vrijdag 12 april 2013

Ernest Hemingway



"The breeze was fresh now and he sailed on well. He watched only the
forward part of the fish and some of his hope returned.
It is silly not to hope, he thought. Besides I believe it is a sin.
Do not think about sin, he thought. There are enough problems now
without sin. Also I have no understanding of it.
I have no understanding of it and I am not sure that I believe in it.
Perhaps it was a sin to kill the fish. I suppose it was even though I
did it to keep me alive and feed many people. But then everything is a
sin. Do not think about sin. It is much too late for that and there
are people who are paid to do it. Let them think about it. You were
born to be a fisherman as the fish was born to be a fish. San Pedro
was a fisherman as was the father of the great DiMaggio."

The old man and the sea.
http://classicliterature.net/ernest-hemingway/the-old-man-and-the-sea/


Srecko Milin

Met glinsterende ogen kijkt de jonge man naar de boten die de haven uitvaren. Moderne motorboten glijden de open zee tegemoet.
Big Game Fishing.
Flashy brochures met foto's van imposante vissen moeten de toeristen overtuigen dat ze precies die ene boot moeten kiezen. Sportvissers als passagier. Voor driehonderd euro gaan ze een dagje mee op zee voor het echte werk.
Tonijn vangen.
Op het achterdek zijn er stoelen gemonteerd waar de visser zich kan vastsjorren om te beletten dat hij uit de boot gekatapulteerd zou worden. Vanuit zijn stoel kan hij meerdere speciale vislijnen bedienen, lijnen die in metalen kokers zitten en die uitgerust zijn met molens waar een rem op zit. Als ze beet hebben kunnen ze de lijn langzaam laten vieren zodat de tonijn de lijn niet overtrekt en vermoeid raakt. Inhalen, opnieuw vieren als de de vis nieuwe moed gevat heeft.
Big Game Fishing.
Met glinsterende ogen kijkt de jonge man naar de boten.
"I go too", zegt hij tegen mij.
"Look", toont hij mij een knoert van een vishaak die in zijn hand ligt.
"Present from chief", wijst hij naar de man aan het stuurwiel van de boot die snelheid neemt nu hij de haven uit is.
"Come Johan", staat hij op van de kade. Hij neemt me mee naar een oude visserssloep.
Met een paar handige bewegingen maakt hij de enorme vishaak vast aan een stuk visdraad van twee millimeter dik. En daarachter bindt hij touw, veel touw.
Ik kan het niet helpen, maar ik kan mijn lach niet onderdrukken. Het verschil met wat ik net voorbij heb zien varen kan niet groter zijn. Ik kan me met de beste wil van de wereld niet inbeelden dat hij op die manier een tonijn gaan vangen.
"Fish too strong", zeg ik hem ter verontschuldiging voor mijn lach.
Maar zijn ogen glinsteren al weer.
"I know", zegt hij, "look".
Op het achterdek heeft de jonge man plastic bussen van vijf liter verzameld. Hij bindt ze op regelmatige afstand aan het touw. De achterliggende idee is duidelijk, de vaart van de tonijn zou afgeremd worden. En dat hij dan de boot maar voorttrekt, kijken hoe lang hij dat zal volhouden.
"I good fisherman. You see. Tonight we go fishing. You come", zegt hij.

En 's avonds sta ik op de kade klaar. Met drie andere vissers scheep ik in op de boot van Srecko.
Eerst wordt er nog brandstof getankt. Twee grote bussen van vijftig liter worden door de oude man met behulp van een darm overgeheveld. Zuigen, zuigen, zuigen, darmpje in de brandstoftank en spuwen, spuwen, spuwen om het restje diesel uit zijn mond te krijgen.
De tien meter lange visserssloep neemt een kleinere roeiboot op sleeptouw en we maken de overtocht naar het eiland Kakan. Er zit vis rond Kakan. De vorige nachten hebben ze zeer goede vangsten gehad, tot honderd kilo, en Srecko wil deze kans niet aan zijn neus voorbij laten gaan. De boot wordt geankerd in een natuurlijke inham, een bocht. Er wordt eerst nog gegeten, brood en vis, het dagelijkse menu. Terwijl de duisternis invalt worden de laatste voorbereidingen getroffen. De netten worden klaargelegd, de diepte wordt gepeild en in het midden van de bocht wordt op de juiste plaats een boei gelegd. Dat wordt het centrum van het net. Uiteindelijk wordt op de boeg van de kleinere boot een enorme gaslamp gemonteerd.
Ik stap over in de kleine boot. Met pruttelende motor vaart de jonge man ons langs de kust ongeveer een kilometer van de bocht weg. Het is ondertussen aardedonker geworden en alhoewel we nauwelijks meer dan twintig meter van het eiland verwijderd zijn, kan ik er amper de contouren van onderscheiden. De motor wordt stilgelegd en de lamp wordt aangestoken, de lichtstraal naar de bodem van de zee gericht. We blijven dobberen.
"Maybe fish come, maybe not".
De vissen komen af op het plankton, we kunnen dus alleen "planktonfressers" vangen. Enthousiast wijs ik de jonge man op enkele kleine vissen. De jonge man schudt zijn hoofd.
"Look deep", zegt hij.
En dan zie ik ook de schichtige bewegingen van grotere vissen.
"Lacarde", zegt hij en hij zoekt naar de restaurant vertaling voor de Duitse toeristen, "Makrelle, makrelle".
Na een poosje neemt hij de roeiriemen en roeit het bootje met een drietal voorzichtige slagen in de richting van de bocht. Dan staakt hij zijn bezigheid en wacht tot de boot weer helemaal stil ligt. Hij tuurt in de zee om te zien of de vis volgt.
"Maybe fish kommt mit, maybe not."
Ik ben alle gevoel voor oriëntatie kwijt. Ik weet hoegenaamd niet meer waar het land is. Het licht van de lamp maakt het contradictorisch nog moeilijker om iets te kunnen zien.
In hetzelfde ritme roeit de jonge man de boot naar ik weet niet waar. En plots is er een licht. De visserssloep van Srecko is de bocht uitgevaren en heeft ook een lamp boven het water hangen. Als we toekomen bekijken ze de mogelijke buit.
"Sixty kilo", zegt de jonge man.
Er wordt wat gepalaverd en blijkbaar wordt uiteindelijk beslist om te proberen de vis te vangen. De lamp op de grote boot wordt gedoofd en we roeien met de kleine boot, gevolgd door de achteloze vis, in de richting van de boei. Als we bij de boei liggen horen we de motor van de sloep aanslaan. Langzaam varen ze ons langs bakboord voorbij om post te gaan vatten in het ondiepe water in de punt van de bocht, vlak bij de kust. Plots is er geroep, getier, gevloek (ye benti boga), geschreeuw.
"Problema, problema", grinnikt de jonge man. Maar we weten niet wat er fout loopt.
En dan begint Srecko zijn boot in een wijde cirkel rond ons te varen en gooien de andere vissers de netten uit. Het eerste stuk van het net is een enorm lang rechthoekig stuk net met bovenaan isomo balletjes zodat het net blijft drijven en onderaan lood zodat het op de bodem hangt. Het tweede stuk van het net is het eigenlijke net, de val, de zak waaruit de vis niet meer kan ontsnappen. Er wordt zo gevaren dat dit stuk wordt uitgegooid als ze ongeveer een halve cirkel hebben gevaren, zodanig dat de zak met het gesloten uiteinde langs de kant van de open zee ligt. Het laatste stuk is opnieuw een rechthoekig stuk dat uitgegooid wordt om de cirkel te vervolledigen. De sloep vaart opnieuw met zijn boeg in de richting van het land en wordt daar vastgemaakt. Als het net wordt ingehaald kan de boot niet meer achteruit.
Dan is alles klaar en wordt de lamp gedoofd.
We roeien naar de grote boot. Met behulp van een winch wordt het net langs beide kanten tegelijkertijd binnengetrokken. Het net is als een plastiek zak die in het water ligt. Als je aan beide handgrepen trekt, opent de zak zich als een opgeblazen ballon. Als je maar aan één handgreep trekt, krijg je gewoon een lange sliert waar nauwelijks de ingang is te onderscheiden.
En dat is wat er gebeurt.
Op een bepaald moment blijft langs de rechterzijde de onderkant van het net een poosje achter een steen haperen. De val klapt dicht dicht en bovendien wordt de bovenkant van het net een stuk onder water getrokken door de winch. Er is geen ingang meer waar de vis kan inzwemmen en er ontstaat een reuzegrote uitgang. De gezichten zijn bedrukt.
"No more fish", klinkt het somber.
Alle bange vermoedens blijken werkelijkheid. Slechts een tiental vissen zijn niet weten te ontkomen, een magere vangst. Deze keer wordt er weinig gediscussieerd. Ze zullen opnieuw proberen, de vis kan niet ver weg zijn. Het blijkt een goede beslissing. Heel snel zitten we weer in het roeibootje en we zijn nog maar nauwelijks de baai uitgeroeid of het is onder de lamp al weer een gewriemel vanjewelste. De jonge man loodst de vis opnieuw naar de andere boot om hem daar te parkeren onder de lamp van de visserssloep in afwachting van een nieuwe poging om ze binnen te halen. Maar eerst zullen we proberen om nog een extra lading te verschalken. De lamp op de kleine boot wordt gedoofd en voorzichtig roeien we weg van de oude man. Als we op veilige afstand zijn om de vis niet meer af te schrikken, schakelen we over op motor. We varen in de tegenovergestelde richting van onze eerste tocht. Het is stikdonker, de lamp op de boot van Srecko wordt een alsmaar kleiner lichtpunt. Voor de rest is er alleen een glimworm te zien op Zirje, het eiland tegenover Kakan. Als ik omhoog kijk is er een sterrenhemel zoals ik er nog nooit één gezien heb. Miljoenen sterren.
En dan is er weer het licht van de gaslamp en het geklots van de roeiriemen in het water.Op de lange terugweg wordt er nauwelijks gesproken.
"Ligne", wijst de jonge man een enkele keer op wolkachtige witte schimmen in het water, "calamares, calamares".
"Salpe", een andere keer.
Van restaurantbezoek herinner ik me dat dat de betere, en dus duurdere, vis is van de menukaart.
Of omgekeerd (duurdere, en dus betere ...). "Goldstriche" staat er meestal bij om de Duitse toeristen te behagen. Maar ik kan met de beste wil van de wereld geen verschil zien tussen de salpe en de lacarde zolang ze in het water zitten. De calamares zijn wel duidelijk herkenbaar. Ondertussen naderen we langzaam maar zeker ons einddoel. Als we langszij komen is er op de visserssloep echter geen teken van leven.
"Sleeping, sleeping", grinnikt de jonge man.
Iedereen op de boot ligt op de meest onmogelijke posities in slaap.
"Allo, allo", worden de vissers gewekt.
De lamp op de grote boot wordt gedoofd en we roeien opnieuw naar de boei, de vis van twee strooptochten in ons kielzog.
En plots is de vis weg.
Het was nog gebeurd. Om die reden wordt er ook nooit meer dan een drietal opeenvolgende slagen na mekaar geroeid. Om de vissen niet af te schrikken en de kans te geven om terug te keren. Maar nu komt de vis niet meer terug. Misschien zijn ze op de vlucht voor het naderende motorgeronk van Srecko's boot.
"Ze zijn weg", zeg ik van consternatie in het Nederlands.
"Weg, weg", tuurt de jonge man zonder verpinken in de zee. We zijn nauwelijks van de boei verwijderd en Srecko maakt aanstalten om de netten uit te gooien.
"Cekaj, cekaj", roept de jonge man boos. "Wacht, wacht."
En even plots als het gewriemel onder de lamp weg was, is het ook weer terug.
"Riba, riba", zegt de jonge man. De opluchting is duidelijk hoorbaar.
"Hajde, hajde", roept hij luid. "Kom, kom."
En nu gaat alles goed. Het net wordt rond het bootje gegooid, we doven de lamp en roeien uit de cirkel, het net wordt met de winch in één beweging binnengetrokken. En dan ligt alleen nog de zak in het water. Het laatste stuk moet met de hand worden binnengetrokken. Met vereende krachten lukt het. Er wordt een knoop losgemaakt en dan staan we allemaal glunderend tussen de spartelende vis.
De vissers kloppen mekaar op de rug.
"Yeah, yeah", mompelt de oude man tegen de jonge man, "fishing, fishing".
"Hundred kilo?", vraag ik.
"More, more", zegt Srecko.
Ondertussen is het half vijf. Tijd om naar het vasteland terug te keren. De vis moet vanmorgen verkocht worden op de vroegmarkt.
Terwijl Srecko de boot van de nacht naar de dag vaart, wordt op het achterschip de vis in kratten verzameld. De vangst is uitzonderlijk goed. Honderdzeventig kilo makreel, drie kilo calamares en drie kilo salpe.
"Tonight you come eat fish", worden er bij het afscheid afspraken gemaakt.

's Avonds is er een vuur.
De vis wordt door Srecko op een rooster gelegd. Hij plukt een takje rozemarijn (de "dauw der zee") en gebruikt dat als kwastje om de vis met wat olijfolie in te strijken.
Er is vis, brood, sla en tomaat.
En dan komt er nog een karaf wijn op tafel.
"Fish swim all life in water, now he must swim in wine".


Geen opmerkingen:

Een reactie posten