donderdag 10 mei 2012

Daniel Everett


Pleidooi voor een open democratie.
http://www.demorgen.be/dm/nl/2461/De-Gedachte/article/detail/1435419/2012/05/09/Pleidooi-voor-een-open-democratie-in-Vlaanderen.dhtml

Wat is dat, een "open democratie"?
Beetje een alternatieve benaming (marketingsgewijs) voor de "open samenleving".

"De open samenleving is een samenleving waarin geen eeuwige waarheden worden aangehangen en zo tegenideeën kunnen ontstaan.
Een beroemd werk over dit idee is geschreven door de filosoof Karl Popper, The Open Society and its Enemies."
http://nl.wikipedia.org/wiki/Open_samenleving

Ik denk dat de honderd ondertekenaars zich daar wel in zullen kunnen vinden.
(opdracht: geef een rationele verklaring voor de marketing. Waarom die naamsverandering?)

In een manische bui zou ik daar tegen ingaan.
"Honderd tegen één", ik laat me er hoegenaamd niet door afschrikken.
Maar ik ben helaas niet in een manische bui.
Ik beperk mij hier eenvoudig tot "ik hoef die open samenleving niet".
Er wordt te veel gepraat.
Mijn gedacht.

Dus (logica !) laten we het over iets anders hebben.
Taalfilosofie.


"Wetenschap is wat ik wil."
Ik denk dat dat een mooie zin is.
Lees de zin eens met de klemtoon op "wetenschap"
Wetenschap is wat ik wil.
En dan op "wat ik wil".
Wetenschap is wat ik wil.
Ik denk dat dat twee mooie zinnen zijn.
In de eerste zin is "wetenschap" het voorwerp van mijn wil.
De tweede zin is eerder zoiets als "mijn wil is wet", wat ik wil heeft immers een aureool van wetenschappelijkheid.
De tweede zin is een antwoord op de vraag "Wat is wetenschap?"
"Wetenschap" fungeert er als "kenobject"

Kenobject of kennisobject is een samentrekking van object van kennis, en duidt op de persoon, het voorwerp of het verschijnsel in de realiteit, waarnaar de kennis verwijst. Men kan spreken van het kenobject van een gedachte, van een hypothese, van een model, van een theorie, van een wetenschappelijke vakdiscipline, of van een studierichting.
Het begrip kenobject stamt uit de kennistheorie en wetenschapsfilosofie. Pas sinds Immanuel Kant (1724-1804) wordt duidelijk onderscheid gemaakt tussen het kennend subject en de werkelijkheid als Ding an sich. Het object wordt gezien als de buiten het denken en denkend subject bestaande werkelijkheid.
http://nl.wikipedia.org/wiki/Kenobject

Een fout antwoord uiteraard!
Een fout antwoord omdat "ik" het "kennend subject" is.
Dat kan niet.
"Wetenschap" bij uitstek  "wordt gezien als de buiten het denken en denkend subject bestaande werkelijkheid".

Oei.
Wetenschap heeft blijkbaar niets met "denken" te maken.
Moeilijk hé!
Of deze dan:
"Wetenschap is wat men wil."
"Men", is dat een problematisch woord?
Zulke vragen worden beantwoord in de taalfilosofie.


Daar zijn de Piraha weer!

daniel everett (copyright de morgen)

http://www.kennislink.nl/publicaties/in-de-ban-van-het-piraha

In de ban van het Pirahã
In 2004 beweerde de Amerikaanse taalgeleerde Noam Chomsky dat recursie dé definiërende eigenschap is van het menselijk taalvermogen. Maar volgens Dan Everett gaat dit niet op voor het Pirahã, een taal die gesproken wordt in het Amazonegebied. Gevolg: een elektronische oorlog op internet.
Alle talen lijken op elkaar, behalve het Pirahã. Een groep van ongeveer 350 jagers-verzamelaars in het Amazonegebied gebruikt mogelijk een grammatica die fundamenteel verschilt van die van alle andere menselijke talen. Het artikel over het Pirahã dat de Amerikaanse taalkundige Dan Everett in 2005 in Current Anthropology publiceerde, zorgde aanvankelijk vooral voor tumult onder antropologen. Vorige maand brak er ook onder Everetts taalkundige collega’s een elektronische oorlog uit op internet.

Controversieel

Aanleiding tot deze controverse zijn Everetts beweringen dat het Pirahã geen woorden heeft als alles en iedereen, geen kleurennamen of telwoorden, alleen uit andere talen geleende persoonlijk voornaamwoorden kent en geen manier heeft om voltooide tijd uit te drukken. Maar het controversieelst is zijn stelling dat het Pirahã niet recursief is. Recursie is de eigenschap van menselijke taal die het mogelijk maakt om woordgroepen in te bedden in andere woordgroepen. Het lijdend voorwerp van de zin ‘jij beweert x’ kan ook weer een zin zijn: ‘Jij beweert dat het regent’. Dankzij deze eigenschap kennen menselijke talen geen langste zin: voor iedere kandidaat kun je altijd ‘Marie denkt dat Piet denkt dat’ plaatsen om een nog langere zin te maken.

De taalkundige Daniël (Dan) Everett (Illinois State University) deed een aantal controversiele uitspraken over de taal van de Pirahã-stam in Brazilië.
In 2004 beweerde de beroemde Amerikaanse taalgeleerde Noam Chomsky in een artikel in Science samen met de biologen Marc Hauser en Tecumseh Fitch dat recursie dé definiërende eigenschap is van het menselijk taalvermogen. Geen enkel dierlijk communicatiemiddel zou recursief zijn, terwijl in alle menselijke talen wel zinnen zouden kunnen worden ingebed. Behalve dus, mogelijk, in het Pirahã. “Ik wilde het eerst ook niet geloven,” zegt Everett. “Toen ik mijn werk vijfentwintig jaar geleden begon, ging ik ervan uit dat die taal inbedding zou moeten kennen. Maar ik moest uiteindelijk toegeven dat ze niet te vinden was.”

Radicaal anders

In zijn artikel in Current Anthropology trok Everett een radicale conclusie. Volgens hem toont de grammatica van het Pirahã aan dat Chomsy’s idee van een aangeboren taalvermogen onjuist is. Volgens dit idee leren alle kinderen de grammatica hun moedertaal volgens een vooropgezet schema en zijn alle talen variaties op een algemeen-menselijk thema. Het radicale anderszijn van het Pirahã zou aantonen dat deze hypothese niet klopt.
Talen worden volgens Everett diepgaander door de cultuur beïnvloed dan mogelijk is onder Chomsky’s hypothese. Alle bijzondere eigenschappen van het Pirahã volgen uit het feit dat de sprekers in het Amazonegebied sterk in het hier en nu leven en alleen rechtstreeks over gebeurtenissen praten. Doordat abstracties zich niet in het hier en nu bevinden, kunnen de Pirahã niet praten over getallen of kleuren of generalisaties maken die gelden voor ‘alles’ en ‘iedereen’. Ook recursie impliceert altijd onrechtstreeksheid: ‘jij beweert dat het regent’ is geen bewering over een zelf ervaren gebeurtenis.

Exotisch

Vorige maand publiceerden de Chomskyaanse taalkundigen Andrew Nevins, David Pesetsky en Cilene Rodrigues een fel artikel op het internetarchief LingBuzz. Omdat Everett de enige is die over het Pirahã gepubliceerd heeft, vergeleken Nevins, Pesetsky en Rodrigues onder andere zijn proefschrift uit 1986 met zijn recente beweringen. Hun conclusie: in het eerdere werk worden wel degelijk kleurtermen en telwoorden genoemd en worden sommige zinnen vertaald met recursieve equivalenten in het Portugees of het Engels.
“We ontdekten dat het Pirahã helemaal niet zo bijzonder is”, zegt Andrew Nevins, een voormalig student van Chomsky die tegenwoordig aan Harvard doceert. “Het lijkt in zinsbouw juist heel veel op allerlei andere talen, zoals het Duits of het Russisch. Niemand zal beweren dat Duitsers en Russen alleen maar in het hier en nu leven, dus de culturele verklaring houdt geen stand.” Nevins verwijt Everett, de enige westerse onderzoeker die de taal vloeiend spreekt, verder dat hij het Pirahã in zijn laatste publicaties expres extra exotisch heeft gemaakt: woorden die vroeger met iedereen vertaald werden, worden nu weergegeven als hij-groot.

Tegenstanders beweren dat Everett het Pirahã exotischer voor doet komen dan het in werkelijkheid is.

Boekenwijsheid

“Nevins, Pesetsky en Rodrigues zoeken een alternatieve verklaring voor mijn gegevens”, zegt Everett, die inmiddels ook op het internet gereageerd heeft. “Dat is een wetenschappelijke reactie. Het is alleen jammer dat mijn oudere werk hun enige bron is. Ze hebben zelf geen veldwerk gedaan. Zo ben ik in discussie met mijn eigen proefschrift. Dat is een aardig werkstuk van een sympathieke jongen – maar ik weet het beter dan hij.” De vroegere vertaling van een aantal woorden als iedereen doet volgens hem geen recht aan de structuur van de taal.
Aan het debat ligt diepere conflicten ten grondslag over onze visie op de mens: in hoeverre worden we zo sterk door onze cultuur bepaald dat praten over universalia zinloos is? Over en weer beschuldigen de onderzoekers elkaar van onvoldoende respect voor de Pirahã. Een ander belangrijk verschil van mening gaat over de juiste methode voor taalkundig onderzoek. Everett verwijt zijn collega’s dat ze hun kennis uitsluitend uit boeken halen. “Als Nevins naar het Amazonegebied wil komen, wil ik voor hem vertalen.”
“Hij vindt dat je geen taal mag bestuderen als je nog nooit in het gebied bent geweest”, antwoordt Nevins, “maar hij doet uitspraken over de bijzonderheid van deze taal waaruit blijkt dat hij slecht op de hoogte is van hoe andere talen in elkaar zitten. Hij wil dat iedereen nu onderzoek gaat doen naar de Pirahã, maar dat is bijzonder lastig omdat die mensen eentalig zijn. En dat terwijl er nog zoveel andere Amazonetalen zijn die veel makkelijker onderzocht kunnen worden maar die iedereen links laat liggen.”
Dit artikel verscheen op 2 juni 2007 in NRC Handelsblad.

En als de taalfilosofie geen antwoord biedt is er gelukkig altijd nog de wiskunde!
Of de wiskundefilosofie zo u wil.

http://www.kennislink.nl/publicaties/de-grote-piraha-hoax

De grote Pirahã-hoax
De Zuid-Amerikaanse indianentaal, het Pirahã, heeft geen telwoorden, woorden voor kleuren of tijdsaanduidingen. Ook wordt wel beweerd dat deze taal het moet stellen zonder recursiviteit. In dit artikel wordt ingegaan op het begrip recursiviteit en de mogelijkheid of onmogelijkheid van het bestaan van niet-recursieve grammatica’s.
Precies een jaar geleden was er ineens veel media-aandacht voor een opmerkelijke Zuid-Amerikaanse indianentaal, het Pirahã. Die taal zou een probleem vormen voor alle theorieën over taal, en vooral voor de taaltheorie van de Amerikaanse taalkundige Noam Chomsky. Nog niet eens omdat het Pirahã geen telwoorden, of woorden voor kleuren, of tijdsaanduidingen kent, maar omdat er geen recursiviteit in de taal zou zitten. Maar wat is dat eigenlijk, recursiviteit? En kunnen talen het stellen zonder deze eigenschap?

Hoeveel zinnen zijn er?

Wat een taal precies is, daar kun je op heel veel verschillende manieren tegen aankijken, maar één ding is zeker: de uitingen, of de zinnen, van een taal behoren in ieder geval tot de taal. En dan mag je best van mening verschillen over de vraag wat een zin precies is (is het iets in je hoofd, of op papier, of is het een klank?), maar elke taal kent wel een aantal uitingen waarvan iedere taalgebruiker zegt: die zijn oké, die behoren tot mijn taal. De beschrijving van die zinnen is in ieder geval onderdeel van de grammatica van die taal. Een belangrijke vraag is nu: hoeveel zinnen zitten er in de taal? En dan gaat het niet zozeer over het precieze aantal, maar over de wiskundige vraag: is dat aantal eindig of oneindig?
Alle bekende talen kennen een oneindig aantal zinnen. Het zou zeer opmerkelijk zijn als het Pirahã een eindig aantal zinnen zou bevatten. Ga maar na: de taal heeft in ieder geval woorden voor ik en voor jou, en er zal ook wel een werkwoord voor kussen bestaan want kussen doet iedereen, dus je kunt makkelijk een zinnetje maken dat betekent ik kus jou. Als het Pirahã nu ook een woordje voor en heeft, kun je daarnaast een zinnetje maken dat betekent ik kus jou en jou (en dan wijs je twee personen aan). Maar nu is meteen ook mogelijk: ik kus jou, en jou, en jou. Enzovoorts. Dan heb je al meteen in principe een oneindig aantal zinnen.

Recursieve grammatica

Hoe kun je een oneindig aantal zinnen beschrijven? Je kunt ze niet eenvoudigweg opsommen, want dat duurt eeuwig, dus je moet een slimmere manier van beschrijving kiezen. De enige manier om een oneindig aantal zinnen te beschrijven is door gebruik te maken van woordgroepen. Je kunt bijvoorbeeld zeggen: een zin kan een onderwerp en een gezegde zijn, en dan werk je uit wat het onderwerp kan zijn en wat het gezegde kan zijn.
Het doet er niet eens toe welke namen je kiest voor je woordgroepen, of hoe je ze indeelt, het gaat even om het wiskundige principe. Als je bijvoorbeeld – puur schematisch – zegt dat een zin kan bestaan uit 3 woordgroepen A, B en C, die ieder weer 3 mogelijkheden hebben, dan heb je met 10 regels al 27 zinnen beschreven (3 regels voor A, B en C elk, en 1 regel voor het geheel, en het aantal combinaties is 3×3×3). Dat loopt lekker snel op. Als je die woordgroep C bijvoorbeeld ook kunt opsplitsen in een paar woordgroepen (zeg 4) met een paar mogelijkheden elk (bijvoorbeeld 3), dan zit je met 20 regels al op 108 zinnen. Met een beetje slimme grammatica heb je zo miljoenen zinnen beschreven.
Wat is nu recursie? (Wiskundigen gebruiken liever het kortere woord recursie in plaats van recursiviteit). Daarvan is sprake als je in de uitwerking van een bepaalde woordgroep diezelfde woordgroep weer terugkrijgt. Dus je zegt bijvoorbeeld iets als: A is een woordgroep die kan bestaan uit de woordgroepen B en C, en B kan bestaan uit D en E en F, en daarvan kan D uit G en H bestaan, en H is mogelijkerwijs I en A. Dan heb je A weer, en dat is recursie. De vraag is nu: kun je bewijzen dat er recursie moet zitten in de grammatica van een taal? Het antwoord is: ja, dat kan. Als je een oneindige taal wilt beschrijven op de bovenstaande manier, dan moet dat met recursie.

Normalisatie

Wanneer je een taal omschrijft aan de hand van symbolen, zoals in het bovenstaande voorbeeld, werkt het het makkelijkst wanneer je elk symbool laat bestaan uit precies twee andere symbolen. Natuurlijk zijn er woordgroepen die bijvoorbeeld uit 4 andere woordgroepen bestaan. Dus A bestaat uit B en C en D en E. Deze regel kan je vereenvoudigen door te zeggen: X=B en C. Y=D en E. A bestaat dan uit X en Y. Op deze manier krijg je een genormaliseerde grammatica.
De genormaliseerde grammatica heeft een belangrijk voordeel: iedere regel die je toepast, levert je precies twee symbolen op. Pas je op elk van die twee symbolen weer een regel toe, dan heb je precies vier symbolen. Pas je op elk van die vier symbolen weer een regel toe, dan heb je precies acht symbolen. Het aantal keren dat je dit doet, zegt dus iets over de lengte van de zin die je beschrijft. De langste zin die je in k stappen kunt beschrijven is in de genormaliseerde grammatica 2k symbolen lang.
Nu tel je het aantal verschillende symbolen in je genormaliseerde grammatica. Stel dat is s. De vraag is dan: bevat je taal een zin langer dan 2s? Het antwoord is weer ja. Als je taal oneindig is, met een eindig aantal woorden, bevat hij ook een zin langer dan 2s.

De noodzaak van recursie

Wat is er zo interessant aan een zin die langer is dan 2s woorden? Nou, je hebt meer dan s stappen nodig om hem te beschrijven in je genormaliseerde grammatica. En als je maar s verschillende symbolen hebt, moet je na s stappen onvermijdelijk een symbool terug laten komen dat je al eens gehad hebt. En dat is recursie. In de beschrijving van die lange zin zit dus zeker recursie.
Daarmee is bewezen dat in elke genormaliseerde grammatica van een oneindige taal noodzakelijk recursie zit. Maar dat betekent dat in alle oorspronkelijke grammatica’s ook recursie moet hebben gezeten. Anders gezegd: een oneindige taal kan alleen met een recursieve grammatica beschreven worden. Als het Pirahã oneindig veel zinnen heeft, bevat de grammatica van het Pirahã gewoon recursie. Net als alle andere menselijke talen.

"Aan het debat ligt diepere conflicten ten grondslag over onze visie op de mens: in hoeverre worden we zo sterk door onze cultuur bepaald dat praten over universalia zinloos is?"
Wetenschapsfilosofie.
Wiskundefilosofie.
Taalfilosofie.
De grammatica van het geluk.

De Piraha leven in het hier en nu.
Ze leven zonder "zijn".
Dat is de weg naar het geluk.
Ligt ons geluk bij de piraha?
Ik denk dat niet.
The Pirahã people do not call themselves Pirahã but instead the Hi'aiti'ihi, roughly translated as "the straight ones".
Zelfs als er weinig gepraat wordt, kan er nog te veel gepraat worden.


Een pleidooi voor een open matroesjka.





Bang voor zijn
De korte pijn
Ik spuw venijn.

Een beetje Jezekeszalf
is opium voor iedereen
Maar alleen de argelozen dromen.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten