zondag 4 februari 2024

De vriend

 

Ik heb een boekje dat ik koester.
Het is getiteld "Café Amical".




Het is een boekje van mijn grootvader, het is een logboek van de huishuur die hij betaalde.
Elke bladzijde zegt nagenoeg hetzelfde:
"Ontvangen van Joseph Bosmans de som van X frank als huishuur voor datum x tot datum y"
De eerste pagina begint in maart 1944 en de laatste pagina eindigt op maart 1949.



(Nota voor de euro generatie: vijftig frank huishuur komt overeen met 1,25 euro huishuur. Per maand!)

Ik koester het boekje omdat het mij herinnert aan een waarheid. Een tekst is slechts van belang voor twee personen: voor hij of zij die het schrijft en voor hij of zij die het onderschrijft.

In de loop van 1938 noteerde Wittgenstein zijn gedachtegang in een gelijkaardig notaboekje als mijn grootvader. Ik vermoed dat het nauwelijks groter was. Op een bladzijde staan hoop en al enkele zinnen, en er zijn amper 32 pagina's. Als je de tekst zou kopiëren en afdrukken op A4 formaat heb je aan enkele pagina's genoeg. Het is een ongepubliceerd werk en het is gekend onder de naam "manuscript 160" (Ms - 160).
 Hoewel hij zelf het tegendeel beweerde, is Wittgenstein niet gemakkelijk om te lezen,
"Wenn dieses Buch geschrieben ist, wie es geschrieben sein sollte, so muß alles was ich sage leicht verständlich, ja trivial sein, schwer verständlich aber,warum ich es sage."
(Ms -160, 4)
"Als dit boek is geschreven zoals het geschreven zou moeten worden, moet alles wat ik zeg gemakkelijk te begrijpen zijn, zelfs triviaal, maar moeilijk te begrijpen waarom ik het zeg."

Hey, ik hou van die kerel, maar dat geeft toch blijk van een stuitend gebrek aan zelfkennis.
Soms denk ik over een tekst van Wittgenstein hetzelfde als wat ik denk over een tekst van mezelf die ik na verloop van tijd  herlees: "wat had die kerel toen gedronken zeg?"
Wat op het moment van het schrijven nog zo helder leek als het water van een klaterend bergriviertje, lijkt bij nader inzien zo troebel als een traag meanderende stroom bij de monding.
Alleen al de ontelbare teksten die over het werk van Wittgenstein geschreven zijn maken dat duidelijk.
Als het allemaal zo gemakkelijk te begrijpen was, zouden die volstrekt overbodig zijn.
Ook als je manuscript 160 ter hand neemt, bekruipt je al vlug de neiging om te zeggen: "Vader, als het mogelijk is, laat deze beker dan aan mij voorbijgaan."
Soms lijkt het wel of ik de vertolker van Wittgenstein beter begrijp dan Wittgenstein zelf:
"Taal is een spel, woorden hebben meestal geen éénduidige betekenis. De concrete betekenis komt tot uiting in het gebruik van het woord. Betekenis vergt niet alleen een gedeelde definitie maar ook een gedeelde "levensvorm". Et cetera, et cetera."
Je zou bij wijze van experiment een cursus kunnen opstellen door een aantal van Wittgenstein zijn "Bemerkungen" te selecteren, een beetje te herschikken, en er vervolgens een doorlopende tekst van maken.
Maar wat doen we dan met al die andere "Bemerkungen"?
Zou het niet veel handiger zijn als we een papierversnipperaar ter beschikking hadden?
Waarom blijft dat gevoel van onbehagen als je Wittgenstein zelf leest in de plaats van zijn vertolkers?
Wat belet hem om net zo helder als zijn vertolkers te schrijven?

"Es handelt sich nicht um einem Konsens der Meinungen sondern der Lebensformen."
(Ms-160, 26)
"Het is geen kwestie van consensus over meningen maar over levensvormen."
Dat is een helder standpunt.
Voor we verder gaan misschien even stilstaan bij een gelijkaardige - en nee, dat is helemaal niet toevallig - propositie van Nietzsche.
Es genügt noch nicht, um sich einander zu verstehen, dass man die selben Worte gebraucht: man muss die selben Worte auch für die selbe Gattung innerer Erlebnisse gebrauchen, man muss zuletzt seine Erfahrung mit einander gemein haben.
(Friedrich Nietzsche, Jenseits von Gut und Böse, 268)
"Om elkaar te begrijpen is het nog niet voldoende dat je dezelfde woorden gebruikt; je moet ze ook voor dezelfde soort innerlijke belevenissen gebruiken, je moet je ervaring ten slotte met elkaar gemeen hebben."
Wanneer we op een dergelijke uitspraak stuiten, hebben we de neiging om onze geest wat rust te gunnen. Eventuele problematische aspecten worden met de mantel der liefde toegedekt. Niet zo bij Wittgenstein.
Wat is een consensus?
Wat zijn levensvormen?
In zijn Ms-160, 22 maakt Wittgenstein het problematische duidelijk met een tekeningetje van niemendal:
Een definitie van een cirkel met twee pijlen (een uurwerk?) door middel van twee cirkels met een pijl.



 

Wat brengt dergelijke definitie voor zoden aan de dijk?
"Consider as an example the question “What is time?” as Saint Augustine and others have asked it. At first sight what this question asks for is a definition, but then immediately the question arises: What should we gain by a definition, as it can only lead us to other undefined terms?"
(The blue book, technische referentie luidt Ts-309, 41-3)
"Beschouw als voorbeeld de vraag: “Wat is tijd?” zoals Sint Augustinus en anderen het hebben gevraagd. Op het eerste gezicht vraagt deze vraag om een definitie, maar dan rijst onmiddellijk de vraag: Wat zouden we winnen bij een definitie, aangezien deze ons alleen maar naar andere ongedefinieerde termen kan leiden?"
Wat is een consensus?
WANNEER is er een consensus?
Meestal verkiezen we een gewapende vrede als we daar moeten over oordelen: "laten we er met een boogje omheen lopen."
Wat is immers het alternatief?

(Cartoon die op de twitter account van "the British Wittgenstein Society" geplaatst werd. De basis is een bekende spotprent uit de tijd van Dreyfus, maar ik heb geen informatie over de oorsprong van de aangepaste opschriften)

Om een Wittgensteiniaanse analyse te maken van begrippen als taalspel, levensvormen of consensus zijn we uiteraard genoodzaakt om binnen de literatuur van Wittgenstein zelf te blijven. Niets kan ons er immers van verzekeren dat de secundaire literatuur het bij het rechte eind heeft.
Als we daar dan toch toe veroordeeld zijn, is er voorafgaandelijk misschien een consensus (een overeenstemming tussen u en mij) mogelijk dat de uitspraken van Wittgenstein in zijn context moeten gezien worden.
Dat is problematisch.
"On his death in 1951, the Austrian-British philosopher Ludwig Wittgenstein left behind a significant volume of some 20,000 pages which were written between 1913 and 1951. This is called "Wittgenstein's Nachlass" and contains Wittgenstein's philosophical notebooks, manuscripts, typescripts and dictations."
(https://wab.uib.no/wab_nachlass.page/)
Dat is problematisch omdat u (of ik) altijd wel kan zeggen: "maar daar schreef hij dit" en "daar schreef hij dat".
Het zij zo.
 
"Mein Ziel ist es zu beweisen, daß das, was ich schreibe, nicht wahr ist."
(Ms-160, 33)

"Mijn doel is te bewijzen dat wat ik schrijf niet waar is."
Wanneer u geconfronteerd wordt met deze propositie, dan besluit u na enige overweging dat het hier een mooie paradox betreft.
Niet zo voor Wittgenstein echter.
Wittgenstein belandt in een oneindige golfbeweging., hij deint van het afglijden naar een relativisme naar het afzweren van dat relativisme, van het afglijden naar een relativisme naar het afzweren van dat relativisme....
En opnieuw, en opnieuw, en opnieuw....
〰〰〰〰〰〰〰〰〰〰〰〰
Naar omlaag:
Eine Definition geben ist nicht wichtiger als feststellen, daß wir keine Definition zu geben wissen.
(Ms-160, 17)
"Het geven van een definitie is niet belangrijker dan het besef dat we niet weten hoe we een definitie moeten geven."
​Naar omhoog:
"Aber es ist doch gewiß, daß man einen Körper || ein Ding irgendwie durch seine Erscheinungen definieren kann! Exakter aber als einfach so: “Wenn etwas so ausschaut, sich so anfühlt, etc., so ist es eine Lampe”.
(Ms -160, 24)
"Maar het is toch zeker dat men een lichaam || een ding op de een of andere manier kan definiëren aan de hand van zijn uiterlijk! Maar preciezer dan zomaar: “Als iets er zo uitziet, zo voelt, etc., dan is het een lamp”
Voor Wittgenstein zijn deze golven geen paradoxen, het zijn contradicties.
 Wittgenstein is er zich volledig van bewust dat hij zich op zee bevindt, hij weet dat het slechts een kwestie van tijd is voor hij zichzelf weer zal tegenspreken. Bovendien ziet hij dat u zich ook op zee bevindt en dat het slechts een kwestie van tijd is voor u dat ook zal beseffen. Dat moment is het moment waarop de zin "we zijn op zee" die hij u toeschreeuwt, u midscheeps zal raken.
"Wat voor zin heeft het om mij dat voor de voeten te werpen? Natuurlijk zitten we op zee!"

"Mein Ziel ist es zu beweisen, daß das, was ich schreibe, nicht wahr ist."
(Ms-160, 33)

"Mijn doel is te bewijzen dat wat ik schrijf niet waar is."
Nu, na grondig onderzoek van uw kant, zou u kunnen zeggen: "Ik kan je daar alvast mee helpen. Wittgenstein heeft dat helemaal niet geschreven. Ms-160, 33 bestaat helemaal niet!"
En dat is waar, ik heb het net verzonnen.
Als Stephen Hawking dat mag, dan mag ik dat ook.
"Philosophers reduced the scope of their inquiries so much that Wittgenstein, the most famous philosopher of this century, said, “The sole remaining task for philosophy is the analysis of language.” What a comedown from the great tradition of philosophy from Aristotle to Kant."
(Stephen W. Hawking, A brief history of time, 185)
"Filosofen beperkten de reikwijdte van hun onderzoek zozeer dat Wittgenstein, de beroemdste filosoof van deze eeuw, zei: ‘De enige overgebleven taak voor de filosofie is de analyse van taal.’ Wat een neergang van de grote traditie van de filosofie van Aristoteles tot Kant."




“The sole remaining task for philosophy is the analysis of language.”
Klein probleem: Wittgenstein heeft dat nergens geschreven!
(@Stephen: Hij wil taal overstijgen.)
Dit gezegd zijnde kan ik jammer genoeg uw helpende hand niet aanvaarden.
"Mijn doel is te bewijzen dat wat ik schrijf niet waar is."
Ik kan helemaal geen beroep doen op uw hulp.
Immers, als ik iets bewijs, dan is dat om evidente reden waar.

En dan, dan blijf ik plots hangen bij Ms-160, 27
"Ich will nicht Vorurteile || ein Vorurteil der Meinung sondern der Technik beseitigen. Erschrick z.B. nicht prinzipiell vor einem Widerspruch".
"Ik wil geen vooroordelen || een vooroordeel over de mening maar de techniek verwijderen. Laat je bijvoorbeeld niet principieel afschrikken door een tegenstrijdigheid."

 

 

 
"Wat Wittgenstein wil", ik word er door aangetrokken als een bij door een bloem.
Elke consensus moet er voor wijken !
Een bladzijde verder klinkt het nog beter.
"Kann ich Dich nicht bewegen, unter den veränderten Umständen z.B. einen Widerspruch nicht als Zeichen einer tödlichen logischen Krankheit des Kalküls anzusehen?"
(Ms -160, 28-29)
"Kan ik u er onder de gewijzigde omstandigheden niet van overtuigen bijvoorbeeld een tegenstrijdigheid niet te zien als een teken van een fatale logische rekenziekte?"

De mogelijkheid dat een paradox ten allen tijde een contradictie kan worden is een triviale gedachte.
Waarom schrijf ik dat überhaupt?



Geen opmerkingen:

Een reactie posten