woensdag 27 december 2017

Gert


De eindejaarsvraagjes in Humo.
De trend die elk jaar terugkeert: de wereld verhardt, te weinig empathie, geen respect meer ....

Gert staat in het onderwijs en is klastitularis.
Hij heeft nogal een balorige klas dit jaar en al vrij snel maakten collega's hun beklag.
Hij kaartte het probleem aan.
"Wie van jullie vindt dat er een probleem is in deze klas?", vroeg hij de bende pubers.
Vrijwel alle vingers gingen de lucht in.
Op zich is het natuurlijk positief dat nagenoeg de ganse groep de situatie als problematisch ervaart.
"Wie van jullie vindt dat hij zelf mee verantwoordelijk is voor het probleem?"
Aanvankelijk ging er geen enkele vinger de lucht in, maar na enig aandringen - "allé mannen zeg" - was er toch een tweetal dat bereid was een deel van de verantwoordelijkheid voor zich te nemen.
"Wie van jullie vindt dat er bij de vorige vraag te weinig mensen hun hand hebben opgestoken?"
Gelukkig is er nog unanimiteit in deze maatschappij te vinden.
Zijn we niet een beetje in onze puberteit blijven hangen?


(Beste geschreven - en gelezen - dit jaar : http://vijfvoortwaalf.blogspot.be/2017/05/the-keynote-speaker.html )



dinsdag 26 december 2017

De zittenblijver



Ongetwijfeld is er een groot verschil tussen de academische wereld en de politieke wereld.
Interview van Joël De Ceulaer met Carl Devos.
Volgens die laatste moet Theo Francken opstappen omdat hij gelogen heeft.




"Liegen".

Moeten we ernstig discussiëren over het voorstel van Bogaert?
"Nee. Daarvoor is het te extreem."
...

"Je moet mensen uitleggen waarom het geen goed voorstel is. Wijs het af, maar voer het debat ..."

Ongetwijfeld is er een groot verschil tussen "ernstig discussiëren" en "het debat voeren".
Indien dat niet zo is zou men kunnen zeggen dat Carl Devos van gedacht veranderd is.
Men zou echter ook kunnen zeggen dat Carl Devos in één van beide gevallen gelogen heeft.
Of men zou kunnen zeggen dat Carl Devos de materie niet volledig onder de knie heeft.

In de politieke wereld moet men in dat geval opstappen.
In de academische wereld zittenblijven.

maandag 25 december 2017

Johan Bonny

https://www.kerknet.be/bisdom-antwerpen/artikel/bij-de-kribbe-stopt-de-woordenkramerij-van-deze-wereld

Bij de kribbe stopt de woordenkramerij van deze wereld

Bisdom Antwerpen
​Lezingen van kerstdag: Jes. 52, 7-10 / Hebr. 1, 1-6 / Joh. 1, 1-18

Goede vrienden,
De adventskrans heeft plaats gemaakt voor de kerststal. Vannacht hebben we het kind Jezus neergelegd in de kribbe, bij Jozef en Maria.  We hebben juist het Gloria gezongen: 'Eer aan God in den hoge, en vrede op aarde aan de mensen die Hij liefheeft'.  Met deze woorden vulden de engelen de stilte van de kerstnacht. Ik mag u allen een zalig en gelukkig kerstfeest wensen!
Waarvoor zijn we hier? Om Gods lof te zingen en om elkaar vrede te wensen, de vrede van Kerstmis, de vrede van de Heer.
Vannacht hebben we het kerstverhaal uit het Evangelie van Lucas gehoord. Vanmorgen komt het Evangelie uit de proloog van Johannes. Het is geen vertelling, maar een meditatie. Johannes vertelt niet over Kerstmis, maar denkt erover na. Het verhaal van Kerstmis hebben we al vaak beluisterd. We kennen het bijna vanbuiten. Maar wat is de diepere betekenis van het kerstverhaal? Die vraag houdt ons bezig. Midden de proloog van Johannes staat deze indrukwekkende zin: 'Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond'.
Het Woord van God is 'vlees' geworden! Het is een bijzonder sterke uitdrukking.
Hoe kan zo iets verhevens als het Woord een vleselijk lichaam aannemen? Wat kan het Woord erbij winnen om nog 'vlees' te worden? Is dat geen aftocht voor het Woord of een degradatie? Toch zijn er aanknopingspunten. Als twee ouders zoveel van elkaar houden dat uit hun liefde een kindje wordt geboren, kun je ook zeggen dat hun liefde de gestalte van een nieuwe mens aanneemt. Hun liefde krijgt letterlijk nieuwe handen en nieuwe voeten, het krijgt een nieuw lichaam in hun kindje. Hun liefde woont niet langer in onderlinge gevoelens en verlangens alleen, ze woont voortaan ook in een nieuwe mens 'van vlees en bloed', in hun nieuwe kindje.  Zo iets gebeurt op Kerstmis: Gods Woord woont niet langer in Gods hart en in Gods taal alleen, het woont voortaan ook in een nieuwe mens 'van vlees en bloed', in het nieuwe kind van Bethlehem.
Wat is het drama van onze wereld, eeuw na eeuw? Dat de meeste van onze woorden nooit vlees en bloed worden, nooit een lichaam krijgen. Integendeel, je zou bijna het omgekeerde kunnen zeggen: dat zovele lichamen steeds weer in woorden verdwijnen.
Het is bijna de rode draad van onze geschiedenis: dat lichamen weer verdampen tot woorden.
Kan ik dat concreet maken? Ja. Hoeveel internationale instellingen organiseren geen peperdure congressen zonder dat het oorlogsgeweld vermindert? Hoeveel overheden subsidiëren geen academische rapporten over sociale vraagstukken, terwijl de tegenstelling tussen arm en rijk blijft groeien, ook bij ons? Hoeveel kranten, tijdschriften, persberichten en internetsites vullen niet dagelijks het nieuws, zonder dat iemand in beweging komt? Hoeveel akkoorden worden niet gesloten in de politiek, hoeveel beloften worden niet gemaakt, die nooit de proef op de som zullen doorstaan? Veel woorden zijn als luchtkastelen: ze scheppen fantastische vooruitzichten, maar raken de werkelijkheid niet. Ze blijven hangen in de lucht. Wie betaalt daarvoor de prijs? Wie anders dan zovele mensen van vlees en bloed. Gewone mensen die wachten op daden. Terecht vrezen zij dat ook hun leven en hun hoop zullen verdwijnen in de woordenkramerij van deze wereld.
Goede vrienden, vandaag kijken we naar de kerststal en zeggen we met de evangelist Johannes: hier gebeurt iets anders!  Hier keert God de logica van de wereld om. Hier verdampt geen mens van vlees en bloed tot woorden, maar verenigt het Woord zich met een mens. In de kribbe ligt geen boek, geen redevoering, geen krantenartikel, geen partijprogramma, geen interview, zelfs geen catechismus, maar een kind, een kleine mens van vlees en bloed.
Bij de kribbe stopt de woordenkramerij van deze wereld.
Hier begint de menswording van het Woord, de proef op de som, de overgang van 'verbale afstand' naar 'lijfelijke nabijheid'. Waarom waren de herders op Kerstmis zo blij? Waarom verlangen eenvoudige mensen van alle tijden zo naar Kerstmis? Omdat ze al veel te lang doorhebben hoe lege woorden klinken, ook over God, en omdat ze eindelijk iets nieuws willen zien, iets echts, in een mens van vlees en bloed. Het kind van Kerstmis zegt niets en moet zelfs niets zeggen.  Het moet er vooral zijn, tastbaar en voelbaar, in een warm lichaam, met echte ogen en oren, met echte handen en voeten.
'Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond'. Daarover gaat het kerstfeest.
Kunnen we daarmee iets aanvangen? Ongetwijfeld. Is het alleen aan onze woorden te horen dat wij christen zijn, of is het ook te voelen aan onze lijfelijke aanwezigheid?  Dat God zelfs de rauwe echtheid van ons bestaan van zijn Woord kan vervullen: dat is de Blijde Boodschap van vandaag.
Graag wens ik u een zalig en een gelukkig kerstfeest.
Gepubliceerd op maandag 25 december 2017 - 16:37

Als de woordenkramerij van deze wereld bij de kribbe stopt, dan is de vraag of de bisschop tot bij de kribbe geraakt is.

Het Woord is vlees geworden!
Zalig kerstfeest.

woensdag 20 december 2017

Leon Heuts

Voorwoord: Echte verandering

Leon Heuts
Hoofdredacteur Filosofie Magazine

Volgens Niccolò Machiavelli vormen goede bedoelingen en politiek handelen vaak een slecht huwelijk. U moet daarbij weten dat voor Machiavelli politiek de kunst van de bestendigheid is. De boel bij elkaar houden is belangrijker dan moreel gelijk krijgen.

Het lijkt een zwaktebod, maar dat is het niet. Alleen vanuit bestendiging, luidt een belangrijk machiavellistisch inzicht, zijn echte veranderingen mogelijk. Moralisten eisen vaak met veel drama veranderingen, maar het politieke handwerk van geduld, verbinding zoeken en soms concessies doen, achten ze in strijd met hun idealen.

Het gevolg is dat wat ze willen bereiken geen stap dichterbij komt. En misschien is dat ook precies wat ze willen, en schuilt achter alle goede bedoelingen juist angst om echt te veranderen.

Dat is ook een groot gevaar van de #metoo-beweging. Die is terecht begonnen met veel morele verontwaardiging, maar diezelfde boosheid kan echte verandering in de weg staan. Zo oogt het heel daadkrachtig om enkele beroemde mannen als viespeuken te ontmaskeren en uit te stoten. En laten we eerlijk zijn: they had it coming. Maar worden ze niet geofferd opdat alles bij het oude kan blijven? Het probleem van mannelijk seksisme zit natuurlijk veel dieper, en is veel meer alledaags.

Hetzelfde geldt voor de emotionele steun op social media, opvallend vaak van mannen. Veel morele woede, maar die vervliegt alweer snel.
                                           
Verandering – het woord zegt het al gaat over een plek geven aan het andere. Dat andere dient zich dringend aan: een einde aan de vanzelfsprekende witte patriarchale orde, ruimte voor zowel diversiteit als echte gelijkheid. De vraag is hoe we die nieuwe orde gaan bestendigen. Er worden politiek handwerk, oprechte betrokkenheid en introspectie gevraagd – vooral ook van witte mannen.

https://www.filosofie.nl/nl/artikel/48516/voorwoord-echte-verandering.html


Jammer.
Echt jammer.
We zullen eens van trui veranderen.
Door hem te bestendigen uiteraard.




zaterdag 16 december 2017

Bart Sturtewagen

Het doosje bestaat niet

is hoofdcommentator van deze krant.  In 'Boeiende tijden' reflecteert hij over de actualiteit van de voorbije week.

Wat zou het toch fijn zijn als de waarheid iets was dat iemand op een briefje heeft geschreven, waarna hij het briefje in een doosje heeft gestopt en dat doosje in de grond heeft verborgen. Het zou dan volstaan op de juiste plaats te graven, het doosje te vinden, het open te maken, het briefje aan te treffen en vervolgens met luide stem De Waarheid voor te lezen.
Helaas, zo is het niet. Zo is het overigens nooit geweest. Maar de hang naar het kennen van de enige echte waarheid lijkt vandaag groter dan ooit. We zijn nooit met zoveel informatie omringd geweest en ook de meningen­industrie over die informatie is omvangrijker dan ooit. Het vertrouwen in de waarachtigheid van die informatie staat op een laag pitje.
Toen Donald Trump bijna een jaar geleden pas de eed had afgelegd als 45ste president van de Verenigde Staten, startte hij meteen zijn eerste rel. Er waren volgens hem nooit meer mensen op een inauguratie afgekomen dan toen. Zelfs nadat televisiebeelden en tellingen het tegenovergestelde ondubbelzinnig hadden aangetoond, bleef zijn woordvoerder, Sean Spicer, dat feit bestrijden. Zoveel koppige onzin was niet meer vertoond sinds Comical Ali, Saddam Hoesseins woordvoerder, bleef ontkennen dat er Amerikaanse troepen in Bagdad waren. Trumps communicatieadviseur, Kellyanne Conway, schoot Spicer te hulp met de stelling dat hij zich op alternative facts had gebaseerd. Spicer is intussen allang afgevoerd, maar ‘alternatieve feiten’ zijn als woord van 2017 een blijvertje. Net zoals fake news al in de campagne van Trump een centrale rol speelde en dat daarna is blijven doen.

De waarheid als goudmijn
Het is een merkwaardige paradox. We hebben nooit grotere rekenkracht gehad dan vandaag en er bestaat een dynamische wetenschap van algoritmes om de onmetelijke hoeveelheid data te ordenen en er bruikbare en dus winstgevende patronen in te ontdekken. Maar het eindresultaat is een grondig wantrouwen in de kennis die dat oplevert.
Het statuut van ‘feiten’ is gedevalueerd tot louter aannames. Daarom worden ze steeds vaker tussen aanhalingstekens geplaatst. Erger: er heerst een nauwelijks nog te weerleggen vermoeden dat zogenaamde feiten slechts geselecteerde en gemanipuleerde gegevens zijn die tot doel hebben een verwrongen versie van de waarheid op te dringen. De onvolkomenheid van onze kennis is dus niet het gevolg van onze beperkte mogelijkheid om de feiten te kennen, maar van een bewuste inspanning om feiten te kneden tot nuttige instrumenten in een ideologische strijd. Fouten komen, bij veronderstelling, niet voort uit onzorgvuldigheid, maar uit bewuste keuzes.
Opvallend nochtans is dat het geloof dat er ‘echte feiten’ schuilgaan achter de ‘alternatieve feiten’ sterker is dan ooit. Het geloof dat er een briefje in het doosje zit en dat dat doosje alleen nog maar moet worden gevonden, heeft elke storm doorstaan. Het is net die overtuiging die de stelling voedt dat achter het zogenaamde nieuws, een onbezoedelde en kenbare goudmijn van waarheid schuilgaat. We moeten alleen doelgerichter en dieper graven.
Het blijkt uit aforismen als: iedereen heeft recht op zijn eigen mening, maar niet op zijn eigen feiten. En het blijkt uit de overtuiging dat het mogelijk en dus noodzakelijk is feiten te scheiden van opinie. Vlaams minister-president Geert Bourgeois benadrukte dat deze week nog op de lanceringsdag van Statistiek Vlaanderen, waar hij statistiek een hoeksteen voor de democratie noemde.

Toshiba boys
En inderdaad: als we het allen eens waren over eenduidige, tijdige en kwalitatieve cijfers waarop het beleid moet worden gebaseerd, kon een geordend democratisch proces plaatsvinden om te bepalen welke keuzes, ten behoeve van welke belangen, de grootste steun genieten. Maar de realiteit is dat het politieke debat niet begint na de vinding en ordening van de feiten, maar al voordien. De discussies over welke feiten relevant zijn, hoe we ze moeten kennen en welke rang­orde ze moeten krijgen, zijn niet waardevrij. Het zijn geen louter methodologische kwesties, ze zijn vermengd met inzichten en belangen en zijn dus ten diepste politiek. De stelling dat politiek begint na de vaststelling van de feiten is een gevaarlijke illusie.
Er was een tijd dat het ernaar uitzag dat politiek een onthechte, zelfs saaie oefening zou worden. Toen Jean-Luc Dehaene eind jaren tachtig een nieuwe financieringswet voor het federale België voorbereidde, deed hij een beroep op zijn zogenaamde To­shiba boys. Met wat we nu primitieve apparatuur zouden vinden, berekenden die de gevolgen van mogelijke beslissingen. Het leek een verregaande vorm van objectivering van de politiek, maar in de praktijk was het vooral een machtsmiddel: tegen de computer discussiëren kon niet. Computer says no. Ook toen al stond de techniek in dienst van degene die ze controleerde. De PS leerde eruit dat ze zich nooit meer zo mocht laten overklassen.

Eeuwige zoektocht
Vandaag staan we voor een tijdperk van onvoorstelbare rekenkracht en artificiële intelligentie. Theoretisch moet het binnenkort mogelijk zijn talloze scenario’s door te rekenen, ze van links tot rechts te ordenen, zodat ze kant-en-klaar aan beslissende politici kunnen worden voorgelegd. Het zou een antwoord bieden op de versnippering van het politieke landschap en de blokkeringen die er steeds vaker het gevolg van zijn. Een meetkundig gemiddelde van de in de regering vertegenwoordigde belangen kan in een handomdraai worden berekend.
In de praktijk staan we nog niet veel verder dan ten tijde van Dehaene. Als de politieke overheid aan het Federaal Planbureau, het Rekenhof of de Nationale Bank vraagt om partijprogramma’s door te rekenen of de gevolgen van een voorgenomen beleidsbeslissing zoals de taxshift te voorspellen, dan blijken de beschikbare modellen vaak geen uitsluitsel te bieden. Ze zijn onvoldoende gesofisticeerd of ze vereisen keuzes over de te hanteren variabelen die door de onderzoekers als ‘politiek’ worden aangevoeld. Ze sturen de bal meestal subtiel terug naar het beleids­niveau.
Gert Peersman betreurde in zijn column (DS 12 december) dat veel onderzoeken waarnaar in het publieke debat wordt verwezen slechts als wetenschap verpakte opinies zijn. Hij heeft wellicht gelijk. In dezelfde krant stelde Ignaas Devisch dan weer dat cijfers geen goddelijke status hebben en altijd interpretatie behoeven (DS 12 december). Ook hij heeft gelijk. Maar is het antwoord op dat dilemma niet dat we zoeken naar bruikbare feiten als een nooit eindigend proces moeten zien? Dat is geen cynisch relativisme.
Naar de waarheid blijven we altijd op zoek. Het is beter dat ootmoedig te erkennen en in te zetten op waarachtigheid. Zolang we blijven speuren naar het verborgen doosje met het papiertje, komen we niet dichter bij de waarheid. De mythe van het doosje in stand houden, is misschien wel de grootste bedreiging voor het democratische debat. 




Een intellectueel uitdagende tekst kan ik wel naar waarde schatten.
"Weg met de waarheid, lang leve de waarachtigheid." 
Dat is waarschijnlijk geen ware uitspraak, maar des te meer een waarachtige uitspraak. Een waardig standpunt waarmede we terdege rekening dienen te houden. Want waarom zouden we ons verzetten tegen de herwaardering van het begrip "waarachtigheid"?
Anderzijds is een kleine waarschuwing hier misschien toch wel op zijn plaats. Waarheen leidt dat ons, al die waarachtigheid? Het klinkt weliswaar allemaal goed, maar is het wel de moeite waard? Ik stel me de vraag of "waarachtigheid" hier niet als een "waarloze" waarheid gebruikt wordt. "Waarloos" in zijn waarachtige betekenis, namelijk "reserve". Moeten we ons niet afvragen of "waarheid" geen begrip geworden is waarzonder we niet kunnen? "Waarachtigheid" als een soort waarborg voor "waarheid" waarna we weer kunnen overgaan tot de waar van de dag.
Waar we niet aan mogen twijfelen:
Wat is het toch fijn als de waarachtigheid iets is dat iemand op een briefje heeft geschreven, waarna hij het briefje in een doosje heeft gestopt en dat doosje in de grond heeft verborgen. Het volstaat dan op de juiste plaats te graven, het doosje te vinden, het open te maken, het briefje aan te treffen en vervolgens met luide stem De Waarachtigheid voor te lezen.
Voorwaar, dat is alles behalve een cynisch relativisme !




(Maak je borst waar nat Bart)


vrijdag 8 december 2017

Jeroen De Ridder


Van Sinterklaas kreeg ik een filosoof cadeau!
Jeroen De Ridder.
Met als specialiteit epistemologie.
Dat zijn filosofen die nog meer dan andere filosofen een voorliefde voor het woord "kunnen" hebben.
Wat kunnen we weten?
Wat kunnen we begrijpen?

https://bijnaderinzien.org/2017/12/05/kan-zwarte-piet-racisme-zijn/

KAN ZWARTE PIET RACISME ZIJN ?

Stelt u zich eens een samenleving ver, ver weg voor: Rodinia. De mensen daar vieren één keer per jaar een vrolijk feest, waarbij kinderen cadeaus en snoep krijgen. Hoofdrolspeler bij dat feest is de quasi-historische figuur Opperhoofd Sika. Volgens de lokale overlevering leefde deze legendarische figuur eeuwen geleden en stond hij wijd en zijd bekend om zijn liefdadigheid en hulp aan arme kinderen.
Door onduidelijk historisch toeval is het in de loop van de tijd onderdeel van het feest geworden dat Sika bijgestaan wordt door een stel onderdanige hulpjes die weliswaar ten diepste goedaardig zijn, maar ook naïef, onnozel en soms wat onaangepast. Die hulpjes zien er precies uit als Zeeuwse meisjes en Groningse boertjes: blank geschminkt, blond haar, blauwe ogen, rode blosjes op de wangen en een beetje mollig. De vrouwen dragen een wijde jurk en wit hoofdkapje, de mannen een blauwe overal, rode zakdoek en een pet. Verder natuurlijk geel met rode houten klompen en een bos tulpen in de hand. Als ze wat zeggen, gaat dat in een overdreven plat accent.
In de loop van de jaren zijn er heel wat Nederlanders geëmigreerd naar Rodinia. Zoals dat vaker gaat met immigranten, zijn deze Nederlanders deels best goed geïntegreerd, maar ze hebben ook wel wat problemen. De werkloosheidscijfers onder Nederlanders zijn in verhouding aan de hoge kant, werkende Nederlanders hebben vaak laagbetaalde banen met weinig status en er zitten bijna geen Nederlanders op invloedrijke posities. Ze zijn ook oververtegenwoordigd in de criminaliteit. Met een Nederlandse achternaam word je minder snel uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek, in uitgaansgelegenheden kom je moeilijker binnen en als onze Nederlanders in den vreemde luidruchtig Koningsdag vieren, wil het nogal eens uitlopen op vechtpartijen. Rodiniërs met een Nederlandse migratieachtergrond zitten, kortom, in de positie van underdog.
Het ontgaat onze landgenoten niet dat de hulpjes bij het vrolijke kinderfeest van Sika nogal wat weg hebben van een karikatuur van Nederlanders. Die karikatuur is dan misschien niet echt kwaadaardig, maar toch ook weinig sympathiek. Nederlandse kindertjes worden voor de grap op school wel eens Zeeuws meisje genoemd als ze een boterham met kaas eten of iets doms doen. In dorpjes op het platteland waar weinig Nederlanders wonen, schrikken de kleine kinderen van de enkele Nederlander die ze soms zien lopen en roepen dan tegen hun vader of moeder dat ze een Gronings boertje zien.
U zult de vraag inmiddels wel aan voelen komen: is het denkbaar dat Nederlanders in deze samenleving de hulpjes van Sika niet zo leuk en onschuldig vinden? Of misschien zelfs wel dat ze deze figuren zien als symbolisch voor de kleine, alledaagse gevallen van discriminatie waar veel van hen regelmatig mee te maken hebben en dat ze er daarom een hekel aan krijgen? Kunt u zich voorstellen dat ze ervoor pleiten om de Zeeuwse meisjes en Groningse boertjes te re-stylen als lokale boerinnen en boeren en tenminste de klompen en tulpen voortaan achterwege te laten? En dat ze dan niet zo onder de indruk zijn van het argument dat Zeeuwse meisjes en Groningse boertjes nooit bedacht zijn om te discrimineren, maar er door puur toeval zo uit zijn komen te zien? En dat ze het wel wat bizar vinden als de minister-president op een internationale bijeenkomst met regeringsleiders naar aanleiding van kritische vragen verklaart dat hij er niks aan kan doen hoe die hulpjes eruit zien omdat het traditie is en ze nu eenmaal uit Zeeland en Groningen komen?

Ik hoop dat ik de intelligentie van de lezer niet beledig als ik het punt nog even expliciet maak. Het doet er niet zoveel toe of Zwarte Piet ooit als racistisch stereotype bedoeld was. Ook als we met 100% zekerheid zouden kunnen vaststellen dat dat niet zo is, kan het nog steeds zo zijn dat deze figurant in ons vrolijke en onschuldige Nederlandse kinderfeest anno nu wel degelijk kwetsend en racistisch is. Historische argumenten voor de onschuld van Zwarte Piet zijn irrelevant. Zwarte Piet kan racisme zijn, ook als hij het historisch gezien niet.

“Historische argumenten voor de onschuld van Zwarte Piet zijn irrelevant. Zwarte Piet kan racisme zijn, ook als hij het historisch gezien niet was.”
Stel dat Sinterklaas hemzelve zich het volgende zou laten ontvallen: “Het is nu vijf december, bijna 18.00 uur. Mijn werk zit er op.
Voor het eenvoudige werk, het ronddragen van de pakjes, heb ik hier nog wel wat Zwarte Pieten rondlopen.”
(Het zou zelfs nog groffer kunnen, gebruik je verbeelding.)
Helaas, het zou een maat voor niets zijn.
Het is nu iets na 18.00 uur.
Historische argumenten voor de schuld van Sinterklaas zijn irrelevant.
Like
  1. Dit is te subtiel voor mijn begripsvermogen. Mijn beoogde conclusie is dat je historische argumenten niet per se nodig hebt als je het punt wilt maken dat Zwarte Piet racistisch is. Het betoogje is dus alleen een reactie op het veelgehoorde argument dat Zwarte Piet niet racistisch kan zijn omdat het vroeger nooit zo bedoeld was. Die reden gaat niet op, zo probeer ik te zeggen.
    Doet verder niets af aan het feit dat historische argumenten misschien wel nuttig kunnen zijn voor andere dingen, of zelfs mijn conclusie zouden kunnen versterken.
    Like
    1. “Come, we shall have some fun now’, thought Alice….
      “Zwarte Piet kan racisme zijn, ook als hij het historisch gezien niet is”, WAS de conclusie van je betoogje.
      Maar dat neemt uiteraard niet weg dat het NU “Je hebt niet per se historische argumenten nodig” IS.
      Like
    2. De grap ontgaat me. Je citeert twee wat mij betreft gelijkwaardige formuleringen van mijn conclusie en suggereert dat je daarmee een punt hebt gemaakt. Ik zie het niet.

Mijn laatste reactie werd niet meer gepubliceerd.
Onder het motto "moet kunnen!" alsnog exclusief op deze site.

Ik zou graag nog één keer reageren. Want mekaar niet begrijpen is veel erger dan het met mekaar oneens zijn.
Cruciaal in een betoog lijkt mij het onderscheid tussen het argument en de conclusie. Het argument en de conclusie worden van elkaar gescheiden door het woord “omdat”.
“Zwarte Piet kan racisme zijn, ook als hij het historisch gezien niet was OMDAT historische argumenten voor de onschuld van Zwarte Piet irrelevant zijn.”
Het eerste deel is de conclusie, het tweede deel is het argument.
“Omdat” ontbrak in de paragraaf.
Ik had het wel zo geïnterpreteerd omdat het argument (Historische argumenten voor de onschuld van Zwarte Piet zijn irrelevant) vooraf ging aan de conclusie (Zwarte Piet kan racisme zijn, ook als hij het historisch gezien niet was.)
Mijn fout. Het is jouw tekst uiteraard.
“Zwarte Piet kan (niet) racistisch zijn OMDAT …”
Dat is naar mijn mening een totaal andere conclusie, een conclusie die mijn interesse niet wegdraagt en waar ik dus ook niet wens op te reageren. Noch op de conclusie, noch op de eventuele argumenten.
Als de lezer de conclusie op een andere manier interpreteerde dan de schrijver is het natuurlijk de vraag in hoeverre de schrijver zich correct had uitgedrukt. Vandaar mijn verwijzing naar Alice in Wonderland.
De tekst vervolgt aldus:
“Come, we shall have some fun now!” thought Alice. “I’m glad they’ve begun asking riddles. — I believe I can guess that,” she added aloud.
“Do you mean that you think you can find out the answer to it?” said the March Hare.
“Exactly so,” said Alice.
“Then you should say what you mean,” the March Hare went on.
“I do,” Alice hastily replied; “at least–at least I mean what I say–that’s the same thing, you know.”
“Not the same thing a bit!” said the Hatter. “You might just as well say that ‘I see what I eat’ is the same thing as ‘I eat what I see’!”
“You might just as well say,” added the March Hare, “that ‘I like what I get’ is the same thing as ‘I get what I like’!”
“You might just as well say,” added the Dormouse, who seemed to be talking in his sleep, “that ‘I breathe when I sleep’ is the same thing as ‘I sleep when I breathe’!”
Tot wederhoren.

zaterdag 2 december 2017

Jonas Geirnaert

In een recente aflevering van De Slimste Mens maakte ik als jurylid een aantal running jokes over fictieve personages die het slachtoffer werden van de (helaas niet fictieve) zuurgooier in de Delhaize. Ik wil me hiervoor bij een aantal mensen oprecht verontschuldigen, en bij een aantal mensen wil ik dat uitdrukkelijk niet.
Mijn oprechte verontschuldigingen gaan uit naar het slachtoffer van de zuuraanval in de Delhaize, en haar familie. Ik ben altijd van mening geweest dat je overal grappen over moet kunnen maken, ook over hele erge onderwerpen, en dat vind ik nog steeds. Maar ik begrijp ook dat dat voor de directe betrokkenen confronterend en kwetsend is overgekomen. Ik heb geen enkele moeite om toe te geven dat ik daar in dit specifieke geval niet voldoende bij heb stilgestaan. En ook al heb ik in geen van die grappen gelachen met de echte gebeurtenissen, laat staan met het slachtoffer zelf: als ik daar iemand van de betrokkenen leed mee berokkend heb, dan wil ik me daar oprecht voor verontschuldigen.
Bij wie ik me uitdrukkelijk niét wil verontschuldigen is de Nieuwsblad-journalist die uit zes negatieve reacties op Twitter in luttele minuten tijd een artikel gewrongen heeft, gemakshalve veralgemenend getiteld ‘Kijkers kunnen niet lachen met grappen over zuurgooier in ‘De Slimste Mens’’, online gegooid toen de aflevering in kwestie nog niet afgelopen was. Ook niet bij de eindverantwoordelijke bij Het Nieuwsblad die dit nieuwswaardig vond. Ik ben al vijftien jaar bezig als comedian, en ik begin dit soort hypocriete verkoopstrucs en het flinkheidsopbod over wat wel en niet mag in humor eerlijk gezegd echt moe te worden.
Op de hypocrisie kom ik straks terug, laat ik eerst even de verkoopstruc uitleggen. Comedian A zegt iets over bevolkingsgroep B. Op dag één wordt dat opgeklopt tot een hetze-die-er-geen-was-en-nooit-een-had-hoeven-zijn. Dat genereert goedkope bladvulling. Op dag twee wordt de comedian uit zijn kot gelokt met een tegenreactie. Gratis bladvulling. Op dag drie schrijft iemand anders dan een tegenreactie tegen die tegenreactie. Nog meer gratis bladvulling. Op dag vier schrijft de hoofdredacteur dan een afrondend opiniestuk over de hele hetze-die-er-geen-was-en-nooit-had-hoeven-zijn, en zo blijft het winkeltje draaien. Nieuwswaarde nihil, maar: voor bijna geen geld.
Ik heb er dan ook voor gekozen deze bijdrage niet naar Het Nieuwsblad te sturen, of naar Gazet Van Antwerpen of Het Belang Van Limburg – de zusterkranten die de artikelen overnamen. Want ditmaal gun ik hen de gratis bladvulling niet. Mocht u als lezer deze woorden alsnog tot u nemen via één van bovenvermelde titels of hun websites, dan hebben ze mijn punt enkel bevestigd. Wel wil ik benadrukken dat ik niet in de val der veralgemening wil trappen: ik weet zeer goed dat bij al deze kranten hoofdzakelijk capabele en correcte journalisten werken, die geen aandeel hebben in mijn huidige ongenoegen.

Dan iets over de grappen zelf. Ik heb de aflevering van De Slimste Mens van dinsdag herbekeken, en ik vond de grappen in kwestie goed. Echt goed. Nog steeds. Ik heb van meerdere mensen die ik van een gevoel voor humor verdenk vernomen dat ze er heel hard om moesten lachen. Wil dat zeggen dat iedereen ze daarom grappig moest vinden? Absoluut niet. Maakt dat de grappen minder hard? Nee. Is het mogelijk dat er mensen gekwetst zijn door die grappen? O ja. 

Maar het eenvoudige feit dat er heel veel mensen wél om moesten lachen, geeft de grappen bestaansrecht. Punt. Een veelgemaakte foute stelling over humor is: 'Dat is echt niet grappig.' De enige juiste bewering is: 'IK vond dat echt niet grappig.' Moeten we morgen gaan eisen dat geen enkele bakker nog kiwitaartjes mag maken omdat sommige mensen dat niet te vreten vinden? Als we in die logica meegaan, ligt er overmorgen niets meer in de etalage.
De meeste mensen weten dat ik me niet onophoudelijk van harde, grove humor bedien, maar het gebeurt wel. In de rubriek Het Gat Van De Wereld in Humo hebben we al moppen gemaakt over allerlei tragedies die ik niemand ter wereld toewens: kanker, hongersnood, terreur, aids, vliegtuigrampen, vul zelf maar aan. En guess what: dat ga ik blijven doen. Een van de allerbeste grappen ooit gemaakt in ons land kwam uit de mond van iemand die ik persoonlijk – en daar mag je het oneens mee zijn - een comedy-genie vind: Gunter Lamoot. “Ze zeggen weleens: FC De Kampioenen, ge moet daar niet zo neerbuigend over doen want dat is goed in zijn genre. Goh ja. De Holocaust was ook goed in zijn genre hé.” Een grap over de Holocaust, maar wel een fenomenaal goeie. Waren er mensen door geschoffeerd? Zonder twijfel. Heeft de grap in kwestie bestaansrecht? Zeer zeker.
Van mij hoeft niet iedereen de moppen over de zuurgooier grappig te vinden. Maar de krant in kwestie had wel een keuze, en dat brengt ons bij de hypocrisie. Ze had de grappen – misplaatst of niet – namelijk kunnen laten passeren. Het kwaad was toch al geschied: IK had de betrokkenen onbedoeld gekwetst, en dat kan geen enkele krant ongedaan maken. Maar die keuze werd niet gemaakt. Want na het eerste artikel - waarin de hetze-die-er-geen-was uit het niets gecreëerd werd – bracht dezelfde krant nog een tweede, veel groter artikel. Gratis bladvulling. 

Hiervoor had ze uit eigen initiatief contact opgenomen met het slachtoffer van de zuuraanval, om haar nóg eens te confronteren met wat er gebeurd is, om haar familie nóg maar eens om een reactie te vragen, om die mensen onterecht het gevoel te geven dat de grappen tegen hén gericht waren, om de hetze zo hard mogelijk op te kloppen en vervolgens breed uit te smeren over nog maar eens een hele pagina in de krant en online. Heel eerlijk: wie heeft daar baat bij? Het slachtoffer van de zuuraanval en haar familie in elk geval niet. Voor hen was het beter geweest de - voor hen confronterende - grappen die ik maakte zo snel mogelijk te laten passeren en alles opnieuw te laten rusten. De enige die er wel baat bij had, was een krant die gevuld moest worden. En liefst zo goedkoop mogelijk.
https://www.demorgen.be/opinie/jonas-geirnaert-na-de-hetze-over-enkele-grappen-ik-wil-me-verontschuldigen-maar-niet-bij-iedereen-bfc6bd971/

Een tekst over de filosofie van de grap.
Altijd interessant.
Zou er over zo'n tekst een grap gemaakt mogen worden? 
Zou er over zo'n tekst een grap gemaakt kunnen worden?
Wat is een grap?
(auteur denkt diep na)
Bij nader inzien zijn teksten over de filosofie van de grap nooit interessant. Bladvulling.
Wat me wel opvalt is de parallel die er bestaat tussen "ongenoegen" en "grap".
Beide kan je namelijk laten passeren. Je hebt altijd wel een keuze.
En dat vind ik dan weer ontzettend grappig.
Net zoals onderstaand fragment.