of what I would like to call Ur-Fascism, or Eternal Fascism." Umberto Eco

I feel like the single man with a cardboard demonstrating in a huge crowd.
The cardboard says:
SAY NO TO CAPITALS.

6.
I feel like Nietzsche in "beyond good and evil" 294

"Jenem Philosophen zum Trotz, der als ächter Engländer dem Lachen bei allen denkenden Köpfen eine üble Nachrede zu schaffen suchte — „das Lachen ist ein arges Gebreste der menschlichen Natur, welches jeder denkende Kopf zu überwinden bestrebt sein wird“ (Hobbes) —, würde ich mir sogar eine Rangordnung der Philosophen erlauben, je nach dem Range ihres Lachens — bis hinauf zu denen, die des goldnen Gelächters fähig sind. Und gesetzt, dass auch Götter philosophiren, wozu mich mancher Schluss schon gedrängt hat —, so zweifle ich nicht, dass sie dabei auch auf eine übermenschliche und neue Weise zu lachen wissen — und auf Unkosten aller ernsten Dinge! Götter sind spottlustig: es scheint, sie können selbst bei heiligen Handlungen das Lachen nicht lassen."

"Despite the philosopher who, as a genuine Englishman, tried to bring laughter into bad repute in all thinking minds—"Laughing is a bad infirmity of human nature, which every thinking mind will strive to overcome" (Hobbes),—I would even allow myself to rank philosophers according to the quality of their laughing—up to those who are capable of golden laughter. And supposing that Gods also philosophize, which I am strongly inclined to believe, owing to many reasons—I have no doubt that they also know how to laugh thereby in an overman-like and new fashion—and at the expense of all serious things! Gods are fond of ridicule: it seems that they cannot refrain from laughter even in holy matters."

7.
From "fascism" to "Eternal Fascism".
I feel like:

8.
The biker is thinking about the essence of his bike.
Wheels, brakes, crank, frame, chain, seat, handle bars ...
I feel like "what's the use of a bike when you are swimming?"

9.
I feel like: "Irrationality? I don't know what that is."

10.
I feel like:  "Remember Jorge De Burgos".

11.
I feel like:
"Beware of being what you despise: a despiser."

12.
I feel like: "what's the family resemblance in all this?"
Think about it.
DEEPER!


zondag 11 december 2022

Phyllis

 
Liesbet De Kock schreef een brief aan Friedrich Nietzsche.
Een mooie brief.

Al moet ik toegeven, ik had hem ei zo na bij het oud papier gegooid na de tweede paragraaf.
"Een notoir vrouwonvriendelijk denker."
Vrouwonvriendelijk, tot daar aan toe. Maar een denker? Dat ging me toch net iets te ver.

Soit, ik wou het hier hebben over dat, om het voorzichtig uit te drukken, vrouwonvriendelijke karakter van Nietzsche.
Is Nietzsche misogyn?
Dat was ooit een prangende vraag die mij wakker hield.
Ik heb destijds zelfs een keer "Voorbij goed en kwaad" herlezen om alle passages met "vrouw" uit te ziften.


Uiteindelijk heb ik er niets mee aangevangen.
Misschien is dat gegeven op zich belangrijker dan wat volgt.

De aanleiding van mijn onderzoek was een uitspraak van Nietzsche die veelvuldig wordt aangehaald om hem als vrouwenhater weg te zetten.
“Are you going to the women? Don’t forget the whip!”
“Du gehst zu Frauen? Vergiß die Peitsche nicht!”
Uit zijn context gerukt lijkt mij dat inderdaad een misogyne uitspraak.
In de context, de uitspraak komt uit zijn werk "Also sprach Zarathustra", begrijp ik er geen jota van.
Een interpretatie die misschien nog niet naar voor is gebracht: Vergeet niet dat de vrouw een zweep bij zich heeft.
Frappant in dit verband is een foto uit het archief van Lou Salomé.



Het is een geënsceneerde foto van Lou Salomé, Paul Rée en Friedrich Nietzsche.
Het is opvallend dat de vrouw de zweep hanteert.
De enscenering zou volgens sommige bronnen gebaseerd zijn op een middeleeuwse houtsnede van Hans Baldung.




Phyllis die het intellect (Aristoteles) aan banden legt.
Dat lijkt mij plausibel, echt iets voor Nietzsche.
En wel omwille van het begin van "Voorbij goed en kwaad".

"Aangenomen dat de waarheid een vrouw is - , wel? is de verdenking dan niet gegrond dat de filosofen, voor zover zij dogmatici waren, geen van allen veel verstand van vrouwen hadden? dat de akelige ernst, de lompe opdringerigheid waarmee zij tot dusverre de waarheid benaderd hebben, onhandige en ongepaste middelen waren om uitgerekend een vrouwspersoon voor zich te winnen?"

"Vrouw" als metafoor voor "de waarheid".
Maar tot vandaag is mijn ambitie om Nietzsche van zijn misogyne karakter te verlossen in mijn schuif blijven liggen.
Enerzijds omdat heel wat uitspraken van Nietzsche over de vrouw niet echt in dat stramien pasten en mij volkomen duister bleven.
Anderzijds omwille van de vraag "Is Nietzsche misogyn"?

 'The first mistake we encounter in a philosophical investigation is . . . always the question itself.' (MS 165, 55)
Ludwig Wittgenstein.

„Humor ist keine Stimmung, sondern eine Weltanschauung.“ (Wittgenstein, MS 137,135a, 1948)


vrijdag 2 december 2022

E & S

De Koffietafel.

 

 

“Koffie mevrouw?”, vroeg ze.

Ze stond er zelf versteld van. Hoe lang was het geleden dat ze aan hem gedacht had? Drie jaar, vier jaar? Dat wil zeggen, ze stond er niet versteld van dat ze aan hem dacht, dat zou eerder verbazingwekkend zijn gelet op de gigantisch grote foto van zijn lachende aangezicht op het tafeltje aan haar rechterzijde, ze was verrast dat het echt al zo lang geleden was dat ze nog aan hem gedacht had.

“Graag”, zei de bejaarde vrouw. Ze schonk het kopje vol en schoof achter haar rug door naar de volgende stoel aan tafel.

“Eikel”, dacht ze toen ze in zijn lachende gelaat keek. Wat was het toch een verschrikkelijke eikel geweest. Ze voelde zijn hand tussen haar benen.

 “Neen”, zei ze vrij luid om zijn geest uit haar geest te verdrijven.
De man keek haar verbaasd aan.
“Sorry”, zei ze terwijl ze een haarlok achter haar oor schoof.
“Koffie meneer?”
Suze stond stevig in het leven. Dat moest wel, ze had twee belhamels groot te brengen. En een echtgenoot. Haar uiterlijk straalde haar levenshouding uit. Ze droeg haar bruinblonde haar in een nonchalante dot, langs alle kanten hingen er wel slierten los. Een paar keer per dag haalde ze het rekkertje uit de dot, schudde haar haren even los om ze dan weer op gelijkaardige wijze vast te binden. En huppakee, ze kon er weer tegenaan. Ze droeg zelden make-up. Op haar pols was een punt getatoeëerd. “Ik wou een punt maken”, antwoordde ze altijd schouderophalend als iemand haar daarnaar vroeg.
Suze werkte nu al vijf jaar in het uitvaartcentrum. Ze droeg een strakke zwarte jeans en een zwart hemd waarvan ze de mouwen twee keer had opgerold zodat haar onderarmen onbedekt waren. In haar ene oor droeg ze twee eenvoudige vrij grote oorringen, in het andere oor twee exemplaren van hetzelfde ontwerp, maar dan kleiner.

 Hij wuifde naar zijn mama die hen met de wagen inhaalde en toeterde toen ze na de korfbalwedstrijd weer naar huis fietsten.
“Voor mijn mama doe ik alles”, zei hij tegen haar zonder dat daar een aanleiding toe was. Behalve dan dat ze voorbijreed.
Hij sprak “mama” uit op zijn Italiaans, zoals in “la mamma”, terwijl er geen druppel Italiaans bloed in zijn aderen zat.
“Mijn mamma is mijn God”, prevelde hij om haar te overtuigen voor zover dat nog nodig was.
Anthony was enig kind, ook voor la mamma was Anthony haar God.

La mamma stond recht van haar stoel en het geroezemoes in de zaal verstomde. Suze en haar collega’s staakten hun activiteiten en bleven eerbiedig staan waar ze stonden.
“Lieve mensen”, nam la mamma het woord, “lieve, lieve mensen.”
La mamma nam haar servet van de tafel en veegde een traan weg.
“Lieve mensen, onze Anthony zou het moeten zien.”
Er was een onbehaaglijke stilte, niemand wist of la mamma het grappig bedoeld had of niet.
Haar arm ging even omhoog als om te zeggen “Ach, wat kunnen we eraan doen?”.
En weer bleef het stil.
“Die rozijnenkoeken, die rozijnenkoeken vond onze Anthony lekker”, zei ze terwijl ze afwezig naar de schaal met koffiekoeken keek.
Stilte.
De man die naast haar zat stond recht en nam haar hand.
“Kom Odette, ga zitten”, zei hij.
Toen hij haar met zijn ogen op haar stoel begeleid had, nam hij zijn glas bier en stak het in de lucht.”
“Op Anthony”, zei hij.
Hij nam een slok.
“Smakelijk mensen”, zei hij, “kom, tast toe.”
Hij ging weer zitten en fluisterde iets in het oor van Odette. Ze glimlachte.

 “Koffie meneer?”
“Neen dank u wel, maar ik zou wel graag een pintje krijgen.”
Suze ging naar de bar.
“Een pintje voor tafel drie Marc, de man met de paarse das.”
Anthony lachte naar haar.

Ze hadden een paar keer gekust. Het was een vreemde ervaring voor haar geweest. Niet het kussen, dat had ze wel eerder gedaan, het kussen met iemand waar ze niets voor voelde. Het had haar verrast toen hij zijn tong de eerste keer in haar mond stak, maar ze had hem laten begaan. Ze had niet geweten dat hij haar aantrekkelijk vond, ze voelde zich gevleid. Maar het was ook niet meer dan dat. Ze wist zelf niet waarom het niet bij die eerste keer was gebleven.
Of bij die tweede keer. Of bij die derde keer. Van haar kant was er niets van passie zoals ze die eerder wel eens gevoeld had. Ze huiverde.

 “Koffie?”
“Neen, voor mij liever thee.”
“Mijn collega aan de tafel hiernaast komt zo bij u langs met de theepot mevrouw.”
Anthony bleef schaapachtig lachen.
Even bleef ze hem aanstaren.
Er kwam een andere vrouw naast haar staan, ze rommelde wat in haar handtas, haalde er een pakje sigaretten uit en stak een sigaret tussen haar vingers zonder ze aan te steken.
“Voor mijn mamma doe ik alles”, zei ze.
Suze verstarde. Ze hoorde hem.

Hij trok zijn broek en T-shirt uit, hij vouwde ze netjes op en legde ze op de stoel naast zijn bed. Daar stond hij dan, in zijn onderbroek met zijn erectie duidelijk zichtbaar en zijn dikke wollen sokken aan. Ze lachte.
“Wat moet dat voorstellen?” zei ze terwijl ze naar zijn sokken wees.
“Echte Noorse wollen sokken”, antwoordde hij.
“Jaja, lach maar”, zei hij terwijl hij naast haar op het bed dook, “ik heb toch maar mooi nooit koude voeten”.
Ze voelde zijn hand tussen haar benen.
“Neen”, zei ze vrij luid.
Hij trok haar broek naar beneden.
“Neen”, riep ze terwijl ze haar broek probeerde op te trekken.
“Zwijg”, schreeuwde hij.
“Koffie?”, probeerde ze.
Hij duwde zijn onderbroek naar omlaag en greep haar beide polsen vast.
Hij kwam klaar voor hij in haar zat.

 “Oh sorry”, zei ze toen ze merkte dat ze gemorst had.
“Koffie mevrouw?”, vroeg ze toen ze weer een stoel was opgeschoven.
“Ik denk niet dat ik nog een tweede wil”, antwoordde de vrouw.
Suze keek haar in de ogen. Het was de vrouw die de griezelig perfecte imitatie van Anthony had gegeven.

 Eva had haar al van bij de aanvang in de gaten gehouden. Net zoals ze de reacties van alle vrouwelijke leeftijdsgenoten had gescand de afgelopen dagen. Ze was er zeker van dat de serveerster Anthony gekend had, dat bleek uit heel haar lichaamstaal telkens Anthony naar haar gelachen had. Ze was er alleen nog niet zeker van of ze Anthony op dezelfde manier had leren kennen als zij. Zij zou zeker niet als eerste de blik afwenden, maar blijkbaar had ze een waardige tegenstrever.
“Alles oké?”, vroeg haar vader naast haar.
Hij voelde haar onrust.
“Koffie meneer”, vroeg Suze aan de man die het welkomstwoord van la mamma had overgenomen.
Luc rook haar parfum toen ze haar arm met de koffiekan tussen hem en zijn dochter schoof. Het was onmiskenbaar dezelfde geur als deze die Eva ooit gebruikt had. Al zijn andere zintuigen waren matig of slecht ontwikkeld, maar zijn reukorgaan was fenomenaal. Herinneringen, plaatsen, mensen, voor Luc was alles met een specifieke geur verbonden.
Aanvankelijk had hij helemaal geen betekenis gegeven aan dit parfum, maar hij wist precies wanneer zijn neusvleugels deze geur voor het eerst en voor het laatst hadden opgevangen.

 Zijn stiefdochter en zijn petekind hadden in hun puberteit geen uitzonderlijke band gehad, het waren neef en nicht die mekaar op familiebijeenkomsten ontmoetten, maar daar was het bij gebleven. Dat veranderde toen beide na de humaniora besloten om rechten te gaan studeren en ze een studentenleven deelden. Tot de fuif bij het afstuderen. Aanvankelijk was het hem niet opgevallen, maar na verloop van tijd was het duidelijk dat zijn stiefdochter geen contact meer wilde met Anthony. Ze had hem in al die jaren geen enkele keer meer ontmoet. Noch Eva, noch Anthony had daar ooit een verklaring voor gegeven. Samen met zijn ongeruste zus had hij gereconstrueerd wanneer hun kinderen elkaar voor het laatst hadden ontmoet, op de fuif bij het afstuderen. De dag dat de ravissante verschijning van zijn dochter hem meer dan ooit tevoren duidelijk had gemaakt dat zijn meisje een vrouw was geworden. Als hij al ooit de naam van het parfum had geweten, dan had hij die in nog geen honderd jaar kunnen onthouden. Maar liet hem honderd parfums ruiken, en hij haalde deze er zonder aarzeling tussenuit.
Hij had haar ernaar gevraagd.

 Ze had haar vader, haar stiefvader, maar wat voor anderen haar stiefvader was, was voor haar haar vader, er nooit iets over verteld.
Angstig legde ze haar handen over haar oren. Of beeldde ze zich dat alleen maar in? Niets kon de stemmen in haar hoofd het zwijgen opleggen. Hoe oud was ze geweest? Twaalf, dertien? Luide stemmen.
“Nee Mia, nee”, riep haar stiefvader beslist.
“Nee Luc, blijft hier Luc. Luc, LUC”, schreeuwde haar moeder.
Voor Eva klonk het allemaal precies zoals jaren geleden, toen haar biologische vader haar verlaten had.
Ze duwde haar handen harder tegen haar oren. Of fantaseerde ze dat? Ze hoorde toch duidelijk de deur met een harde klap dichtgegooid worden?
En nu opnieuw, nu haar echte vader die haar verliet.
Ze huilde zich in slaap, een hazenslaapje. Ze werd weer wakker toen er gebeld werd. Stilletjes glipte ze uit haar bed en spioneerde boven aan de trap. Haar vader – haar vader was terug thuisgekomen! – kwam de deur open maken. Er stonden twee politieagenten op de stoep. Ze kon niet horen wat die zeiden.
“IK? Ik moet meekomen?”, ging de stem van haar vader met een paar decibels de hoogte in.
De agenten probeerden hem te bedaren.
“En hij dan, hij moet godverdomme met zijn vuile poten van mijn vrouw blijven.”
Haar moeder was op het rumoer afgekomen.
“Ja, ik heb hem een lap gegeven. En dan?”, vroeg haar vader uitdagend aan de politieagenten.
“Kalm Luc”, zei haar moeder terwijl ze haar hand op zijn schouder legde, “het komt allemaal wel goed Luc, het is voorbij nu”.
“Hij gaat zijn jas halen en dan komt hij wel mee meneer”, zei ze aan de agenten.
Toen haar moeder de deur achter haar vader had gesloten had ze haar opgemerkt en kwam ze de trap op.
“Maar lieverd toch, ik dacht dat jij lekker aan het slapen was. Heb jij dat allemaal gehoord?”, vroeg haar moeder.
Ze wachtte niet op bevestiging, ze ging op de bovenste traptrede zitten en nam haar op de schoot.
“Luister eens goed wat mama je gaat vertellen schat. Als twee mensen mekaar heel aardig vinden, dan kussen ze en knuffelen ze mekaar”, zei haar moeder, “maar soms vind je het ook niet leuk om geknuffeld te worden. En sommige mensen willen dan helemaal niet stoppen, ook al zeg je dat je het niet leuk vindt. Vandaag was er iemand bij mama op het werk die het toch maar bleef proberen. En toen ik het papa verteld had is hij heel boos geworden op die meneer en heeft hij die meneer pijn gedaan. Het komt allemaal wel goed Evaatje, straks is papa weer thuis en mama zal er wel voor zorgen dat hij nooit meer naar de politie moet, dat beloof ik.”, suste ze haar.
Ze had het haar vader nooit verteld. Haar moeder was er niet meer om hem te bedaren.

 “Koffie mevrouw?”, vroeg Suze aan la mamma.
De bedroefde vrouw bleef afwezig op haar gsm kijken.
Hij lag nog altijd boven op haar. De greep rond haar polsen was iets losser geworden.
Ze snikte hulpeloos.
“Laat me alstublieft los. Alstublieft”, smeekte ze.
Zijn handen draaiden weer dicht als een bankschroef.
Ze slaakte een gil.
“Ik zal er tegen niemand iets over zeggen, tegen niemand”, fluisterde ze in zijn oor, “dit is nooit gebeurd.”
En toen rolde hij van haar af.
Ze vluchtte zijn huis uit.

 In de sanitaire ruimte plensde ze water op haar gezicht.
Toen ze in de spiegel keek zag ze achter haar de vrouw die voortdurend oogcontact met haar had gezocht. Ze rookte een sigaret. Ze was elegant gekleed in een zwarte jurk. “Duur”, dacht Suze. Ze was niet overdreven gemaquilleerd, maar het was duidelijk dat deze vrouw ervan hield om zich op te maken. Haar blik bleef rusten op de open schoenen met hakken en de zwartgelakte teennagels.
Het kwam eruit voor ze er erg in had.
“Nooit koude voeten?”, vroeg ze aan de spiegel.

Eva opende moeizaam haar ogen.
Ze zag twee behaarde onderbenen in rode wollen sokken.
Een blinde paniek maakte zich van haar meester. Waar was ze? Wat was er gebeurt? Ze probeerde zich op te richten, maar haar lichaam wilde nog niet echt mee. Ze lag zijdelings op een bed, naakt. In een flits besefte ze het. Die klootzak had iets in haar laatste drankje gemengd. Hij had net iets te hard aangedrongen op die “one for the road”.
“Hey schat, eindelijk wakker?”, vroeg hij.
Haar kleren lagen netjes opgevouwen op de stoel naast het bed. Daar had ze alvast zekerheid over, dat was niet haar werk. Ze durfde hem niet aan te kijken, ze bleef staren naar de behaarde onderbenen in de rode wollen sokken. Beschaamd begon ze zich aan te kleden. Fuck, ze wist niets, helemaal niets. Was ze verkracht? Ze voelde niets, helemaal niets. Had hij haar gewassen of was er niets gebeurd? Ze zag niets, helemaal niets. Ze wilde niet dat hij haar gadesloeg terwijl ze haar beha aandeed. Ze kokhalsde.

 Ze huilde stilletjes in de haren van Suze.
“Ik moet wel zeggen, zijn dood maakt het er niet gemakkelijker op om te doen alsof hij er niet is.”, zei de serveerster terwijl ze haar hoofd streelde.
Eva begon te lachen.
Oh, wat had ze deze vrouw onmiddellijk in haar hart gesloten, wat had ze deze vrouw de afgelopen jaren gemist.
“Ach”, antwoordde ze, “er zijn ook voordelen. Zo zal mijn vader blij zijn als hij zo dadelijk merkt dat ik een potje heb zitten huilen. Eindelijk is ze begonnen met het verlies te verwerken, zal hij denken.”
Ook Suze begon te lachen.
“Ik ben Suze”, zei ze terwijl ze haar hand uitstak.
“Eva, aangename kennismaking”, antwoordde ze.
En weer lachten ze gelijktijdig om de “aangename” kennismaking.
“Mag ik je een koffie aanbieden?”, vroeg Eva.

“Heb je veel last gehad achteraf?”, vroeg Eva toen ze mekaar hun verhaal verteld hadden, “ik bedoel, heeft het een blijvende invloed op je leven gehad?”
“Mmm, neen”, zei Suze toen ze even had nagedacht, “al moet ik wel toegeven dat ik de eerstvolgende keer “neen” heb gezegd alhoewel ik toen zelf zin had in seks. Het was toen toch een beetje bang afwachten wat zijn reactie zou zijn.”
“En?”, vroeg Eva.
“Ok, no big deal, we hebben nog tachtig jaar de tijd heeft hij geantwoord”, zei Suze.
“Oh, hoe romantisch”
“Mmm”, zei Suze, “dat was Yannick, later ben ik getrouwd met Tom.”
“Jij?”, vroeg ze na een slok koffie.
“Als het feit dat ik lang heb nagedacht heb over die vraag mee in rekening gebracht moet worden zou ik ja moeten antwoorden”, zei Eva, “maar voor de rest zou ik gewoon ‘nee’ zeggen.”
“Ik ben trouwens advocate”, zei ze glimlachend.
Het gesprek viel stil.
Eva vond het een aangename stilte, een behaaglijke stilte. Bij mensen waar ze zich niet op haar gemak voelde ging haar brein vrijwel onmiddellijk koortsachtig op zoek naar een nieuw gespreksonderwerp.
Plots legde ze haar hand op de arm van Suze.
“Misschien zijn er nog andere vrouwen”, zei ze.
“Niet misschien, waarschijnlijk”, antwoordde Suze.
“Fuck”, zei Eva.
“We kunnen een advertentie in de krant plaatsen, bij de zoekertjes”, suggereerde Suze, “een jaarlijkse reünie organiseren op deze dag, dresscode wollen sokken.”
Eva lachte.
“Maar wie leest er nu nog de zoekertjes in de krant?”, vroeg Suze.
“Ik heb een beter idee”, zei Eva.
Ze haalde haar gsm uit haar handtas.
“In memoriam”, zei Eva.
“De website! Natuurlijk”, zei Suze, “dat ik daar zelf niet aan gedacht heb, ik werk hier nota bene!”
Suze ging naast Eva zitten zodat ze op het scherm kon volgen.
Eva tikte “in memoriam” in op de google balk. Het eerste zoekresultaat was in memoriam.be. Een enkele klik en ze waren waar ze moesten zijn. Gelukkig was la mamma mee met haar tijd. Ze had het zelfs op de rouwbrief laten zetten: “online condoleren kan via in memoriam.be”. Eva tikte “Anthony Schellekens” in op de zoekbalk en drukte op enter. En Anthony lachte hen toe van op zijn rouwbrief. Je kon condoleren, een bloem plaatsen of een kaarsje branden.
Ze lazen de geposte berichten.
“Voor altijd in onze gedachten”, las Suze lachend.
Eva drukte op het pijltje om een volgende reeks berichten te kunnen lezen.
“Hield altijd rekening met de mening van de anderen”, declameerde Eva plechtig.
Suze nam de telefoon van Eva, tikte een bericht en liet het Eva lezen.
“In warme herinnering aan Anthony, nooit meer koude voeten!”
“Top”, zei Eva, “welke naam zullen we gebruiken?”
“Ro Hypnol?”, vroeg Suze.
“Nee joh”, antwoordde Eva, “het is wel de bedoeling dat het bericht niet verwijderd wordt hé”.
“Doe maar onze initialen”, zei Suze, “dat wordt nog gedaan”.
“E & S”, tikte Eva bij de afzender en ze klikte op bevestigen.
Het bericht stond onmiddellijk bovenaan.

Eva’s vader genoot van zijn dochter. Hij observeerde aandachtig hoe ze intensief luisterde en enthousiast gesticulerend praatte met de serveerster.
“Wat denk jij nu toch dat er tussen Anthony en Eva is misgelopen”, vroeg hij aan zijn zus.
La mamma ontwaakte even uit haar lethargie en volgde met dezelfde warmte haar nicht.
“Koester haar Luc”, zei ze.
“Nee, serieus, wat denk jij?”, vroeg hij.
“Het maakt niet uit wat ik denk Luc. Maar we weten allebei dat er iets ernstigs is misgegaan en we weten allebei dat Anthony altijd mijn zoon zal zijn en dat Eva altijd jouw dochter zal zijn.”
Ze legde haar hand op zijn arm.
“Koester haar Luc”, zei ze.

  “Nooit getrouwd nee”, zei Eva, “wel een lange relatie achter de rug.”
“Ik weet niet waarom het misgelopen is, ik weet het echt niet. Het boeide me niet meer, maar dat is eigenlijk gewoon “om een of andere reden is het misgelopen” in andere woorden. Want waarom boeide het me niet meer? Ik weet alleen dat ik geen zin meer had om daar nog over na te denken, het feit alleen dat ik daarover nadacht maakte al dat het voorbij was, snap je?”
Ze zag het allemaal gebeuren, alsof ze een soort voorgevoel had van wat er te gebeuren stond. Ze had haar vader in het vizier. Odette toonde hem haar telefoon. Toen hij gelezen had wat er op het scherm stond, liep hij helemaal rood aan. Hij stond bruusk recht, greep zijn stoel vast en gooide die met al zijn kracht tegen de muur achter hem. Een van de poten versplinterde. Woedend liep hij de zaal uit.
Eva nam haar telefoon en logde opnieuw in op “in memoriam”.
“Ik heb hem vermoord.” had Roodsokje gepost.
Zonder iets te zeggen liet ze het bericht aan Suze lezen.

“Dat kan toch niet”, was de eerste reactie van Suze, “ik bedoel, het zou best kunnen dat hij vermoord is, maar dan zouden jullie dat toch weten. Hoe is hij gestorven?”
“Ze hebben hem gevonden in het park toen hij aan het joggen was. Enfin, hij was niet meer aan het joggen uiteraard, hij lag dood op de grond in joggingpak. Hartaanval hebben ze ons gezegd.”
“Doodsoorzaak bepalen”, tikte Suze in op de google balk en ze klikte op een link naar “lijkschouw”. Enkele pagina’s later was ze niet veel wijzer geworden.
“Blijkbaar is het toch allemaal niet zo evident. Het overlijden moet vastgesteld worden door een arts, maar als er geen vermoeden is van kwaad opzet is, dan is de zaak daarmee blijkbaar afgehandeld”, zei ze terwijl ze verder las.

Eva en haar vader zaten in hun eigen gedachten verzonken aan de keukentafel. Er was een eind gekomen aan het lijden van haar mama. Bijna een volledig jaar hadden ze haar langzame aftakeling onder ogen moeten zien. Eva snikte. Ze probeerde zich haar blije moeder van een jaar geleden voor de geest te halen maar het lukte haar niet, of toch niet lang. De beelden van de huilende moeder, van de uitgemergelde moeder, van de hulpeloze moeder waren alom overheersend. Ze wilde ze weg. Weg, weg, weg. Ze wilde de omhelzende moeder terug.
Er werd gebeld.
“Goedemorgen, oh, ik vind zo erg voor oe”, zei de vrouw toen ze Eva een hand gaf. Ze had een zwaar Oost Europees accent.
“Ik ben de dokter van wacht”, zei ze met tranen in haar ogen.
“Oh meneer, ik vind zo erg”, sprak ze haar vader aan toen ze in de keuken stond.
Als het overlijden van haar moeder haar onwezenlijk had geleken, dan ging deze ontmoeting daar zeker geen wijziging in aanbrengen. Eva was blij toen ze zag dat haar moeder op de achtergrond moeite deed om niet te beginnen met lachen. Ze was terug!
“Wij moeten papier invoellen”, zei ze toen ze ostentatief haar zwarte tas op de keukentafel zette.
“Oe vrouw was ziek?”, vroeg ze.
“Kanker, darmkanker”, antwoordde haar vader.
“Oh, ik vind zo erg”, zei de dokter van wacht toen ze een aantekening maakte.
“Spijtig, maar ik moet weer verder”, zei ze nadat ze haar papieren weer in haar zwarte tas had gestopt en opgestaan was.
“Ik vind zo erg”, zei ze terwijl ze even naar het dode lichaam in het sterfbed keek.
Ze maakte een kruisteken en verdween in de donkere ochtend, ze had de overledene niet een keer aangeraakt.

“Weet je in hoeveel gevallen er een autopsie wordt uitgevoerd?”, vroeg Suze.
“In België wordt slechts op één procent van de overledenen een autopsie uitgevoerd, tegenover vier procent in Frankrijk en acht procent in Duitsland”, las Suze voor, “dat is toch wel erg weinig vind je niet?”
Eva reikte haar hand om de telefoon over te nemen.
Ze surfte naar in memoriam.
“Shit”, zei ze.
“Hij liep in het park. Ik had een taser. Twee minuscule puntjes in zijn lijf en hij lag daar net zo hulpeloos als ik destijds. En dan een klein prikje tussen pink en ringvinger”, had Roodsokje toegevoegd.

Haar vader beende met grote passen naar hun tafeltje. Hij veinsde terug rustig te zijn maar slaagde daar niet goed in.
“Ik wil weten wat er tussen jullie gebeurd is”, zei hij met trillende stem.
Eva besefte dat de vulkaan elk ogenblik weer lava zou kunnen spuwen.
“Jij mag dat willen papa, jij mag dat willen”, zei ze rustig.
Het was een van de meest kenmerkende uitspraken van haar moeder geweest, ook een van de meest ontmijnende uitspraken die ze ooit gehoord had. De nauwelijks verholen weigering om te geven wat er gevraagd werd gepresenteerd als de verzoenende bevestiging dat het gevraagde heel terecht was. Meestal had haar moeder er nog een liefdevolle knuffel aan toegevoegd ook.
Haar antwoord had het gewenste resultaat op de gemoedstoestand van haar vader. Hij kalmeerde als was hij gehypnotiseerd en slaapwandelde weer naar buiten.

“Niet denken Suze, niet doen”, zei Eva.
“Wat bedoel je?”
“Jij denkt “wat als ik het jaren geleden had verteld?’. Ja toch?”
“Eigenlijk vroeg ik me af of mijn gebraad nog voldoende ontdooid zou geraken tegen vanavond als ik het straks uit de diepvries haal”, antwoordde Suze, “ik ben dat vanmorgen vergeten.”
Eva lachte.
“Ja, stom hé”, zei Suze. Waarop Eva nog harder begon te lachen.
“Jij?”, vroeg Suze, “wat als jij het jaren geleden had verteld?”
“Neen”, antwoordde Eva, “nu denk ik daar ook niet meer aan, maar ik heb er destijds toch wat meer en langer over nagedacht dan jij heb ik de indruk. Steekt het je niet als je naar aanleiding van een seksueel delict hoort hoe belangrijk het is van aangifte te doen, alsof je zelf verantwoordelijk zou zijn voor de volgende misdrijven.”
“God nee, zo heb ik het nog nooit, maar dan ook echt nog nooit bekeken”, antwoordde Suze oprecht verbaasd.
“Moet ik me dan een beetje schuldig voelen?”, vroeg ze een beetje uitdagend.
“Nee, nee, natuurlijk niet”, zei Eva haastig.
“Ik hoef mij niet schuldig te voelen omdat ik slachtoffer ben, dat is doorgaans de houding van de mensen, maar weet je hoe bevrijdend het is om je niet schuldig te voelen omdat je geen slachtoffer bent?”, zei Suze terwijl ze een sliert haar achter haar oor streek.

 Ze stond naast haar moeder in de kerk. Aan haar andere zijde stond de vrouw van de burgemeester die op haar beurt naast haar echtgenoot stond. Haar moeder had zich net zoals de vrouw van de burgemeester geëngageerd om catechese te geven. Haar moeder hield zich over het algemeen eerder afzijdig van sociale activiteiten, maar ze was toch gezwicht voor de nieuwe jeugdige en charismatische pastoor van de parochie. Die had juist verkondigd dat de wekelijkse omhaling bestemd zou zijn voor de minderbedeelden en hij had zijn parochianen opgeroepen zich van hun vrijgevigste kant te laten zien. Ze zag hoe haar moeder discreet een briefje van honderd uit haar handtas haalde. Ze vouwde het dubbel, en dan nog eens. Ze bleef het dubbel vouwen tot het biljet nog ongeveer de grootte van een muntstuk had. Toen de schaal langs de burgemeester kwam gooide hij er met veel misbaar een handvol muntstukken in. De hoeveelheid muntstukken in de schaal was in een klap verdubbeld. Inmiddels had haar moeder ook een muntstuk uit haar beursje gehaald en toen het haar beurt was legde ze het muntstuk voorzichtig in het schaaltje. Het briefje had ze onder het muntstuk gemoffeld en was voor niemand zichtbaar.
“Waarom deed je dat?”, fluisterde Eva in het oor van haar moeder.
Haar moeder streek een slier haar achter haar oor.
“Niemand wil de weg van het kwade nemen”, fezelde haar moeder, “maar men verliest doorgaans uit het oog dat de weg van het goede eigenlijk alleen maar dezelfde weg is in de andere richting.”

“Weet je Eva, al die bespiegelingen zijn niet echt aan mij besteed. Ik vind je gewoon aangenaam gezelschap. Dat we toevallig door dezelfde eikel belaagd zijn was misschien de aanleiding van ons gesprek, maar dat we hier al bijna een uur aan hetzelfde tafeltje zitten heeft absoluut niks meer met hem te maken.”

Suze begon zich op te winden.

“Het is helemaal niet zo dat jij en ik en Roodsokje en wie weet wie nog meer met elkaar verbonden zouden zijn omwille van hem of omwille van wat hij gedaan heeft Eva, dat het iets is wat ons zou bepalen.”
“Sorry”, zei Eva.
“Goed. En daarmee is de kous af”, zei Suze zonder te verpinken.
“Ik denk het niet”, zuchtte Eva.
Suze keek haar vragend aan.
“Ik denk niet dat je gebraad op tijd ontdooid zal geraken.”

 Eva liet aan Suze lezen wat er op het scherm stond. Er was een nieuw bericht van Roodsokje.
“Ik heb hem vermoord in mijn gedachten. Ik dacht dat het voldoende zou zijn, maar dat is het niet. Hij geraakt niet meer uit mijn hoofd.”
Suze tikte een antwoord en gaf de telefoon weer aan Eva.
Eva las het duwde op enter.

 E en S:
“Zullen we samen een koffie gaan drinken?”