zaterdag 16 december 2017

Bart Sturtewagen

Het doosje bestaat niet

is hoofdcommentator van deze krant.  In 'Boeiende tijden' reflecteert hij over de actualiteit van de voorbije week.

Wat zou het toch fijn zijn als de waarheid iets was dat iemand op een briefje heeft geschreven, waarna hij het briefje in een doosje heeft gestopt en dat doosje in de grond heeft verborgen. Het zou dan volstaan op de juiste plaats te graven, het doosje te vinden, het open te maken, het briefje aan te treffen en vervolgens met luide stem De Waarheid voor te lezen.
Helaas, zo is het niet. Zo is het overigens nooit geweest. Maar de hang naar het kennen van de enige echte waarheid lijkt vandaag groter dan ooit. We zijn nooit met zoveel informatie omringd geweest en ook de meningen­industrie over die informatie is omvangrijker dan ooit. Het vertrouwen in de waarachtigheid van die informatie staat op een laag pitje.
Toen Donald Trump bijna een jaar geleden pas de eed had afgelegd als 45ste president van de Verenigde Staten, startte hij meteen zijn eerste rel. Er waren volgens hem nooit meer mensen op een inauguratie afgekomen dan toen. Zelfs nadat televisiebeelden en tellingen het tegenovergestelde ondubbelzinnig hadden aangetoond, bleef zijn woordvoerder, Sean Spicer, dat feit bestrijden. Zoveel koppige onzin was niet meer vertoond sinds Comical Ali, Saddam Hoesseins woordvoerder, bleef ontkennen dat er Amerikaanse troepen in Bagdad waren. Trumps communicatieadviseur, Kellyanne Conway, schoot Spicer te hulp met de stelling dat hij zich op alternative facts had gebaseerd. Spicer is intussen allang afgevoerd, maar ‘alternatieve feiten’ zijn als woord van 2017 een blijvertje. Net zoals fake news al in de campagne van Trump een centrale rol speelde en dat daarna is blijven doen.

De waarheid als goudmijn
Het is een merkwaardige paradox. We hebben nooit grotere rekenkracht gehad dan vandaag en er bestaat een dynamische wetenschap van algoritmes om de onmetelijke hoeveelheid data te ordenen en er bruikbare en dus winstgevende patronen in te ontdekken. Maar het eindresultaat is een grondig wantrouwen in de kennis die dat oplevert.
Het statuut van ‘feiten’ is gedevalueerd tot louter aannames. Daarom worden ze steeds vaker tussen aanhalingstekens geplaatst. Erger: er heerst een nauwelijks nog te weerleggen vermoeden dat zogenaamde feiten slechts geselecteerde en gemanipuleerde gegevens zijn die tot doel hebben een verwrongen versie van de waarheid op te dringen. De onvolkomenheid van onze kennis is dus niet het gevolg van onze beperkte mogelijkheid om de feiten te kennen, maar van een bewuste inspanning om feiten te kneden tot nuttige instrumenten in een ideologische strijd. Fouten komen, bij veronderstelling, niet voort uit onzorgvuldigheid, maar uit bewuste keuzes.
Opvallend nochtans is dat het geloof dat er ‘echte feiten’ schuilgaan achter de ‘alternatieve feiten’ sterker is dan ooit. Het geloof dat er een briefje in het doosje zit en dat dat doosje alleen nog maar moet worden gevonden, heeft elke storm doorstaan. Het is net die overtuiging die de stelling voedt dat achter het zogenaamde nieuws, een onbezoedelde en kenbare goudmijn van waarheid schuilgaat. We moeten alleen doelgerichter en dieper graven.
Het blijkt uit aforismen als: iedereen heeft recht op zijn eigen mening, maar niet op zijn eigen feiten. En het blijkt uit de overtuiging dat het mogelijk en dus noodzakelijk is feiten te scheiden van opinie. Vlaams minister-president Geert Bourgeois benadrukte dat deze week nog op de lanceringsdag van Statistiek Vlaanderen, waar hij statistiek een hoeksteen voor de democratie noemde.

Toshiba boys
En inderdaad: als we het allen eens waren over eenduidige, tijdige en kwalitatieve cijfers waarop het beleid moet worden gebaseerd, kon een geordend democratisch proces plaatsvinden om te bepalen welke keuzes, ten behoeve van welke belangen, de grootste steun genieten. Maar de realiteit is dat het politieke debat niet begint na de vinding en ordening van de feiten, maar al voordien. De discussies over welke feiten relevant zijn, hoe we ze moeten kennen en welke rang­orde ze moeten krijgen, zijn niet waardevrij. Het zijn geen louter methodologische kwesties, ze zijn vermengd met inzichten en belangen en zijn dus ten diepste politiek. De stelling dat politiek begint na de vaststelling van de feiten is een gevaarlijke illusie.
Er was een tijd dat het ernaar uitzag dat politiek een onthechte, zelfs saaie oefening zou worden. Toen Jean-Luc Dehaene eind jaren tachtig een nieuwe financieringswet voor het federale België voorbereidde, deed hij een beroep op zijn zogenaamde To­shiba boys. Met wat we nu primitieve apparatuur zouden vinden, berekenden die de gevolgen van mogelijke beslissingen. Het leek een verregaande vorm van objectivering van de politiek, maar in de praktijk was het vooral een machtsmiddel: tegen de computer discussiëren kon niet. Computer says no. Ook toen al stond de techniek in dienst van degene die ze controleerde. De PS leerde eruit dat ze zich nooit meer zo mocht laten overklassen.

Eeuwige zoektocht
Vandaag staan we voor een tijdperk van onvoorstelbare rekenkracht en artificiële intelligentie. Theoretisch moet het binnenkort mogelijk zijn talloze scenario’s door te rekenen, ze van links tot rechts te ordenen, zodat ze kant-en-klaar aan beslissende politici kunnen worden voorgelegd. Het zou een antwoord bieden op de versnippering van het politieke landschap en de blokkeringen die er steeds vaker het gevolg van zijn. Een meetkundig gemiddelde van de in de regering vertegenwoordigde belangen kan in een handomdraai worden berekend.
In de praktijk staan we nog niet veel verder dan ten tijde van Dehaene. Als de politieke overheid aan het Federaal Planbureau, het Rekenhof of de Nationale Bank vraagt om partijprogramma’s door te rekenen of de gevolgen van een voorgenomen beleidsbeslissing zoals de taxshift te voorspellen, dan blijken de beschikbare modellen vaak geen uitsluitsel te bieden. Ze zijn onvoldoende gesofisticeerd of ze vereisen keuzes over de te hanteren variabelen die door de onderzoekers als ‘politiek’ worden aangevoeld. Ze sturen de bal meestal subtiel terug naar het beleids­niveau.
Gert Peersman betreurde in zijn column (DS 12 december) dat veel onderzoeken waarnaar in het publieke debat wordt verwezen slechts als wetenschap verpakte opinies zijn. Hij heeft wellicht gelijk. In dezelfde krant stelde Ignaas Devisch dan weer dat cijfers geen goddelijke status hebben en altijd interpretatie behoeven (DS 12 december). Ook hij heeft gelijk. Maar is het antwoord op dat dilemma niet dat we zoeken naar bruikbare feiten als een nooit eindigend proces moeten zien? Dat is geen cynisch relativisme.
Naar de waarheid blijven we altijd op zoek. Het is beter dat ootmoedig te erkennen en in te zetten op waarachtigheid. Zolang we blijven speuren naar het verborgen doosje met het papiertje, komen we niet dichter bij de waarheid. De mythe van het doosje in stand houden, is misschien wel de grootste bedreiging voor het democratische debat. 




Een intellectueel uitdagende tekst kan ik wel naar waarde schatten.
"Weg met de waarheid, lang leve de waarachtigheid." 
Dat is waarschijnlijk geen ware uitspraak, maar des te meer een waarachtige uitspraak. Een waardig standpunt waarmede we terdege rekening dienen te houden. Want waarom zouden we ons verzetten tegen de herwaardering van het begrip "waarachtigheid"?
Anderzijds is een kleine waarschuwing hier misschien toch wel op zijn plaats. Waarheen leidt dat ons, al die waarachtigheid? Het klinkt weliswaar allemaal goed, maar is het wel de moeite waard? Ik stel me de vraag of "waarachtigheid" hier niet als een "waarloze" waarheid gebruikt wordt. "Waarloos" in zijn waarachtige betekenis, namelijk "reserve". Moeten we ons niet afvragen of "waarheid" geen begrip geworden is waarzonder we niet kunnen? "Waarachtigheid" als een soort waarborg voor "waarheid" waarna we weer kunnen overgaan tot de waar van de dag.
Waar we niet aan mogen twijfelen:
Wat is het toch fijn als de waarachtigheid iets is dat iemand op een briefje heeft geschreven, waarna hij het briefje in een doosje heeft gestopt en dat doosje in de grond heeft verborgen. Het volstaat dan op de juiste plaats te graven, het doosje te vinden, het open te maken, het briefje aan te treffen en vervolgens met luide stem De Waarachtigheid voor te lezen.
Voorwaar, dat is alles behalve een cynisch relativisme !




(Maak je borst waar nat Bart)


Geen opmerkingen:

Een reactie posten