Dit is mijn laatste tekst als journalist ( of burgerjournalist of amateurjournalist of pseudo-journalist al naargelang uw aanvoelen).
Existentiële crisis.
Hoe komt dat zo?
Als beginnend journalist lees je natuurlijk ook wel eens iets als je niet aan het schrijven bent. Als beginnend journalist kijk je al eens naar het werk van de groten der aarde. Als beginnend journalist las ik de beginselverklaring van Joël De Ceulaer. Als dit hier alsnog een longread wordt is dat geheel zijn verdienste.
Ik
interview liever Filip Dewinter dan Paul Verhaeghe. Sterker nog: ik héb
Dewinter al een paar keer geïnterviewd en pieker er niet over om dat
ooit te doen met Verhaeghe. Dat klinkt krankzinnig, daarvan ben ik mij
bewust. Tenslotte is Dewinter een radicaal rechtse stokebrand en
Verhaeghe een aimabele professor aan de UGent.
Dat
ik de ene wel en de andere niet aan het woord wil laten, is een
persoonlijke keuze, die ik zelfs aan de meeste van mijn collega’s niet
uitgelegd krijg. En misschien hebt u, waarde lezer, er ook uw
bedenkingen bij. Sta mij dus toe dat ik mijzelf nader verklaar. Een
journalist mag af en toe ook wel eens verantwoording afleggen.
Ik
maak eerst een kleine omweg, want u vraagt zich wellicht af waarom ik
daar ineens over begin. Dat zit zo: mijn chef heeft mij gevraagd om u in
een eindejaarscolumn te vertellen waar ik in 2018 zoal van wakker lag.
En de waarheid luidt dat ik zelden wakker lig. Ik leid momenteel, met
gepaste dankbaarheid, een privéleven dat mij veel vreugde en weinig
gepieker verschaft. Wereldproblemen houden mij ook niet uit mijn slaap,
omdat het nogal hoogmoedig zou zijn te denken dat ik die problemen kan
oplossen. Ik ga ervan uit dat mensen die zeggen dat ze wakker liggen
van klimaat of armoede, dat alleen figuurlijk doen. Niet letterlijk.
Ik
ben dus niet zo’n wakkerligger. Ik slaap goed en gerust. En dus dacht
ik: laat ik dan maar schrijven over een professionele kwestie die mij
dit jaar erg heeft beziggehouden, waar ik zo diep over heb nagedacht
dat ik er af en toe figuurlijk van wakker lag.
En dat brengt ons dus bij
Dewinter en Verhaeghe. Bij het verschil tussen democratie en wetenschap –
want dáár gaat het om. Het is, onder meer, op dát cruciale verschil dat
ik mijn beslissing baseer om bepaalde mensen al dan niet te
interviewen.
In het democratisch
debat wil ik de bandbreedte zo groot mogelijk houden. Ik verwerp de
ideeën van Dewinter met volle kracht, maar hij is wel de invloedrijkste
politicus van de voorbije 30 jaar – zonder hem hadden we nu nog een
regering, om maar iets te noemen. En journalisten hebben de taak om, op
kritische wijze uiteraard, ook radicale stemmen in het politieke veld
aan het woord te laten. Volgens mij, toch. Die overtuiging leidt ertoe
dat ik soms controversiële keuzes maak, die iedereen heftig mag afkeuren
en betwisten – zo interviewde ik dit jaar zelfs Dries Van Langenhove,
weliswaar vóór de Pano-reportage, maar goed: toen ik hem sprak, klonk hij al behoorlijk radicaal.
Hoe
kom ik er dan bij, denkt u nu, om een veto te stellen tegen Paul
Verhaeghe? Wel, omdat we ons met hem niet in het democratische, maar in
het wetenschappelijke debat bevinden. En er bestaat een fundamenteel
verschil tussen democratie en wetenschap.
Als het over democratische keuzes gaat, bestaat De Waarheid niet: wel of geen migratiepact, meer of minder belastingen, kernenergie of zonnepanelen – politici discussiëren daarover, en wie de meeste stemmen behaalt (of een meerderheid kan vormen) krijgt het voor het zeggen. In de wetenschap is dat anders. Daar wordt niet gestemd, maar is de werkelijkheid de baas. Wie wil weten of zijn of haar hypothese deugt, moet die onderwerpen aan empirische of experimentele toetsing. Zo komen wetenschappers – stapje per stapje – tot betere en juistere inzichten over mens en wereld, die de waarheid soms ontbloten en in elk geval steeds dichter benaderen. De wetenschap is een methode om aan waarheidsvinding te doen, de democratie is een methode om de samenleving te organiseren.
Als het over democratische keuzes gaat, bestaat De Waarheid niet: wel of geen migratiepact, meer of minder belastingen, kernenergie of zonnepanelen – politici discussiëren daarover, en wie de meeste stemmen behaalt (of een meerderheid kan vormen) krijgt het voor het zeggen. In de wetenschap is dat anders. Daar wordt niet gestemd, maar is de werkelijkheid de baas. Wie wil weten of zijn of haar hypothese deugt, moet die onderwerpen aan empirische of experimentele toetsing. Zo komen wetenschappers – stapje per stapje – tot betere en juistere inzichten over mens en wereld, die de waarheid soms ontbloten en in elk geval steeds dichter benaderen. De wetenschap is een methode om aan waarheidsvinding te doen, de democratie is een methode om de samenleving te organiseren.
Daarom
verdient het wetenschappelijke debat, volgens mij althans, minder
bandbreedte dan het democratische. Wie nog altijd denkt dat de aarde
plat is, heeft ongelijk – en ga ik niet interviewen. Wie zegt dat
homeopathische middelen een werkzaam bestanddeel bevatten, zit ernaast
– en ga ik niet interviewen. Wie vindt dat kinderen maar beter niet
worden gevaccineerd, vertelt pertinente onzin – en ga ik niet
interviewen. Wie beweert dat de aarde niet opwarmt, of dat de mens daar
niets mee te maken heeft, zet zich buiten de wetenschappelijke consensus
– en ga ik niet interviewen.
En psychoanalytici zoals Verhaeghe, die beweren dat mensen trauma’s zoals seksueel misbruik jarenlang kunnen verdringen tot een therapeut die herinnering weer naar boven haalt, druisen even hard in tegen de wetenschappelijke consensus als klimaatnegationisten, want ook voor die stelling bestaat geen enkele evidentie. Daarom, dus: wel Dewinter, geen Verhaeghe.
En psychoanalytici zoals Verhaeghe, die beweren dat mensen trauma’s zoals seksueel misbruik jarenlang kunnen verdringen tot een therapeut die herinnering weer naar boven haalt, druisen even hard in tegen de wetenschappelijke consensus als klimaatnegationisten, want ook voor die stelling bestaat geen enkele evidentie. Daarom, dus: wel Dewinter, geen Verhaeghe.
Maar wees het gerust met mij oneens. Journalistiek is ook geen wetenschap.
Misschien is het omdat ik ook een senior writer ben, maar ik kon Joël De Ceulaer wel volgen.
Indien de journalistiek de wetenschappelijke consensus links laat liggen, is het enige alternatief een afglijden naar een Roger Ailes journalistiek. The loudest voice. Als je het maar dikwijls genoeg en luid genoeg herhaalt.
In hoeverre kan je als journalist het dragen van mondmaskers propageren?
Kan je verwijzen naar een viroloog als Marc Wathelet?
Zaterdag was er een interview van Joël De Ceulaer met viroloog Steven Van Gucht. Hij vroeg om een mondmasker en kreeg er een in de vorm van een ducttape.
"Hij (Marc Wathelet) is een wetenschapper met een mening. Maar wetenschap werkt bij consensus en de consensus wijkt af van zijn mening."
Geen opmerkingen:
Een reactie posten