zaterdag 16 maart 2013

Fons Vandepoel



Hebt u al een keer geteld hoe vaak het woord "objectief" opduikt in de dagelijkse krant?
Vandaag was het weer een objectieve hoogdag volgens mij.

Alleen al de vermeldingen in alle objectieve columns over Kim De Gelder en de problematiek van de objectieve psychiaters zorgt voor een objectief record. Je kan het eenvoudig natellen, het is een "feit".
Ik onthoud vooral dat het in Nederland objectief beter gesteld is.
Twee categorieën (ontoerekeningsvatbaar - niet ontoerekeningsvatbaar) zijn objectief gezien onvoldoende. Psychiaters hebben nood aan een fuzzy logic, vijf categorieën en er zullen geen problemen meer zijn in de toekomst.
Subjectief gezien vraag ik me dan af: Behoort Kim De Gelder tot categorie 1 of niet?
Zijn dat vijf mogelijkheden?
Subjectief gezien, ik voel dat namelijk alleen in het topje van mijn kleine teen, vermoed ik dat het pakweg een klein jaar zal duren voor één of andere objectieve columnist de nood aan een zesde categorie zal opperen.




Opa zat aan tafel met een glas rode wijn voor zich. Hij was verdiept in een artikel over de kunstensubsidies.
"Meer objectiviteit", las hij.
"Maar Marc, ziet gij dat nu ni?", kwam oma aangehold.
Ze nam het bekertje uit de handen van haar kleinzoon.
Opa keek even boven zijn krant en merkte dat zijn oogappel bijna de ganse inhoud van de beker op het tafeltje van zijn kinderstoel had uitgekieperd en met zijn handen een Pollock tableau aan het creëren was.
"Kijk nu toch eens, dat mag niet hoor Fons", zei oma vermanend terwijl ze de plas depte.
Opa grinnikte, waarop oma hem pardoes de schoteldoek toewierp.
"Heel grappig hoor", zei ze quasi boos.
Opa vouwde zijn krant dicht, hij had zijn portie objectiviteit wel gehad voor vandaag, en tokkelde tot groot jolijt van zijn kleinzoon met zijn vingers op de voormalige Pollock alsmaar dichter naar diens buik. Uiteindelijk kwam er een kitteling van.
"Nee, nee", zei het ventje telkens lachend en luider naargelang de vingers weer zijn buik naderden.

"Spaghetti", zette oma de dampende kom op tafel.
Ze sneed een portie in hele kleine stukjes.
Ze nam een schepje en wilde het in zijn mond stoppen.
Van haar kleinzoon wel te verstaan.
(Dat is informatie die u nergens gekregen hebt, het is een conclusie die u automatisch gemaakt hebt.
Of had u daar over nagedacht?
Even de pro's en contra's van beide hypotheses tegen elkaar afgewogen en dan de "meest waarschijnlijke" uitgekozen.)
"Ik", zei het kereltje.
"Ik", en hij greep naar het lepeltje.
"Wil jij het zelf doen?", vroeg oma.
Ze gaf hem het lepeltje.
Hij schudde het lepeltje leeg.
Het moet gezegd, het eten viel pardoes in zijn kommetje.
En dan nam hij zelf een schepje en stopte het in zijn mond.
Maar al gauw opende hij zijn mond opnieuw en liet het voedsel er uit vallen. Spuwen had hij nog niet echt onder de knie.
"Wamm", zei hij met tranen in zijn ogen.
"Maar schatje toch, is het te warm. Dan moet je even blazen kleine man".
Oma blies over het kommetje, roerde alles flink door elkaar en blies nog een keer.
Ze nam een schepje, blies nog een keer over het eten en stopte het in zijn mond.
Fons probeerde aarzelend, maar al gauw schudde hij zijn hoofdje en hij volhardde in zijn boodschap.
"Wamm", zei hij.
"Maar Fons, dat kan toch niet", zei oma en ze nam zelf een hap.
"Allé", wendde ze zich tot haar man, "dat is helemaal niet zo warm meer."
Ze wees naar Fons.
"En toch heeft dat ventje de tranen in zijn ogen."
Opa grinnikte.
"Wat is er dan aan de hand?", vroeg oma.
Opa stond recht en ging achter zijn vrouw staan.
"Weet je wat er aan de hand is hete oma?", vroeg hij.
Zijn hand gleed onder haar T-shirt en onder haar bh. Hij kuste haar in de hals terwijl hij een borst in zijn hand hield.
De saus is te pikant voor Fons.


Zou ik in aanmerking komen voor subsidies?
Het is maar een vraag die me plots overvalt.



"De subsidiëring van kunstenaars, projecten en organisaties, vertrek ik vanuit de zelfprofilering (het DNA) van een indiener. Deze zelfprofilering is gebaseerd op functies die een indiener opneemt en de discipline waartoe hij/zij behoort. De accenten die hierin worden gelegd en context waarbinnen wordt gefunctioneerd bepalen mee de zelfprofilering.

Het DNA wordt getoetst op de artistieke matrix. Hierdoor worden de schotten tussen de disciplines afgeschaft. Door een functiegerichte en niet louter disciplinaire beoordeling kan het subsidie-instrument ook beter ingezet worden voor het bereiken van bepaalde doelstellingen.

Ik onderscheid 5 functieclusters die ook de basis vormen voor de beoordeling:

1.
Creatie (onderzoek, ontwikkeling, begeleiding creatieproces)

2. Productie (maken, begeleiding productieproces, kwaliteit artistiek product)

3. Presentatie (aanbod tonen, context presentatie)

4. Participatie (bemiddeling, betrokkenheid publiek, educatie, diversiteit, doelgroepen)

5. Reflectie (zelfevaluatie, kritiek, contextualisering)

De eerste drie functieclusters richten zich op het maken en aanbieden van kunst, het hart van de kunstpraktijk. De laatste twee op de omkadering ervan.

Er worden twee afzonderlijke functieclusters voor omkaderende initiatieven voorzien omdat deze niet aan dezelfde criteria voor de kunstpraktijk getoetst kunnen worden. Niet de artistieke praktijk zelf, maar wel de toeleiding naar of reflectie over de artistieke praktijk is de finaliteit van omkaderende initiatieven. Door zowel functies met betrekking tot de artistieke praktijk als functies met betrekking tot de omkadering een duidelijke plaats binnen het decreet te geven, wordt een beoordeling op maat van alle subsidiecategorieën verzekerd."

http://www.cdenv.be/sites/default/files/actua/documents/20130315%20Minister%20Schauvliege%20-%20Conceptnota%20Vernieuwing%20Kunstendecreet%20goedgekeurd%20door%20Vlaamse%20Regering.pdf

"Reflectie" zal een onoverkomelijk probleem blijken vrees ik.

Over Nederland gesproken.
Of bent u de draad kwijt ondertussen.
Nederland, het land van honing voor de psychiaters, het land van "het debacle van de verfondsing".


http://www.nrc.nl/ombudsman/2013/03/15/objectieve-journalistiek-achterhaald-ik-dacht-het-niet/

Objectieve journalistiek achterhaald? Ik dacht het niet
 
Hoe objectief moet een journalist zijn?
En wat is dat eigenlijk, ‘objectiviteit’?
Dat was de inzet van een symposium dat ik donderdag bijwoonde aan de Universiteit van Amsterdam, onder de titel ‘Objectiviteit, een achterhaalde norm?’
Een onderhoudende, maar uiteindelijk nogal wollige discussie – maar goed, dat krijg je als het gaat om zo’n vaag begrip, waarover in de journalistiek van tijd tot tijd wordt gebakkeleid. In de jaren zeventig zou New Journalism het stoffige fabrieksproza van kranten vervangen, volgens de schrijver Tom Wolfe. Journalisten zouden literaire stijlmiddelen gaan gebruiken en zichzelf meer in hun verhalen gaan betrekken.
Dat was dus vooral een kwestie van stijl. Het leidde tot mooie reportages, waarvan Wolfe de beste bundelde, maar ook tot journalistiek cabaret, zoals dat van Hunter S. Thompson.

Terug van weggeweest: de discussie over objectiviteit

Veertig jaar later is die discussie over objectiviteit dus weer terug nu iedereen twittert, blogt en facebookt. En kranten en journalisten niet meer het vanzelfsprekende gezag hebben dat ze volgens sommigen in hun ‘Gouden Tijd’ zouden hebben gehad.
Ook in Amerika waar het idee van ‘objectieve journalistiek’ werd geboren, is de discussie over het begrip opgelaaid. De ombudsvrouw van The New York Times, Margaret Sullivan, wijdde onlangs deze sceptische column aan de wens om journalisten minder objectief en persoonlijker te laten schrijven.
Ze haalt de journalistieke wetenschapper Jay Rosen aan:
De basis voor het vertrouwen in journalisten is langzaam aan het veranderen. De zogenaamde neutrale blik van journalisten, de ‘view from nowhere’, wordt minder te vertrouwen, en het vertrouwen neemt toe in journalisten die openlijk zeggen: dit is mijn opvatting.
En lees ook dit interessante rapport van de Columbia School of Journalism, waarin wordt gepleit voor een veel persoonlijker vorm van journalistiek. Individuele journalisten worden namelijk belangrijker dan het instituut waar ze voor werken:
De individuele handelingsvrijheid van journalisten is veel groter geworden, ook buiten de eigen redactie en het merk.
Dat is een goeie ontwikkeling, aldus het rapport, want journalisten moeten hun publiek aanspreken met individuele expertise en charisma.
Is dat nog ‘objectief’?

Objectiviteit is ook een waardeoordeel

Het probleem met zulke discussies is: meestal wordt ‘objectiviteit’ niet gedefinieerd, maar impliciet gelijkgesteld met ‘onafhankelijk’, ‘neutraal’, en ‘onpartijdig’. Maar dat zijn weer allemaal verschillende begrippen, waardoor de verwarring vaak meteen compleet is.
Zo wordt objectiviteit wel geïdentificeerd met ‘neutrale’ journalistiek. Maar in een liberale democratie met een vrije, pluriforme pers, is journalistiek nu juist niet neutraal: er zijn linkse media, rechtse, liberale, christelijke, elitaire, populaire, et cetera. Met een eigen visie en identiteit, die ze uitdragen in hun commentaren, maar ook in het accent dat ze aan onderwerpen geven. Ja, in dictaturen bestaan ‘neutrale’ kranten, die dan ook vaak iets als De Waarheid heten, al is die er meestal niet in te vinden.
Aan de andere kant, als je ‘neutraal’ opvat als het streven naar eerlijke en evenwichtige berichtgeving, dan is daar natuurlijk niets mis mee. Integendeel. Kwaliteitskranten gaan niet voor niets uit van het adagium facts are sacred, comment is free. Dat wordt dan ook bedoeld met ‘onpartijdig’ en ‘onafhankelijk’: de berichtgeving moet zich laten leiden door de feiten, niet door de meningen van de verslaggever. Voor opiniejournalisten en columnisten ligt dat natuurlijk weer anders, dan gáát het juist om meningen.
Ook in dat adagium zie je trouwens dat ‘objectiviteit’ zelf geen objectief begrip is, maar beladen is met waardeoordelen (feiten zijn “heilig”).

Streven naar objectiviteit is achterhaald

Het streven naar objectiviteit is afkomstig uit de Amerikaanse krantenwereld en heeft een lange geschiedenis, die wordt onderzocht in het boek Just facts van David Mindich, die werkte bij CNN en onder meer schreef voor The Wall Street Journal. Volgens Mindich sloot de norm van objectiviteit aan bij de zakelijke belangen van uitgevers, bij het vertrouwen van de negentiende eeuw in empirie en wetenschappelijkheid, en bij technologische vernieuwingen zoals De Telegraaf, die het mogelijk maakte informatie staccato en snel door te seinen.
Maar na De Telegraaf hebben we nu Twitter, waar iedereen zijn mening (en feiten) doorgeeft. Het begrip objectieve journalistiek is dus anno 2013 écht achterhaald, vinden de critici ervan, vanuit uiteenlopende perspectieven.
Technologisch: Dankzij internet is de tijd voorbij dat je op journalistieke informatie moet vertrouwen, iedereen kan nu zelf bij ‘de bronnen’. Journalistiek hoeft dus ook niet meer objectief te zijn, maar moet ‘transparant’ zijn. Dat wil zeggen: openheid van zaken geven over de eigen visie en werkwijze, en linken naar de gebruikte bronnen.
Commercieel: De tijd van journalisten die Weten Hoe Het Zit en dat als objectieve vertellers mededelen, is ook voor uitgevers voorbij. In het moderne mediatijdperk is geen behoefte meer aan allesweters, maar aan persoonlijke journalistiek. Zie het succes van allerlei bladen met persoonlijke verhalen en ontboezemingen.
Filosofisch: Geen mens is ‘objectief’, dus ook een journalist niet. Dat is zo’n beetje een huis-tuin-en-keukenwijsheid geworden. Het streven naar ‘objectief’ nieuws is zoiets als het streven naar een view from nowhere. Onmogelijk, want onmenselijk, en dus onwenselijk. Doen alsof je objectief bent is dan schijnheilig of bedrog.

Of juist helemaal niet..?

Tegen al die argumenten is wel iets, of zelfs veel, in te brengen.
Technologisch: Internet biedt talloze mogelijkheden, maar schreeuwt ook om ordening en duiding. En transparantie is inderdaad broodnodig en een groot goed, journalisten moeten veel meer laten zien wat ze doen, hoe en waarom. Maar dat dient juist tot een versterking van de objectiviteit die het vak nastreeft, het is geen vervanging ervan.
Commercieel: Het is maar de vraag of gebruikers van journalistieke media vooral subjectieve informatie willen en geen ‘objectieve’. Een onderzoek dat op het UvA-symposium werd gepresenteerd wijst eerder op het tegendeel. Hoger opgeleide jongeren willen juist objectieve informatie concludeerde studente journalistiek Hansje van de Beek. Haar stelling: subjectieve journalistiek jaagt hoog opgeleide jongeren weg van de media.
Filosofisch: Objectiviteit hoeft helemaal geen view from nowhere in te houden. Het gaat erom dat mensen, hoe menselijk ze ook zijn, in staat zijn waarheid vast te stellen. Zoals het feit dat de aarde om de zon draait en niet andersom. Die waarheid hangt niet af van een persoonlijk standpunt en het is ook geen mening. Net zomin is het een mening dat de inval in Irak plaatsvond in 2003.
Ook de journalistieke ‘duiding’ van zulke feiten is niet zozeer het geven van een subjectieve mening, maar eerder het vellen van een professioneel oordeel. Dat kan tegelijk persoonlijk zijn (in de zin van: deskundig) én objectief (in de zin van: zakelijk).
Het hangt er natuurlijk ook van af over welk medium je het hebt. De Wereld Draait Door is een amusementsprogramma barstenvol meningen. Maar is het journalistiek? Laten we ons beperken tot journalistiek in de zin van kranten, bladen en sites die de lezer en bezoeker vooral willen informeren, en niet vermaken.

Het is een methode geen doel

Wat is dan uiteindelijk wél objectiviteit?
Bill Kovach en Tom Rosenstiel, auteurs van het standaardwerkje The Elements of Journalism, geven daar een mooie uitleg over. De discussie over objectiviteit is volgens hen “een van de grote verwarringen over journalistiek”. Objectiviteit moet geen doel zijn (haalbaar of onhaalbaar) maar een methode, een manier van werken. Het begrip houdt helemaal niet in dat journalisten geen opvattingen of meningen zouden mogen hebben, het bepleit een methode om informatie te verzamelen, te controleren en te presenteren.
Ze geven daar in hun boek deze vuistregels voor:
1. Voeg nooit iets toe dat er niet was
2. Bedrieg je publiek nooit
3. Wees zo transparant mogelijk over je methode en motieven
4. Vertrouw op je eigen, primaire verslaggeving
5. Wees bescheiden
En in die opsomming zie je opnieuw dat objectiviteit in de journalistiek geen wetenschappelijk maar een normatief begrip is.
Kovach en Rosenstiel leggen die principes zo ook nog eens uit:
Journalistiek streeft niet naar waarheid in absolute of filosofische zin, maar in een praktische zin, ten behoeve van burgers in een democratie. Dat begint met het op een professionele manier verzamelen en verifiëren van feiten.
Let wel, daar ‘begint’ het mee; daarna komt nog van alles. Ja, ook meningen.
Bij hen wordt objectiviteit in de journalistiek dus gedefinieerd als een methode voor eerlijke, afgewogen en feitelijk correcte berichtgeving. In die betekenis is objectiviteit (als je dat begrip wilt gebruiken) nog steeds de zuurstof van de journalistiek.
Trouwens, zelfs Mindich, de auteur van Just Facts, houdt vast aan het streven naar een feitelijke, betrouwbare journalistiek: het gaat tenslotte om feiten in de wereld daarbuiten, niet om de meningen van journalisten.
Ik wil geen relativisme omarmen. Er is een ‘daarbuiten’, daarbuiten.
En Margaret Sullivan van The New York Times besloot haar column over het onderwerp zo:
Als ‘onpartijdigheid’ betekent dat je in elk artikel altijd evenveel ruimte moet geven aan verschillende opvattingen, dan zijn we beter af zonder dat begrip. Probeer liever de waarheid te achterhalen. Maar dat kan vereisen dat een journalist zijn opvattingen achterwege laat om informatie eerlijk te beoordelen. Als dát onpartijdigheid is, is het niet alleen nog steeds de moeite waard, maar absoluut noodzakelijk.
Daar ben ik het (persoonlijk) mee eens.
En u?



http://www.onzetaal.nl/taaladvies/advies/om-de-hete-brij-heen-draaien

Om de hete brij heen draaien

Waar komt de zegswijze om de hete brij heen draaien vandaan?Om de hete brij heen draaien wil volgens Van Dale (2005) zeggen dat er iets moeilijks moet worden aangepakt, maar dat dit niet gebeurt: er is juist sprake van geaarzel en getreuzel. Maar deze uitdrukking wordt ook gebruikt in de betekenissen 'iets heel graag willen, begerig naar iets zijn' en 'niet ronduit zeggen wat je bedoelt'.
De uitdrukking om de hete brij heen draaien was oorspronkelijk langer. In het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) staat: "Hij loopt er om heen als de kat (of: eene vlieg) om den heeten brij (...), als blijk van ongeduldige begeerte of van besluiteloosheid." F.A. Stoett vermeldt als de kat om de hete brij lopen. Tegenwoordig wordt als een/de kat meestal weggelaten.
In het Groot Uitdrukkingenwoordenboek van Van Dale (2006) wordt de herkomst als volgt verklaard: "Een kat die eten voorgeschoteld krijgt dat nog te heet is, loopt niet weg, maar gaat steeds aan een andere kant van zijn bak proberen of het daar misschien niet heet is."

Het zal altijd te heet blijven voor Fons.
Wat is een "feit"?
Mijn objectief is niet objectief.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten