zaterdag 4 januari 2014

Rutger Bregman



 http://www.demorgen.be/dm/nl/2461/Opinie/article/detail/1767577/2014/01/04/Nieuwe-dromen-voor-het-nieuwe-jaar-Leugens-grove-leugens-en-het-bbp.dhtml

Nieuwe dromen voor het nieuwe jaar: Leugens, grove leugens en het bbp


OPINIE − 04/01/14, 07u00
In steeds meer westerse landen gelooft een meerderheid dat generatie Y het slechter zal hebben dan haar ouders. De 25-jarige schrijver Rutger Bregman is heilig overtuigd van het tegendeel. Als we maar willen dromen. "Een generatie die niet wil dromen, verliest het recht op een betere wereld." Bregman verzamelde voor De Morgen drie idealen, aangeboden voor de politieke agenda. Vandaag deel 3.

Het begon rond kwart voor drie 's middags. Op tien kilometer diepte beefde de aarde zoals ze in anderhalve eeuw niet had gebeefd. Honderd kilometer verderop sloegen de seismometers op tilt: een kracht van 9 op de schaal van Richter. Minder dan een half uur later raasden de eerste golven over Japan. Ze bereikten hoogtes van tien, vijftien, soms wel twintig meter. In een paar uur tijd werd maar liefst 400 vierkante kilometer land bedolven onder water, modder en gruis. Bijna 20.000 mensen kwamen om in het natuurgeweld.

Een paar maanden later becijferde de Wereldbank de schade op 235 miljard dollar - een bedrag zo groot als het bbp van Griekenland. De zeebeving van Sendai, op 11 maart 2011, zou de geschiedenis ingaan als de duurste ramp. Ooit.

En toch is dat niet het hele verhaal. Een paar dagen later voorspelde de Nederlandse econoom Michiel Vergeer dat de Japanse economie ervan zou opknappen. Natuurlijk, op korte termijn zou de productie inzakken. Maar na een paar maanden zou de wederopbouw leiden tot meer vraag, werkgelegenheid en consumptie. "Een geweldige impuls voor de economie", jubelde Vergeer.

Hij kreeg gelijk.

Na een kleine krimp in 2011 groeide Japan in 2012 weer - met 2 procent. En nu gaat het nog beter. Het land is onderhevig aan een oude economische wet: rampen zijn zo gek nog niet, voor het bbp althans.

Wat gezien wordt
Moeten we dan niet dagelijks een dijk doorsteken? Een wijk in puin schieten? Een fabriek opblazen? Onze heilige maatstaf van vooruitgang, het bbp, zou het wel kunnen waarderen. Het is slechts de optelsom van alle goederen en diensten die in een land worden geproduceerd, door binnen- en buitenlandse ondernemingen.

Vrijwilligerswerk, schone lucht, het gratis plakje worst bij de slager - het bbp wordt er niet groter van. Als een zakenvrouw met haar schoonmaker trouwt, dan krimpt het bbp - haar vent doet zijn werk voortaan als huisman. Of neem Wikipedia, waar mensen niet in geld, maar in tijd voor betalen. Het heeft de oude Encyclopedia Britannica weggevaagd, met alle gevolgen voor het bbp. Volgens schattingen van de OESO (de denktank van rijke landen) zou het bbp anderhalf keer zo groot zijn als we al het onbetaalde werk meerekenen. Het meetellen van onze vrije tijd zou het zelfs verdubbelen.

Maar het bbp is niet alleen blind voor veel goede dingen, het rekent ook ellende mee alsof het de wereld verbetert. Files, drugsmisbruik, vreemdgaan - het zijn goudmijntjes voor tankstations, afkickklinieken en echtscheidingsadvocaten. De grootste held van het bbp is een gokverslaafde kankerpatiënt die net is beroofd, door een dure scheiding gaat en volledig op hol slaat tijdens de Drie Dwaze Dagen. Milieuvervuiling draagt zelfs dubbel bij: als de troep wordt achtergelaten en als het weer moet worden opgeruimd. Een eeuwenoude boom telt pas mee als je hem omhakt, in stukjes zaagt en verkoopt.

Zo is het rijkste land ter wereld, de Verenigde Staten, topscorer als het om sociale ellende gaat. Geestesziektes, tienerzwangerschappen, obesitas, vervuiling en misdaad: het bbp vindt het allemaal prachtig. Het is ook blind voor ongelijkheid, die in 80 procent van alle landen groeit, en schuld, wat leven op de pof wel heel verleidelijk maakt.

Alsof dat nog niet genoeg is, wordt de groei van onze kennis nauwelijks meegerekend in het bbp. In de afgelopen jaren zijn onze mobiele telefoons slimmer, sneller en mooier geworden. Maar ook goedkoper - en dus telt het niet mee. Iemand met een gsm in Afrika heeft nu toegang tot meer informatie dan president Clinton in de jaren negentig, maar de informatiesector maakt een even groot deel uit van de economie als 25 jaar geleden (ongeveer 4 procent). Dertig jaar geleden kostte een gigabyte dataopslag nog 300.000 dollar, nu minder dan 10 cent. Het zal het bbp worst wezen.

Begrijp me niet verkeerd: in veel landen gaan economische groei, geluk en gezondheid nog hand in hand - daar zijn nog magen te vullen en muren te metselen. Maar de inwoners van het rijke Westen zijn aan het einde van een lange historische reis gekomen: de economische groei, als motor van vooruitgang, lijkt te zijn opgebrand. Al dertig jaar levert groei nauwelijks extra welzijn op. Wij zijn de eerste generatie die andere manieren moet zoeken om de kwaliteit van ons leven te verbeteren.

Elke eeuw zijn cijfers
Het bbp is misschien wel de grootste mythe van onze tijd. Waar politici ook over ruziën, over één ding zijn ze het eens: het bbp moet groeien. Groei is goed. Het is goed voor de werkgelegenheid, goed voor de koopkracht en goed voor de overheid, die dan nog meer kan uitgeven.

En dan te bedenken dat het tachtig jaar geleden nog niet eens bestond.

Herbert Hoover, president van de Verenigde Staten, tachtig jaar geleden voor een onmogelijke opgave. Hij moest de Grote Depressie bestrijden aan de hand van een ratjetoe aan cijfers: de beurskoersen, de prijs van ijzer en het volume van het vrachtwagenvervoer. Toen werd een briljante Russische professor aan het werk gezet. De jonge Simon Kuznets moest een antwoord geven op een simpele vraag: hoeveel spullen kunnen we maken? In de jaren die volgden zou hij het fundament leggen voor wat later het bbp werd.

Het belang van dat cijfer valt moeilijk te overschatten. Volgens sommige historici was de uitvinding van het bbp nog belangrijker dan de uitvinding van de atoombom. Het bbp bleek een geweldige maatstaf voor de kracht van een oorlogseconomie. Hitler miste de statistieken om de Duitse economie helemaal op stoom te krijgen. Pas in 1944, toen de Russen oprukten in het oosten en de geallieerden landden in het westen, bereikte de Duitse economie zijn hoogste productiekracht. Het Amerikaanse bbp had toen al gezegevierd - Kuznets kreeg er aan het einde van zijn leven de Nobelprijs voor.

Vanuit de ruïnes van depressie en oorlog verrees het bbp als ultieme maatstaf voor alle vooruitgang. De glazen bol van de natie, het cijfer om af te rekenen met alle andere cijfers. En dit keer niet om een oorlog te winnen, maar om de consumptiemaatschappij te grondvesten. Vóór de uitvinding van het bbp werden economen nauwelijks door journalisten geciteerd. Maar na de oorlog waren ze niet meer weg te slaan uit de krantenkolommen. Ze konden ineens wat niemand anders kon: de werkelijkheid beheersen, de toekomst voorspellen.

En natuurlijk, niemand kon ontkennen dat het bbp geweldig was geweest tijdens de oorlog. Toen de vijand voor de poort stond, draaide alles om productie: zoveel mogelijk tanks, vliegtuigen, bommen en granaten. In oorlogstijd is het prima om van de toekomst te lenen. In oorlogstijd is het verstandig om het milieu te vervuilen en schulden te maken. In oorlogstijd is het een goed idee om je gezin te verwaarlozen, vrouwen en kinderen achter de lopende band te zetten, je vrije tijd op te offeren en alles wat het leven de moeite waard maakt te vergeten. Het bbp helpt daar als geen ander bij. De ecoloog en econoom Herman Daly schrijft dat het ons in staat stelt de economie te runnen alsof het een 'business in liquidation' is. Want als het niet meer lukt te groeien door te innoveren of harder te werken, dan kun je altijd nog lenen, lenen, lenen.

Hallo, wereldwijde recessie van 2008.

Alternatieven
Het bbp is bedacht voor een andere tijd, met andere problemen.

En dat is niet triviaal. Het is geen kleinigheidje dat onze statistiek de vorm van onze economie niet meer omvat. Iedere tijd heeft zijn eigen cijfers nodig. In de achttiende eeuw ging het nog om de omvang van de oogst. In de negentiende eeuw was het de lengte van het spoor, het aantal fabrieken en de kolenexport. In de twintigste eeuw ging het om de industriële massaproductie, met de natiestaat als belangrijkste eenheid.

Maar nu valt onze welvaart niet meer in simpele euro's te vatten. Van zorg tot onderwijs, van de publieke omroep tot de financiële sector - nog altijd zijn we op 'efficiency' en 'rendement' gefixeerd, alsof de samenleving één grote lopende band is. Maar juist in een diensteneconomie werken simpele, kwantitatieve targets niet meer. "Het bbp meet alles, behalve wat het leven de moeite waard maakt", zei Robert Kennedy eens.

We zijn, kortom, aan nieuwe cijfers toe.

Nog altijd moeten we onze beslissingen maken op basis van zo betrouwbaar mogelijke informatie en cijfers. We hebben een dashboard nodig van allerlei indicatoren die meten wat het leven de moeite waard maakt: geld en groei, natuurlijk, maar ook geluk, vrijwilligerswerk, werkgelegenheid, zekerheid en solidariteit. Vooral het meten van tijd - hét schaarse goed van deze eeuw - is cruciaal.
'Zo'n dashboard kan nooit objectief zijn', klinkt het dan. En zo is het. Waardenvrije, neutrale cijfers bestaan niet. Achter iedere statistiek zitten aannames en oordelen. En belangrijker nog: cijfers kaderen het handelen in. We hebben nieuwe cijfers nodig - juist omdat we anders moeten gaan handelen.

Tachtig jaar geleden waarschuwde Simon Kuznets er nog voor. "De welvaart van een natie kan nauwelijks worden begrepen vanuit een meting van het nationaal inkomen", schreef hij. "Zulke metingen zijn onderhevig aan illusies en misbruik, omdat ze over dingen gaan die centraal staan in de conflicten tussen sociale groepen, waarbij de effectiviteit van een argument afhankelijk is van oversimplificatie."

Na de oorlog begon Kuznets zich steeds meer zorgen te maken over het monster dat hij had geschapen. "We moeten onderscheid maken tussen de kwantiteit en kwaliteit van groei"' schreef hij in The New Republic. "Tussen kosten en baten, tussen de korte en de lange termijn. Ieder streven naar 'meer groei' zou moeten specificeren wat voor groei, en waarvoor."

En dus is het aan ons, kritische burgers en journalisten, om vragen te stellen. Wat is groei? Wat is vooruitgang? Hoe gaat het echt met dit land? Iedere tijd heeft zijn eigen cijfers nodig; de onze zijn aan vervanging toe.


"Wat is groei?"
Het Belgisch Staatsblad groeit.
Het Belgisch Staatsblad wordt alsmaar dikker en dikker.
Dat is een feit, dat kan men meten.
Het is de absurde poging van de mens om van de uitzondering een regel te maken.
Er is de regel waaraan iedereen zich dient te houden.
Maar de regel is onbarmhartig, hij heeft geen oog voor het specifieke, hij heeft geen oog voor de uitzondering.
Maar er is de willekeur van de uitzondering.
Dus is er de poging om de uitzondering in een regel te vatten.
Maar de regel is onbarmhartig...
Het is een perpetuum mobile.
We geraken er niet onderuit, indien we er aan zouden kunnen ontsnappen zou het geen perpetuum mobile zijn.
Een perpetuum mobile "is".

"We moeten onderscheid maken tussen de kwantiteit en de kwaliteit van groei."
Het Belgisch Staatsblad moet op dieet.
Minder regels maar betere regels.
De kwaliteit is immers meetbaar.
Zoals de uitzondering een regel wordt, wordt de kwaliteit een kwantiteit.

"Wat is ...?"
De droom wordt een leugen.
Dat is jammer.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten