Het oog van de naald
Voor godsdienstige
tieners gaat er een beangstigende werking van het werk van Nietzsche
uit. Ze lezen liever iets anders van filosofieplank van de
schoolbibliotheek, Kierkegaard bijvoorbeeld, maar vanuit hun ooghoeken
bespieden ze de donkere kaften, waartegen ze zich zo lang mogelijk
verzetten, de verboden vruchten van papier, tot ze er uiteindelijk toch
ééntje van plukken. En God verhoede dat het Der Antichrist is.
Ikzelf heb gelukkig mijn hele middelbare schoolcarrière kunnen doorstaan
zonder aan de verleiding toe te geven, hoewel niet onvermeld moet
blijven: met de hulp van anderen. Zij waren helaas niet even standvastig
en sommigen van hun godvrezende zielen heeft niemand ooit teruggezien.
Het geloof bespraken wij
eigenlijk niet, alleen de aanvallen op ons geloof en mogelijke
verdedigingstechnieken. En Nietzsche dus, zonder hem te hebben gelezen.
Het woord Nietzsche werd hierbij zo gewichtig uitgesproken, dat het leek
alsof dat de naam met de persoon samenviel. Nietzsche! Een kwaadaardige
vloek waarin de dood van god gepropageerd, chaos geleerd en het
absolute Niets vereerd wordt. De moordenaar van God, voor minder hielden
wij hem niet; een fout die oude koningen ook wel eens maakten, als zij
de onheilsbode voor de stichter van dat onheil aanzagen en aldus
berechtten.
Toen ik in mijn
propedeusejaar dan toch met Nietzsche begon, werd mij door professor
Gerardus Visser op het hart gedrukt dat ik niet bang hoefde te zijn. Hij
kon het weten, hij was nog altijd Katholiek. ‘Als ik twee schrijvers
naar het hiernamaals mee mocht nemen, waren dat Nietzsche en Meister
Eckhardt,’ zei hij eens. En dus trad ook ik de chaos maar tegemoet.
Eerst de Zarathustra, vervolgens Der Fröhliche Wissenschaft en zelfs Der Antichrist. Welnu:
ik leef nog, ik houd nog van muziek, ik bid nog. Dat een christen
Nietzsche niet zou hoeven vrezen echter, is een grove leugen. Doodsbang
moet je zijn, reden tot iets anders is er niet. Veel banger dan voor de
Darwinistische oerwoudgeluiden, het gemarcheer van Jurassische
skelettenlegers en oerknallensalvo’s die je als christen in een
rationalistische maatschappij constant van repliek moet dienen. Om nog
maar te zwijgen van alle verkrachtingen, oorlogen enzovoorts waar je
opeens medeschuldig aan bent. Want dat ‘geloof’ je immers, terwijl je
ook iets anders had kunnen geloven. Waar haal je het gore lef vandaan
een orde achter het leed en de chaos van de wereld te denken? Advocaat
van God heeft het tegenwoordig moeilijker dan die van de duivel. Geloof
is propositioneel en ook nog eens on-nominalistisch. Geloven is wishful thinking.
Toch hoef je voor
Nietzsche niet minder bang te zijn als diezelfde rationalisten dat
zouden moeten zijn. Hun krampachtige neigingen achter alles een mening
te zoeken, iedereen tot een standpunt te veroordelen en alle (religieuze
taal) als propositioneel, of op z’n minst instrumenteel op te vatten,
is voor Nietzsche niets anders dan fundamentalisme binnen de dienst van
Apollo. Het is niet de Bijbel die slaafs maakt, maar de zucht naar
waarheid, die zowel in de kerk als in het lab de dienst uitmaken, met
het verschil dat zij binnen de Testamenten als ijdelheid geldt en binnen
de natuurwetenschap de grootste deugd genoemd wordt. Wetenschap en
religie verschillen slechts aan de oppervlakte. Bij de een is de
waarheidszucht een streven naar eenheid, bij de ander naar dichotomie.
Dit is waarom geloven niet denken is (veeleer iets dat de
lichaam-geestdistinctie overstijgt) en waarom er wetenschap kan zijn die
kan beweren dat het bewustzijn een illusie is (het bewustzijn is immers
niet deelbaar). En hoewel de wetenschap geprobeerd heeft de religie te
verklaren en in zich op te slokken, zo kan dat makkelijk ook andersom.
Begrip en bewijs als hoogmoedige en futiele neigingen tot macht, die
alleen het Opperwezen toekomt, het is het hoofdthema van het Oude
Testament. Waarom laat de doodsverklaring van Apollo eigenlijk zo lang
op zich wachten
Waar stoot Nietzsche’s hamer dan wel op
bij gelovigen? Niet bij argumentatie, hij houdt geen logisch dispuut
over metafysische noties of mogelijke werelden. Waarom de gelovige en
eigenlijk ook God Nietzsche moeten vrezen, is, simpelweg, omdat hij
beter schrijft dan God. De aantrekkingskracht van het Christendom ligt
niet in het diepgelegen besef van schaamte of zondelijkheid, nee, die
zondeleer appelleert nu juist aan een veel dieper besef dat de mens een
opdracht heeft, om deze opdracht vervolgens negatief te formuleren:
allerlei dingen niet doen. De opdracht die het christendom geeft, poogt
alomvattend te zijn, maar Nietzsche lukt het een nog grotere opdracht te
formuleren: amor fati.
Wat daar voor nodig is, is hetgene dat
de christen angst in zou moeten boezemen: het loslaten van
waarheidszucht. Hij moet aan de onwaarheid geloven, om het paradijs
waardig te zijn. De hemel bestaat, maar is gereserveerd voor mensen die
bewezen hebben hem niet nodig te hebben. Acceptatie is de enige waardige
dood. Of dit mogelijk is, weet ik niet, maar misschien moet ik aan de
onmogelijkheid geloven. Deze spirituele opdracht gaapt me nu als een
groot gat zonder einde aan, maar misschien kunnen we ons haar beter
voorstellen als het oog van een naald, waar we door moeten.
Met dit essay heeft Lucas Hoogendoorn de wedstrijd gewonnen waar ik ook aan deelnam.
Een terechte winnaar.
Let u vooral op de "een". Ik heb de andere essays niet gelezen, dus daar kan ik moeilijk een uitspraak over doen. Ik bedoel alleen dat hij in vergelijking met mij een terechte winnaar is, niet in vergelijking met de anderen.
Dat zeg ik zonder een zweem van ironie.
Per slot van rekening was het onderwerp "de chaos tegemoet".
Achteraf bekeken kom ik daar niet voor in aanmerking.
Ik treed de chaos niet tegemoet zoals Lucas, ik ben de vlees geworden chaos in mijn geschriften.
De chaos tegemoet.
Hoe ver ga je daar in? Waar stop je? En treed je dan op je schreden terug of niet?
Of is het een eeuwig tegemoet gaan?
Dat laatste kan toch moeilijk, het eeuwige is toch net de negatie van de chaos.
Dat laatste kan toch moeilijk, het eeuwige is toch net de negatie van de chaos.
Lucas is weg van Nietzsche.
Ik ook.
Maar er is een verschil.
Lucas gelooft Nietzsche.
Lucas wendt zich tot Nietzsche.
Terwijl Nietzsche zich tot mij wendt.
"Alleen ga ik nu, mijn discipelen! Gaan ook jullie nu heen en alleen! Zo wil ik het.
Ga weg van mij en verzet je tegen Zarathoestra! En beter nog: schaam je voor hem! Misschien bedroog hij jullie wel.
De Mens met inzicht moet niet alleen zijn vijanden liefhebben, hij moet ook zijn vrienden kunnen haten.
Je beloont een leraar slecht door altijd maar zijn leerling te blijven. En waarom willen jullie niet aan mijn krans plukken?
Jullie vereren mij: maar wat als jullie verering op een dag omvalt? Pas op dat jullie niet worden verpletterd onder een beeldzuil!
Jullie zeggen dat jullie in Zarathoestra geloven? Maar wat doet Zarathoestra ertoe!
Jullie hadden jezelf nog niet gezocht: toen vonden jullie mij. Zo doen alle gelovigen; daarom heeft alle geloof zo weinig om het lijf.
Nu gebied ik jullie mij te verliezen en jezelf te vinden; en pas als jullie mij allemaal hebt verloochend, wil ik naar jullie terugkeren..."
Friedrich Nietzsche, Ecce homo.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten