8 minuten
lezen
Enkel wie
de afgelopen maanden op een andere planeet leefde, kan het ontgaan zijn: thans
leven we in het post-truth tijdperk. Sinds de verkiezing van een
pathologische leugenaar in het Witte Huis gonst het van de geruchten dat de
waarheid haar beste tijd heeft gehad. De Oxford Dictionaries koos het
begrip post-truth uit tot woord van het jaar. Wie de grafiek van de term
bekijkt op Google Trends voor de afgelopen vijf jaar, ziet een soort
hockeystick: een nagenoeg platte dode lijn tot de week van 13 november 2016,
met dan een bijna verticale piek in de hoogte. Zelden gebeurt het dat een zo
abstract begrip als ‘waarheid’ de inzet is van het maatschappelijke debat. Maar
is de houdbaarheidsdatum van de waarheid echt verstreken? En wat bedoelen we
precies wanneer we zeggen dat we in het post-waarheidtijdperk leven?
Een van
de evolutionaire functies van ons brein is om kennis te vergaren over de wereld
rondom ons. Daarvoor doen we overtuigingen op, op basis van zintuiglijke
prikkels en denkvermogen. Een overtuiging is als een pijl die we afvuren op de
wereld. Treffen we de roos, dan noemen we die ‘waar’. Zitten we er helemaal
naast, dan noemen we die ‘onwaar’. Dan spreken we van een illusie, verzinsel of
waanbeeld. En wat daartussenin zit, noemen we ‘een beetje waar’ of ‘bij benadering
waar’, afhankelijk van de omstandigheden. Die spreekwoordelijke pijlen vuren we
voortdurend en onwillekeurig af, zonder dat we daar bewuste controle over
hebben. Als ik door het raam kijk en vallende regendruppels zie, dan doe ik
automatisch de overtuiging op: het regent. Dat kan ik niet tegenhouden, zelfs
niet al zou ik dat willen.
Nu kunnen
we het woord ‘waarheid’ in principe wegtoveren uit dit hele verhaal, als we dat
willen. ‘Geloven dat p waar is’ wil niets meer en niets minder zeggen dan ‘geloven
dat p’. De geneste constructie ‘het is waar dat’ is eigenlijk overbodig. Dat is
de grondstelling van het minimalisme over waarheid, een filosofische theorie
die Filip Buekens verdedigt in zijn recente boek De transparantie van
waarheid. Een minimalist wil het begrip ‘waarheid’ tot zijn – laten we
zeggen – ‘ware’ proporties terugbrengen. Filosofen hebben zich er te lang blind
op gestaard: als er ergens een woord voor bestaat, denken ze, dan moet er toch
een ding mee overeenstemmen? Wat heet waarheid dan? Waar vinden we die terug?
Wat is haar ontologische statuut? Voor je het weet, gebruik je de hoofdletter W
en raak je verstrikt in een metafysisch kluwen.
Taal kan
ons verstand beheksen, zo wist Ludwig Wittgenstein. Het verschil tussen waar en
onwaar – tussen opvattingen die met de wereld stroken en zij die ermee botsen –
is eigenlijk iets doodgewoons. Het is onlosmakelijk verweven met de structuur
van ons kenapparaat. In mijn laatste boek Illusies voor gevorderden
schrijf ik voortdurend over ‘waarheid’, en het woord prijkt zelfs in mijn
ondertitel, maar in principe zou ik het hele boek kunnen herschrijven zonder
het ooit te gebruiken. (Het zou alleen omslachtiger en onleesbaar worden.)
Wegtoveren
Precies
omdat het concept ‘waarheid’ zo gewoon en alledaags is, valt er heel moeilijk
aan te ontsnappen. We kunnen het woord zelf wel wegtoveren, zoals minimalisten
betogen, maar we kunnen de geest niet uitbannen. Dat ‘waarheid’
voorbijgestreefd zou zijn, zoals de term ‘post-truth’ aangeeft, is daarom nogal
twijfelachtig, althans in de meest fundamentele zin. Natuurlijk is het mogelijk
dat we thans in een wereld leven waarin de leugen regeert, waarin meer valse
nieuwsberichten de ronde doen dan vroeger, of waarin het vertrouwen in de
traditionele bronnen van ‘waarheid’ afkalft. In zo’n wereld wordt het weliswaar
moeilijker om te achterhalen wat waar is, maar het concept zelf blijft
ongehavend. Daarvoor is het te fundamenteel.
Neem de
dwaallichten die volhouden dat 9/11 een inside job was van Bush en
kompanen, of dat klimaatopwarming een fabeltje is van groene jongens, of dat
Obama in Afrika is geboren. De meeste lezers zullen het – hopelijk – met me
eens zijn dat deze uitspraken faliekant naast de roos schieten. Het zijn
illusies, loze geruchten, verzinsels.
In één zin
zijn deze dwaallichten dus van de waarheid losgezongen. Maar in een andere zin
zijn ze net zo verknocht aan het concept ‘waarheid’ als wij allemaal. Dat zij
al die dingen geloven, wil zeggen dat ze die voor waar houden. Dat ze de
waarheid voor onwaarheid houden en vice versa. In elk geval is het probleem
niet dat zij onverschillig zijn tegenover waarheid, of dat ze niet langer
begrijpen wat het concept betekent, of dat het voor hen voorbijgestreefd is.
Niet toevallig noemen 9/11-complotdenkers zichzelf ‘The Truth Movement’, met
hoofdletter ‘T’. In hun eigen parallelle universum zijn zij de echte
waarheidsvorsers, die de leugens van de machthebbers doorprikken. Dat zijn de
pijlen die zij afvuren op de wereld – alleen zitten ze er grandioos naast.
Bullshit
Maar wat
dan met Trump? De man kraamt voortdurend flagrante leugens uit, schijnbaar op
de meest achteloze en schaamteloze wijze. ‘We hebben een president die in staat
is om in de regen te staan en te zeggen dat het een zonnige dag is’, verbaasde
de komiek John Oliver zich na de inauguratie van Trump. Dat is nog wat anders
dan complotdenkers. We kunnen het een Trumpe l’oeil noemen: een
bedrieglijke voorstelling van aantoonbare en manifeste feiten. Is het mogelijk
Trump en zijn trawanten een totaal andere opvatting van ‘waarheid’ aanhangen,
en dat die stilaan ook onze geesten besmet?
In zijn
traktaat On Bullshit maakt de filosoof Harry Frankfurt een onderscheid
tussen een leugenaar en een bullshitter. Een leugenaar is iemand die
moedwillig onwaarheden verkondigt, of althans wat hij zelf voor onwaarheid
houdt. Om te kunnen liegen, moet je je eerst een idee vormen van de waarheid,
en die vervolgens loochenen. De bullshitter daarentegen is onverschillig
tegenover de waarheid. Hij kletst maar wat uit zijn nek, op basis van wat hem
goed uitkomt, zonder zich iets van de waarheid aan te trekken.
Toen
Trump beweerde dat Vladimir Poetin een persoonlijke vriend van hem is, was dat
een doelbewuste leugen, of geloofde hij dat echt zelf? En toen hij volhield dat
er meer volk was op zijn inhuldiging dan op die van Obama? En dat de zon
bovendien scheen? Misschien spreekt er eerder een soort onverschilligheid
tegenover de waarheid uit. De bullshitter trekt zich niets aan van de waarheid,
maar kraamt gewoon uit wat zijn publiek wil horen, of wat hem goed uitkomt.
Trump heeft een ego ter grootte van Kazachstan, en omdat hij zichzelf zo
belangrijk waant, flapt hij er vaak gewoon iets uit wat in de lijn ligt van dat
zelfbeeld: dat hij de Russische president persoonlijk kent, of dat hij de
grootste mensenmassa ooit op de been bracht.
Maar de
diagnose van Trump als bullshitter is niet helemaal toereikend. Een bullshitter
trekt zich niets aan van de waarheid, maar Trump wil juist heel hard zijn eigen
waarheid tot stand brengen. Denk aan al zijn knettergekke beloftes over hoe
geweldig zijn presidentschap zal zijn. Over de
economie pochte hij bijvoorbeeld: ‘I will be the greatest jobs producer that
God ever created.’ En wie
zal de belofte over de Mexicaanse muur vergeten? In een artikel in The
Guardian schrijft de Zweedse professor Carl Cederström dat Trump sterk is
beïnvloed door Norman Vincent Peale, een Amerikaanse dominee en succesgoeroe.
Die had een erg eigenzinnige opvatting van waarheid. In zijn oppepboek The
Power of Positive Thinking schrijft Peale dat je zelf je eigen waarheid
kunt maken, als je maar hard genoeg in jezelf gelooft. De waarheid is geen
voldongen gegeven, maar iets wat je zelf naar je hand kunt zetten. Peale
koppelde daar denkoefeningen aan, een soort mantra’s die je steeds moet
herhalen, tot je zelf je eigen waarheid sticht: prayerize, visualize,
actualize.
Dat doet
denken aan de figuur van Peter Pan, het geesteskind van de Britse schrijver
J.M. Barrie. In de boeken van Barrie kan Peter Pan vliegen, om een heel
eenvoudige reden: omdat hij rotsvast gelooft dat hij dat kan. Dat is het enige
verschil, in Barries universum, tussen Peter Pan en gewone stervelingen. Indien
wij maar net zo hard geloofden in onszelf, dan zouden wij ook kunnen vliegen.
Ook Trump lijkt te geloven dat hij zijn eigen waarheid kan stichten, door zijn
succesriedeltjes.
FEIT:
Taal kan ons verstand beheksen, zo wist Ludwig Wittgenstein
Is de
waarheidsopvatting van Trump die van Peale en Peter Pan? Denkt Trump echt dat
hij zelf zijn eigen waarheden kan wensen? Niet helemaal. Zelfs The Donald zou
niet zomaar van het dak van zijn eigen Trump Tower springen. Iemand die gelooft
dat hij kan vliegen, als hij maar hard genoeg in zichzelf gelooft, die is niet
goed snik. De wereld schikt zich niet zomaar naar onze wensen. Anderzijds is de
filosofie van Peale niet helemaal uit de lucht gegrepen. Geloof kan ons geen
letterlijke vleugels geven, zoals bij Peter Pan, maar soms wel figuurlijk. Een
voorspelling kan soms in vervulling komen door je eigen geloof erin. Neem een
wielrenner die rotsvast gelooft dat hij als eerste over de eindmeet zal komen.
Dat vertrouwen in zichzelf kan hem een zodanige boost geven dat hij
daadwerkelijk de wedstrijd wint. In die zin heeft zijn geloof de waarheid zelf
tot stand gebracht. Het is alsof we, door onze pijl af te vuren, de roos zelf
kunnen verschuiven.
Natuurlijk
zijn er grenzen aan zulke zelfvervullende waarheden: geloof kan je dat extra
duwtje in de rug geven, maar het zal geen wonderen verrichten. Als je te weinig
talent hebt of te weinig getraind hebt, zal je geloof een onzachte aanvaring
met de werkelijkheid meemaken. De neiging om te geloven dat je je eigen
toekomst naar je hand kunt zetten, staat in de psychologie bekend als de
‘illusie van controle’. We hebben er allemaal wat last van, maar sommigen meer
dan anderen. Mensen die succes kenden in het zakenleven zijn er bijzonder
vatbaar voor. Ze onderschatten de toevalsfactor in hun triomftocht en schrijven
alles op hun eigen conto, waardoor ze steeds overmoediger worden.
Overmoed
kan zelfs zelfweerleggend zijn: als je je te hard inprent dat jij toch de beste
bent, kun je roekeloos worden. Een wielrenner die blaakt van zelfvertrouwen,
doet misschien niet langer de moeite om nog te trainen, of demarreert al in de
eerste kilometer van de wedstrijd, met totale uitputting tot gevolg. Peter Pan
kon blijven vliegen zolang hij in zichzelf geloofde, maar in ons universum gaat
een figuur als Trump vroeg of laat op zijn bek. De overmoed en grootspraak
beginnen zich nu te wreken. De Amerikaanse rechters floten zijn immigration
ban al herhaalde malen terug, de beloofde afschaffing van Obamacare liep
met een gigantische sisser af, en hij moest snel inbinden na de stoere praatjes
over China.
FEIT: De
bullshitter is onverschillig tegenover de waarheid
Het
gevaar van Trump is niet zozeer dat hij een andere opvatting van waarheid aanhangt
dan u en ik. Het concept ‘waarheid’ is zo funda-menteel in ons denken dat zelfs
Trump er niet aan kan ontsnappen. Het probleem is eerder dat hij een
onvervalste bullshitter is, die zich onverschillig toont over waarheden die al
vastliggen (het verleden en heden). En als het over de waarheden gaat die nog
in het verschiet liggen (de toekomst), waant Donald Trump zich een soort Peter
Pan. Hij denkt dat hij ze zelf naar zijn hand kan zetten, omdat hij lijdt aan
een extreme vorm van de ‘illusie van controle’.
De
stelling dat we in het post-truth tijdperk leven, lijkt me nogal overdreven.
Leugens, bullshitting en zelfoverschatting zijn van alle tijden. Trump
overtroeft wat dat betreft ruimschoots al zijn voorgangers, maar hij wordt er
dan ook des te harder op afgerekend. En hij brengt zelfs zijn eigen verstokte
medestanders en woordvoerders in verlegenheid. Bovendien belooft de
werkelijkheid zoete weerwraak te nemen op zijn grootheidswaan. Dat toont dat we
van de waarheid niet zo snel af raken, ook Trump niet. Vroeg of laat neemt ze
ons te grazen.
MAARTEN
BOUDRY is
auteur en wetenschapsfilosoof aan UGent. Hij doorprikt illusies, maar stelt
tegelijk de vraag of dit wel altijd verstandig is.
Het minimalisme.
Paradoxaal genoeg is dat geen minimalistisch onderwerp.
Zelf ben ik in deze nogal een aanhanger van de redundancy theory.
De theorie van de overbodigheid.
Dat betekent dat in ontstellend veel teksten heel wat overbodigheid zit.
Meestal zelfs zoveel overbodigheid dat de auteur op het einde niet meer weet wat hij in het begin geschreven heeft.
Nu kunnen we het woord ‘waarheid’ in principe wegtoveren uit dit hele verhaal, als we dat willen. ‘Geloven dat p waar is’ wil niets meer en niets minder zeggen dan ‘geloven dat p’. De geneste constructie ‘het is waar dat’ is eigenlijk overbodig. Dat is de grondstelling van het minimalisme over waarheid, een filosofische theorie die Filip Buekens verdedigt in zijn recente boek De transparantie van waarheid. Een minimalist wil het begrip ‘waarheid’ tot zijn – laten we zeggen – ‘ware’ proporties terugbrengen. Filosofen hebben zich er te lang blind op gestaard: als er ergens een woord voor bestaat, denken ze, dan moet er toch een ding mee overeenstemmen? Wat heet waarheid dan? Waar vinden we die terug? Wat is haar ontologische statuut? Voor je het weet, gebruik je de hoofdletter W en raak je verstrikt in een metafysisch kluwen.
Dat is het uitgangspunt.
In essentie is dat een relativisme.
"Ik geloof dat p waar is en jij gelooft dat niet-p waar is."
Dat wil niets meer zeggen dan "ik geloof p en jij gelooft niet-p".
Er is geen ding dat daarmee overeen stemt.
Behalve dan de werkelijkheid.
De Werkelijkheid die weerwraak neemt op je grootheidswaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten