zo 22/02/2015 - 09:32 Johan Braeckman Onlangs mocht ik tot mijn vreugde meewerken aan een radioprogramma op Klara over Arthur Conan Doyle, de schepper van de onsterfelijke detective Sherlock Holmes en zijn sidekick Dr. Watson. Programmamaker Vitalski en copresentator Jean-Paul Van Bendegem bespraken - met enkele gasten diverse aspecten van het leven en werk van Conan Doyle. Mijn inbreng focuste op Conan Doyles rotsvaste overtuiging dat het mogelijk is om te communiceren met de doden en dat elfjes echt bestaan.
Wie de Schotse schrijver enkel kent aan de hand van wat men eerbiedig de canon noemt, de zesenvijftig verhalen en vier novelles waarin Sherlock Holmes de hoofdrol speelt, kijkt wellicht raar op bij dit bericht.
De man die de grootste, meest logisch denkende, meest intelligente en meest nuchtere detective aller tijden schiep, geloofde in spiritisme en elfjes? Jazeker, en nog geen klein beetje. Over het spiritisme, het geloof in geesten waarmee zogenaamde mediums kunnen communiceren, schreef hij meerdere boeken. De laatste twintig jaar van zijn leven wijdde hij eerder fanatiek aan zijn alternatieve religie. Hij gaf er vele lezingen over, nam deel aan talloze seances en spendeerde een vermogen aan zijn bekeringsijver.
Wie Conan Doyles teksten en activiteiten over het spiritisme bestudeert, kan niet anders dan diep onder de indruk komen van de ontstellende lichtgelovigheid van de man. Zijn eigen vrouw deed aan “automatisch schrift”. Ze kwam in een soort trance terecht, kreeg contact met overledenen en schreef, ogenschijnlijk zonder te beseffen wat de inhoud was, alles op wat de geesten doorseinden.

Pheneas

Een geest waarmee ze regelmatig contact had, heette Pheneas. Hij liep als mens op de aarde rond vóór Abraham bestond, in de stad Ur in Mesopotamië. Conan Doyle deed verslag van de uitspraken van de duizenden jaren oude geest in “Pheneas Speaks. Direct Spirit Communications in the Family Circle”.
Voor bewonderaars van de kristalheldere deducties van Sherlock Holmes is een boek als Pheneas Speaks pijnlijk om te lezen. Het wordt nog erger voor wie het aandurft om Conan Doyles boek The Coming of the Fairies te lezen. Daarin ontwikkelt hij in alle ernst de stelling dat enkele foto’s die twee tienermeisjes van elkaar maakten, authentiek zijn. Op zich niet zo bijzonder, ware het niet dat behalve de meisjes er ook elfjes en kabouterachtige figuurtjes op de foto’s staan. Voor elk weldenkend mens, behalve voor Arthur Conan Doyle, was onmiddellijk duidelijk dat de foto’s echt zijn, maar de sprookjesfiguren niet. Die hadden de meisjes zelf toegevoegd aan het decor.
De meest extreme expressie van Conan Doyles lichtgelovigheid is te vinden in zijn houding tegenover de stunts van de Hongaars-Amerikaanse boeienkoning en ontsnappingskunstenaar Harry Houdini. Die gaf zelf aan dat hij dankzij trucs, lichamelijke behendigheid en zijn grote kennis van sleutels en sloten uit melkkannen, gevangeniscellen en dwangbuizen kon ontsnappen, maar Conan Doyle was ervan overtuigd dat er meer aan de hand was. Houdini, stelde Conan Doyle, was in staat te “dematerialiseren”. Hij kon zijn lichaam omzetten in louter geestelijke materie. Vervolgens zweefde hij naar buiten, waarna zijn lichaam opnieuw “gematerialiseerd” werd.

Broodje aapverhalen en gesofisticeerde onzin

Het meest fascinerende aan het geloof van Conan Doyle in spoken, elfjes en de bovennatuurlijke vermogens van Houdini is de extreme mentale dualiteit van de man. Hoe kan iemand die onmiskenbaar briljant is, die daarenboven medisch en wetenschappelijk geschoold is en Sherlock Holmes creëerde, tegelijkertijd zo onvoorstelbaar naïef zijn? Er zijn wellicht meerdere verklaringen mogelijk die elkaar niet noodzakelijk uitsluiten.
De tegenstelling tussen de intelligentie en lichtgelovigheid van Conan Doyle is, paradoxaal, een belangrijk aspect van de verklaring. Net omdat Conan Doyle bijzonder intelligent en creatief was, kon hij onmiskenbaar onhoudbare opvattingen voor zichzelf rationaliseren. Zijn overtuigingen over spoken en elfjes waren bijzonder irrationeel, maar de argumenten die hij bedacht om ze te ondersteunen waren dat niet, in elk geval niet voor zichzelf.

Lourdes, Michaël Jackson en ...

Het verklaart in het algemeen waarom ook verstandige mensen zo gemakkelijk absurde denkbeelden absorberen en er vervolgens hardnekkig aan blijven vasthouden. Ze zijn immers beter dan minder verstandige mensen in staat om het absurde te verdedigen. Daarom ook geloven hoger opgeleiden niet minder dan lager geschoolden in onzinnigheden, maar hun onzinnigheden zijn complexer en meer gesofisticeerd. Ze vallen bijvoorbeeld niet zozeer voor broodje aap verhalen, genre “Michael Jacksons neus viel ooit van zijn gezicht”, maar wel voor homeopathie, complottheorieën en pseudowetenschappen.
Ook binnen de religieuze sfeer toont zich dat verschil. Massa’s mensen geloven in de miraculeuze genezingen in Lourdes, terwijl de intellectuele gelovigen die daar meewarig om glimlachen in alle ernst beweren dat bacteriële zweepstaartjes, de structuur van DNA of de natuurkundige constanten een bovennatuurlijke oorsprong hebben.
Er valt niet aan te ontsnappen: veeleer dan informatie op redelijke gronden te wikken en wegen, stoppen we onze mentale energie overwegend in het krampachtig verdedigen van irrationele opvattingen omdat we eraan gehecht zijn.




The coming of the fairies.
U kan zonder probleem een digitale versie van het boek op het wereldwijde web raadplegen.
https://ebooks.adelaide.edu.au/d/doyle/arthur_conan/fairies/

"Arthur Conan Doyle gelooft in elfjes".
Het is de vraag of dit al dan niet een irrationele opvatting is.

Afgaand op het criterium van Johan Braeckman zou men kunnen zeggen dat het hier inderdaad een irrationele opvatting betreft. Immers, men kan moeilijk stellen dat de informatie om die stelling hard te maken op redelijke gronden wordt gewikt en gewogen. Er wordt niet eens informatie gegeven, de stelling "Arthur Conan Doyle gelooft in elfjes" wordt geponeerd als "waar."

Stel dat Arthur Conan Doyle niet zou geloven in elfjes.
In dat opzicht zou het werk van Conan Doyle een waar meesterwerk zijn.
Hij laat namelijk een gewaardeerd professor filosofie geloven in iets dat er niet is.

P.S.
Ter informatie: Arthur Conan Doyle was een bewonderaar van Edgar Allan Poe.