zaterdag 12 maart 2016

Max Weber



Kan een polemisch geschrift ironisch zijn?

https://www.nrc.nl/handelsblad/2015/10/24/de-exodus-en-ons-geweten-1548419


Sinds het begin van de vluchtelingencrisis gaan bij de meeste mensen twee houdingen ongemakkelijk samen: het gaat om een humanitaire verplichting die wordt aanvaard, en tegelijkertijd bestaat bij velen de verwachting dat de komst van zoveel asielzoekers tot spanningen leidt. Laten we bij dat gevoel van verplichting stilstaan, want het weerspreekt alle clichés over het racistische Nederland. En ook de verwachting dat de wassende stroom van vluchtelingen niet gemakkelijk in de samenleving zal worden opgenomen, getuigt niet per se van een vooroordeel, want dat oordeel is toch allereerst gebaseerd op de migratiegeschiedenis van de afgelopen veertig jaar.
Dat ongemak doortrekt de meningsvorming over deze vluchtelingencrisis, waarbij nogal wat argumenten door elkaar heen lopen: nu eens gaat het over moraal, dan weer over eigenbelang, vervolgens over onmacht en ook nog over de rechtsorde. Bij de voorstanders van een opvang zonder grenzen wijzen al deze tegenstrijdige overwegingen opvallend genoeg in dezelfde richting: de opvang is een morele verplichting, de komst van veel jonge migranten is in ons eigenbelang, we kunnen de grenzen toch niet meer controleren en het internationale recht dwingt ons tot een onbeperkte opname van vluchtelingen.
Op al deze overwegingen valt veel af te dingen en ook de combinatie van al deze motieven ligt niet voor de hand. Maar voor we het idee van een onbegrensde opname kritisch bekijken, is een antwoord nodig op de vraag of de toename van het aantal vluchtelingen en migranten incidenteel is of structureel. Er zijn genoeg aanwijzingen voor het laatste, wanneer we de ontwrichting van onze nabije wereld aanschouwen. Europa wordt omgeven door een keten aan falende staten: van de voormalige Sovjet Unie, via het Midden-Oosten tot de Magreb.
Ik wil me hier tot de Arabische wereld beperken. Voorspellingen leren dat de bevolking in deze regio nog enorm zal groeien. In 1950 woonden 76 miljoen mensen in deze regio, in 2010 was dat opgelopen tot 360 miljoen en in 2050 zal dat oplopen tot 630 miljoen mensen. Die demografische scheefgroei zal de druk op deze samenlevingen doen toenemen. Kijk naar een land als Egypte waar de helft van de bevolking onder de 24 jaar oud is. Een grote groep jongeren verkeert in een uitzichtloze situatie - het opleidingsniveau is enorm gestegen, maar de kans op een baan is klein - en wil maar een ding: weg.
Deze neergang in de Arabische wereld is geen fataliteit, Tunesië laat zien dat er ook andere keuzes gemaakt kunnen worden. De oorzaken van deze vluchtelingencrisis zijn immers ook politiek en cultureel. In het bekende Arab Human Development Report uit 2002 worden drie grote tekorten vastgesteld: de onvrijheid en onderdrukking, de zwakke positie van vrouwen en een dramatische kennisachterstand. Om bij dat laatste te blijven: de totale productie van vertalingen in de Arabische wereld vanaf de negende eeuw staat gelijk aan het aantal vertalingen dat jaarlijks in een land als Spanje wordt vervaardigd. Er zijn genoeg redenen om aan te nemen dat de chaos in onze nabijheid voorlopig zal voortduren en dan hebben we het nog niet over verder weg gelegen delen van Afrika of over het verdere Oosten.
1. De moraal: we kunnen niet zeggen dat we het niet zagen aankomen.
Dat brengt ons op de morele dimensie van het vluchtelingenvraagstuk. We hebben de foto’s gezien van ontredderde mensen, die alles wagen om een goed heenkomen te zoeken. Beelden van vroeger en nu vloeien ineen: achter de vluchtelingenstromen in een niemandsland zien we de beelden van Bosnië in de jaren negentig of beelden van vluchtende Duitsers na het einde van de oorlog of van Grieken die Turkije ontvluchten in de vroege jaren twintig. En uiteindelijk voeren al die beelden terug naar een archaïsche oorsprong: de exodus is van alle tijden.
We kunnen dus onmogelijk zeggen dat we het niet geweten hebben en daarom is ons geweten zo belast geraakt. We zeggen die beelden van een verdronken kind niet te kunnen verdragen, maar wat roept het in ons op? Zeker geen eenduidige reactie: hulpvaardigheid en gelatenheid wisselen elkaar af. Ik denk dat de gelatenheid het kan gaan winnen, omdat een duurzame betrokkenheid niet gebaseerd kan zijn op de schok die beelden veroorzaken, maar op ervaringen die mensen opdoen en delen, en op ervaringen die worden overgedragen.
Ondertussen polariseert het debat tussen schuimbekkende en goedwillende buurtbewoners. Wat we bij vooral bij de oosterburen zien is een morele overdrijving: het lichte Duitsland wordt uitgespeeld tegen het donkere Duitsland, het land van de welkomstcultuur keert zich af van de vreemdelingenhaat die een deel van de samenleving in haar greep heeft. Dat waren de woorden van president Joachim Gauck, die hij later corrigeerde, want natuurlijk zo zei hij, zijn er in het midden van de maatschappij velen die zich oprecht zorgen maken over een grenzeloze opvang van vluchtelingen. En inderdaad gaat het om een afweging van twee verplichtingen: zorg voor het welzijn van de eigen bevolking binnen de grenzen en zorg voor slachtoffers van geweld buiten de eigen grenzen.
We moeten terug naar Webers beroemde onderscheid tussen overtuigingsethiek en verantwoordelijkheidsethiek: in het ene geval gaat het om een handelen dat zich niet bekommert om de gevolgen, terwijl een verantwoordelijkheidsethiek juist wil nadenken over de voorzienbare gevolgen van keuzes die men maakt. Zo’n moraal zegt dat de voorzienbare gevolgen van zo’n grenzeloze opvang toenemende spanningen en agressie in de samenleving zullen zijn. Aan het onmogelijke is niemand gehouden. Als mensen met een liberale houding niet over grenzen willen nadenken, dan trekken uiteindelijk mensen met een autoritaire inslag die grenzen. Dat staat op het spel, en daarom is een moraal die de eigen gewetensnood tot uitgangspunt neemt, geen duurzame moraal.
2. Eigenbelang: we hebben deze mensen nodig voor de arbeidsmarkt.
Omdat men de eigen overtuigingsmoraal niet helemaal vertrouwt, wordt er in een adem een beroep gedaan op eigenbelang: we hebben deze vluchtelingen, vaak jonge mannen, heel erg nodig op onze vergrijzende arbeidsmarkt. Dat veronderstelde eigenbelang is al even slecht begrepen als de aard van de morele verplichting. Omdat er zo losjes wordt gesproken over een ‘win-win’ situatie en over ‘menselijk kapitaal’, is het goed om ook helder de materiële en immateriële kosten te overzien zodat we beter geïnformeerd toch ruimhartig ‘ja’ kunnen zeggen.
De immateriële kosten worden goed duidelijk gemaakt in het interview met de Duitse mensenrechtendeskundige Max Klingberg, die al vijftien jaar in asielcentra werkt: „Wij, mensen die professioneel of vrijwillig helpen in asielzoekerscentra, maar ook politici, moeten af van het idee dat alle vluchtelingen mensenrechtenactivisten zijn. Onder vluchtelingen zijn nu eenmaal veel religieuze fanatici, maar ook bijvoorbeeld mensen die het volstrekt normaal vinden om hun vrouw te slaan.” Zo zit er een scherpe rand aan de vluchtelingenkwestie: bieden we ook onderdak aan mensen die onze samenlevingen ten diepste betwijfelen of zelfs minachten?
Die vormen van vroomheid en traditie gelden zeker niet voor alle vluchtelingen, maar het zijn ook geen marginale verschijnselen. Dan nog kun je zeggen: we staan open voor mensen in nood, al weten we dat onderdrukking van iemand niet per se een vriend van de vrijheid maakt. Maar dan weten we waar we voor kiezen, want door deze botsing van zeer uiteenlopende wereldbeelden ontstaan spanningen in een samenleving. De Amerikaanse wetenschapper Robert Putnam heeft in een onderzoek laten zien dat in multi-etnische wijken het vertrouwen tussen burgers beduidend lager ligt; zeker kan een nieuwe samenhang ontstaan, maar dat kost veel tijd.
Dan de materiële kosten: de arbeidsparticipatie van vluchtelingengroepen is volgens het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) niet hoog: Somaliërs 26 procent, Irakezen 34, Afghanen 42 en Iraniërs 60 procent. Conclusie van dat onderzoek: „De niet-beroepsbevolking is het grootst bij de vluchtelingengroepen, uitgezonderd de Iraanse Nederlanders”. Waaraan ontlenen we eigenlijk het zelfvertrouwen dat het nu met deze nieuwe vluchtelingen in de komende jaren wel goed gaat komen? Een realistische inschatting is dat de meerderheid van de nieuwe vluchtelingen de komende vijf jaar geen werk zal vinden.
Ten slotte het demografische argument: we hebben de overwegend jonge vluchtelingen nodig omdat we vergrijzen. Maar de veroudering van de bevolking kan niet worden gecompenseerd met migratie uit de landen buiten Europa. Wil men de grijze druk in bijvoorbeeld Nederland tot 2050 op het huidige niveau houden, zo berekende het Centraal Planbureau in 2003, dan zou het migratiesaldo rond de driehonderdduizend per jaar moeten zijn. In 2050 zou de bevolking van Nederland dan 39 miljoen mensen omvatten. Kortom, vergrijzing kan op zichzelf nooit het argument zijn voor omvangrijke immigratie.
3. Onmacht: We kunnen de grenzen eenvoudig niet dichtgooien.
Alles bijeen is het beroep op eigenbelang niet heel erg overtuigend als we naar de stroom van vluchtelingen kijken, en daarom zien we nog een argument opduiken: misschien is het niet in ons belang, maar we kunnen mensen niet tegenhouden, de grenzen zijn de facto niet meer te controleren. Het was een gevoel van onmacht dat Merkel motiveerde tot de opmerking dat Duitsland zijn 3000 kilometer lange grens niet meer kan controleren.
Merkwaardig genoeg speelt deze onmacht ineens helemaal geen rol meer wanneer het om een reusachtig sociaal experiment gaat. De integratie van misschien wel meer dan een miljoen vluchtelingen in een jaar wordt namelijk door haar beantwoord met „Wir schaffen das”. Hoezo kan een hoogontwikkeld land, dat zijn burgers dag en nacht afluistert, zijn grenzen niet meer bewaken? Open grenzen, daar kun je voor kiezen, maar wanneer je nationale of Europese grenzen niet meer wil bewaken, verhul die politieke onwil dan niet als een politionele onmacht.
We zien onmiddellijk dat het niet om daadwerkelijk controleverlies gaat als we kijken naar de deal met Turkije, waarbij toezeggingen worden gedaan die Erdogans positie versterken in ruil voor een effectieve grensbewaking door Turkije. Maar waarom zou dat land kunnen wat wij in de rest van Europa opeens niet meer zouden kunnen? Waar het op neerkomt, is dat we de grensbewaking uitbesteden aan het autoritaire regime van Erdogan, zoals we het eerder hadden uitbesteed aan het Libië van Gaddafi en aan Marokko dat hardhandig de illegale migranten uit Afrika behandelt. Dat kun je doen, maar spreek dan niet over onmacht, laat staan over een morele opdracht.
We merken nu hoe kwetsbaar en dus chantabel de Europese Unie is geworden. De binnengrenzen zijn afgeschaft en jarenlang heeft het bewustzijn ontbroken dat we een gemeenschappelijke buitengrens hebben, die ook moet worden bewaakt. Oud-voorzitter van de Europese Raad Herman van Rompuy wees daarop: „Europa, de vriend van vrijheid en ruimte, wordt nu gezien als een bedreiging van veiligheid en thuis. We moeten de balans herstellen: het is wezenlijk voor de Unie om ook bescherming te bieden.” Europa moet een veiligheidsgemeenschap willen worden, maar zal ook een waardengemeenschap moeten blijven. Het is een ingewikkelde opgave om beide ambities met elkaar te verzoenen, nu we met zoveel geweld in onze omgeving worden geconfronteerd.
4. Recht: het vluchtelingenverdrag maakt indamming onmogelijk.
Omdat het beroep op onmacht uiteindelijk niet overtuigt, zien we ten slotte het internationale recht opduiken, het vierde begrip dat onze houding vormgeeft. We kunnen de grenzen van Europa beter controleren, maar het vluchtelingenverdrag maakt een indamming van de stroom vluchtelingen onmogelijk. Nu valt op dat de omgang met het volkenrecht in deze kwestie niet echt stabiel is. Wanneer de Vlaamse politicus Bart de Wever suggereert dat het Verdrag van Genève uit 1951 aanpassing behoeft, dan valt een koor van de volkenrechtspecialisten over hem heen, maar diezelfde juristen hoor je niet wanneer Merkel eigenmachtig het Verdrag van Dublin opzegt. Zeker, Dublin is Genève niet, maar wat stoort is het selectieve gebruik van het volkenrecht.
Ook is de toepassing van het asielrecht zeer willekeurig. Zo kon het gebeuren dat Canada in 1996 rond de 80 procent van de asielzoekers uit Sri Lanka als vluchteling erkende, terwijl in datzelfde jaar Groot-Brittannië vrijwel geen enkele asielaanvraag uit dat land honoreerde. De Franse oud-minister Anicet Le Pors, lange tijd rechter in asielzaken, heeft dat uitgezocht binnen Frankrijk. In Le Monde werd hij onlangs geïnterviewd onder de kop ‘De grote loterij van het asielrecht’ en in dat gesprek stelt hij vast dat er grote verschillen zijn tussen rechters die oordelen in asielzaken.
Daar komt iets wezenlijks bij: er zit een tegenstrijdigheid in het volkenrecht. De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens legt vast dat iedereen het recht heeft zijn land te verlaten en weer terug te keren. Tegelijk is nergens vastgelegd dat er een algemene verplichting bestaat om mensen die hun land verlaten elders op te vangen, met uitzondering van de mensen die als vluchteling worden erkend. Kortom, de keuze om te emigreren is een universeel mensenrecht, maar dat botst op het beperkende immigratiebeleid, dat nog steeds valt onder de nationale soevereiniteit.
Voorstanders van open grenzen wijzen op die tegenstrijdigheid en stellen dat de ingezetenen geen bijzondere rechten hebben tegenover nieuwkomers. Wie zijn wij om een ‘eerstgeboorterecht’ uit te oefenen? Maar elke gemeenschap bestaat bij de gratie van grenzen, zonder een afbakening tussen binnen- en buitenstaanders gaat het niet. Burgerrechten en mensenrechten moeten worden onderscheiden: kort gezegd, mensenrechten zijn universeel en burgerrechten zijn territoriaal. Niet iedereen heeft toegang tot de rechten zoals die zijn opgebouwd binnen onze grenzen, vooral de verzorgingsstaat beperkt het aantal mensen dat in een samenleving opgenomen kan worden. Een welkomstcultuur zonder grenzen betekent dat de burgerrechten zonder beperking moeten gelden voor iedereen die daar aanspraak op maakt.
Wat we dus nodig hebben, is een verantwoordelijkheidsethiek die nadenkt over de voorzienbare gevolgen van een onbegrensde opvang van asielzoekers, een reële inschatting van de maatschappelijke kosten en fricties die de komst van vele nieuwkomers met zich meebrengt, het afscheid van de zelfgecreëerde onmacht als het gaat om grensbewaking en ten slotte een omgang met het internationale recht die een humanitaire verplichting koppelt aan de mogelijkheid om grenzen te stellen aan de opvang.
Natuurlijk is de werkelijkheid weerbarstig, maar we hebben een richting nodig, een handelingsperspectief dat verder gaat dan de huidige improvisaties van regeringswege. In beginsel moeten drie initiatieven worden gecombineerd: er kan meer worden gedaan aan de opvang in de regio, landen als Turkije, Libanon en Jordanië moeten financieel worden geholpen, zonder allerlei politieke toezeggingen die niets met de kwestie zelf te maken hebben. Verder kunnen we jaarlijkse quota vluchtelingen uit die landen in Europa opnemen, om de druk daar te verlichten en een omschreven aantal mensen uitzicht te bieden. Zo’n quotum kan beperkter of juist genereuzer zijn alnaargelang een samenleving zich daartoe in staat acht. Ten slotte moeten we doen wat we allang hadden moeten doen: de grenzen van Europa beter bewaken tegen illegale migratiestromen.
De keuze is duidelijk: onbegrensde opvang tegen de prijs van tweedeling en conflict of begrensde opvang met een waarborg van burgerschap en sociale samenhang. Ik zou kiezen voor dat laatste, ook omdat ik denk dat het afschrikkingsbeleid van de regering niet gaat werken. Mensen die de treurige omstandigheden in een land als Libanon ontvluchten, laten zich echt niet door een containerwoning ontmoedigen. Ik denk dat het ontmoedigingsbeleid voor de nieuwkomers eigenlijk vooral een aanmoedigingsbeleid is voor de ingezetenen: door vluchtelingen karig te behandelen wordt wellicht de acceptatie van hun komst gemakkelijker, zo is de onderliggende redenering.
We kunnen mensen in nood blijven opnemen, maar de realiteit is dat de meesten niet de onveiligheid maar de uitzichtloosheid ontvluchten. Een afspraak met de landen in de regio moet worden gehandhaafd en dat betekent dat er ook mensen teruggestuurd gaan worden. Het is een grote vergissing geweest om de binnengrenzen op te heffen en geen werk te maken van het beschermen van de buitengrenzen. De bedragen die aan grensbewaking in Europa worden uitgegeven, zijn in de afgelopen jaren teruggebracht. Dat gaat niet meer.
Zonder een begrenzing van de migratie- en vluchtelingenstroom wordt de ontwrichting van de regio de ontwrichting van de eigen samenleving, wordt de neergang van vooral de Arabische wereld, steeds meer onderdeel van onze eigen samenlevingen. Dat is geen fataliteit, want de vluchtelingen zijn de uitdrukking van conflicten die maatschappelijke en politieke oorzaken hebben, ook al wekken de beelden van haveloze mensen op de vlucht de indruk van een natuurramp.

Er zijn wel degelijk antwoorden denkbaar die humanitaire verplichtingen en politiek realisme met elkaar weten te verzoenen. Gevraagd is een duurzame betrokkenheid bij deze vluchtelingenkwestie die nog jaren onze aandacht zal vragen en niet de bevoogdende toon waarop de zorgen van velen worden weggewimpeld. Wat is dat toch voor een onvermogen in weldenkende kring om over de morele betekenis van grenzen na te denken, welke verlegenheid is hier zichtbaar? Ik zou zeggen: juist om genereus te kunnen blijven hebben we grenzen nodig.


Eind maart zal Paul Scheffer in het kader van de maand van de filosofie zijn essay "de vrijheid van de grens" publiceren.
Bij deze een fundamentele kritiek.
Huh?
Hoe kan je nu een fundamentele kritiek schrijven op een essay dat nog niet eens is verschenen, hoe kan je een fundamentele kritiek geven als je niet eens weet waar het over gaat?
De vrijheid van de geest.
Dat niet-weten is namelijk relatief.
Het essay zal handelen over de vluchtelingen.
Je hoeft niet echt een kristallen bol te hebben om dat te weten te komen, gewoon "vrijheid van de grens" googelen volstaat vandaag de dag.
Dat maakt het werk al iets gemakkelijker, ik weet waar het zal over gaan.
Maar wat zal Scheffer er over schrijven?
Hij zal schrijven "we hebben grenzen nodig."
Mijn fundamentele kritiek is de volgende: Dat is een maat voor niets.
Zoals schrijven dat de zon schijnt als de zon schijnt.
Een wetenschapper kan dat proces omstandig verklaren of een poëet kan er een lyrisch gedicht over schrijven zodat het alsnog de moeite loont om te lezen dat de zon schijnt als de zon schijnt.
Paul Scheffer zal schrijven dat we grenzen nodig hebben.
Et alors?


"We moeten terug naar Webers beroemde onderscheid tussen overtuigingsethiek en verantwoordelijkheidsethiek: in het ene geval gaat het om een handelen dat zich niet bekommert om de gevolgen, terwijl een verantwoordelijkheidsethiek juist wil nadenken over de voorzienbare gevolgen van keuzes die men maakt. Zo’n moraal zegt dat de voorzienbare gevolgen van zo’n grenzeloze opvang toenemende spanningen en agressie in de samenleving zullen zijn. Aan het onmogelijke is niemand gehouden. Als mensen met een liberale houding niet over grenzen willen nadenken, dan trekken uiteindelijk mensen met een autoritaire inslag die grenzen. Dat staat op het spel, en daarom is een moraal die de eigen gewetensnood tot uitgangspunt neemt, geen duurzame moraal." (Paul Scheffer, De exodus en ons geweten)

Ik weet niet of Paul Scheffer ook in zijn "vrijheid van de grens" Max Weber ten berde zal brengen.
Ik hoop het niet.
Het is een eminent en erudiet denker onwaardig.
Er is, om het voorzichtig uit te drukken, de suggestie dat Max Weber een voorkeur zou hebben voor een verantwoordelijkheidsethiek ten nadele van de overtuigingsethiek.
Dat is, om het voorzichtig uit te drukken, niet zo.

Ik vrees wel dat hij het niet zal kunnen laten, de verleiding zal te groot zijn. Ik spreek uit ervaring.
Het uitgangspunt van Paul Scheffer is het onderscheid tussen enerzijds aanhangers van "een grens aan de opvang van vluchtelingen" (kamp A) en anderzijds adepten van, jawel, "geen grens aan de opvang van vluchtelingen" (kamp B).
Er is, om het voorzichtig uit te drukken, de suggestie dat kamp A uitgaat van een verantwoordelijkheidsethiek en dat kamp B gestoeld is op een overtuigingsethiek.
Dat is, om het voorzichtig uit te drukken, nogal kort door de bocht.
Kamp B wordt verweten zich niet te bekommeren om de gevolgen. Maar kamp B is zich maar al te goed bewust van de gevolgen. Zij zijn bezorgd dat het hek helemaal van de dam is als het principe van de solidariteit opgegeven wordt. Als er verzaakt wordt aan deze pijler van de westerse normen en waarden, wat houdt ons dan tegen om te verzaken aan om het even welke pijler?
Max Weber ten tonele brengen leidt nergens toe, maar het is wel een heel leuk aardigheidje tot meerdere eer en glorie van de eigen achterban. Net zoals het verwijt aan Paul Scheffer dat hij Max Weber nogal éénzijdig interpreteert alleen maar leidt tot groter jolijt van de B-ploeg.

"We hebben grenzen nodig".
Nou, nou.
Men kan een aardige boom opzetten over de algemene stelling "we hebben grenzen nodig."
Maar dat is hier helemaal niet aan de orde.
Het gaat over de particuliere stelling "een grens aan de opvang van vluchtelingen".
Grens is hier vastgeketend, begrensd als het ware, aan een specifiek onderwerp.
In dat geval is er niet veel ruimte (vastgeketend, hebt u hem?) voor nuance.
Als er een grens is aan de opvang van vluchtelingen, dan komt er geen vluchteling meer in.
Punt aan de lijn.
Het moet duidelijk zijn dat ik "grens" hier schaamteloos in zijn ruimtelijke betekenis gebruik.
"Grens" als scheidingslijn tussen opvangen en niet opvangen.
Met recht en rede zou Paul Scheffer kunnen opmerken dat ik "grens" ten onrechte in een veel te enge betekenis gebruik, dat "grens" moet begrepen worden als "beperking".
Voor mij geen probleem. Op één voorwaarde natuurlijk. Als Paul Scheffer het recht heeft om te beslissen hoe zijn "grens" moet geïnterpreteerd worden in een bepaalde zin, dan heb ik dat ook.
In "geen grens aan de opvang van vreemdelingen" moet "grens" begrepen worden als "einde", "stop".

Het kan best zijn dat u iemand kan vinden die van oordeel is dat er niemand, maar dan ook echt niemand, nog recht heeft om een ander land binnen te geraken. Net zoals u ongetwijfeld iemand kan vinden die van oordeel is dat iedereen, maar dan ook echt iedereen, het recht heeft om een ander land binnen te geraken.
Zou Paul Scheffer zich tot mensen met die laatste mening richten?
Als Paul Scheffer dat bevestigt, dan zweer ik bij deze dat ik als boetedoening hoogst persoonlijk een poging zal wagen om na het polemisch geschrift ook het ondergewaardeerde genre van de hagiografie in ere te herstellen.
Gedenk mij dan wel in uw gebeden als u "vrijheid van de grens" in de boekhandel links laat liggen wegens "niet behorend tot de doelgroep".

"Vrijheid van de grens", dat moet ik dan weer wel toegeven, is nochtans een prachtige titel.
(Het zou de kop van een meedogenloze recensie kunnen zijn: "het boek heeft een prachtige titel".)
Het biedt de mogelijkheid om te mijmeren over "vrijheid" en, jawel, "grens". En dat onafhankelijk van de vluchtelingen. Dag in dag uit worden wij geconfronteerd met opinies, columns, essays, standpunten waarin bespiegelingen geformuleerd worden over "vrijheid" en "grens" verbonden aan een bepaald onderwerp. De vrijheid van meningsuiting, de grenzen van de fatsoenlijke kledij (de knie), de grenzen aan de godsdienstvrijheid, de vrijheid van ondernemen....
Eén keer per jaar wordt er een essay geschreven in het kader van de maand van de filosofie. En dan gaat het godbetert, met alle respect voor de schrijnende toestanden waarin de vluchteling zich bevindt, over welke "beperking" waar noodzakelijk is. Want de filosofie moet de praktische problemen omhelzen weet u wel, het algemene toepassen op het particuliere.
Terwijl het net andersom hoort te zijn.
Eén keer per jaar zou men een poging moeten ondernemen om het algemene in vraag te stellen. Een korte detox kuur om dan weer onverdroten commentaar te spuien.
Wanneer zeggen, roepen, smeken, bidden, huilen wij "dit is de grens"?
De ontologische grens is gebonden aan de tijd.
Wanneer?

Paul Scheffer had beter een boek gelezen in plaats van een pamflet te schrijven.

zaterdag 5 maart 2016

Isaiah Berlin



De vrijheid.

Is het mogelijk om over de vrijheid te schrijven zonder één voorbeeld van vrijheid te geven?
Is het mogelijk om over vrijheid te schrijven met een lege geest, een geest vrij van beelden, een vrije geest?
Het staat me in alle geval vrij om het te proberen.

Bestaat de absolute vrijheid?
Het is verleidelijk om daar "neen" op te antwoorden.
De reden om daar "neen" op te antwoorden zit in tal van voorbeelden.
U en ik zouden onmiddellijk talloze voorbeelden van absolute vrijheid kunnen geven die ons zo weerzinwekkend zouden overkomen dat we de idee van absolute vrijheid stante pede laten varen.
Helaas, we hebben hier geen voorbeelden ter beschikking.
De geest is leeg.
Met een lege geest bestaat de absolute vrijheid.

Uiteraard is het met een lege geest ook perfect mogelijk om precies het tegenovergestelde te beweren.
De geest is immers leeg.
Met een lege geest bestaat de absolute vrijheid niet.
Als de absolute vrijheid niet bestaat rest de mogelijkheid dat er een geconditioneerde vrijheid bestaat.
(Een "geconditioneerde vrijheid", dat kan een contradictio in terminis zijn, maar het kan ook een paradox zijn. Het onderscheid doet hier niet ter zake, ik neem gewoon even de vrijheid om dat te vermelden)

Een geconditioneerde vrijheid kan naar believen ingevuld worden.
Ze moet echter wel ingevuld worden, anders zou er van conditionering geen sprake meer zijn.
Er kan bijvoorbeeld een onderscheid gemaakt worden tussen positieve vrijheid en negatieve vrijheid.
Vergeef me deze kleine uitschuiver en laat me herformuleren.
Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen positieve vrijheid en negatieve vrijheid.
Twee verzamelingen, langs de ene kant de verzameling "positieve vrijheid" en langs de andere kant de verzameling "negatieve vrijheid".
Wederom kan hier de vraag gesteld worden of de "positieve vrijheid" (of de "negatieve vrijheid") absoluut is of niet en geraken we vervolgens verstrikt in een eindeloze reeks van herhalingen.


Er is de theoretische mogelijkheid dat de verzamelingen mekaar overlappen.





Coercion is the deprivation of freedom. And what is freedom, at least in its political sense? We know that more than two hundred definitions of this word have cast a dark cloud upon the subject. Yet there are at least two senses of the word which few would deny to be central, or at least two criteria which determine whether a man or a nation or a group is free or not.  The first, which I shall call the negative sense or criterion, is the answer to the question ‘What is the area within which the subject – a person or group of persons – is left to do what they like without control by other persons?’ The second is the answer to the question ‘What is the source of control, when it exists, which can prevent someone from doing what he wishes?’ To say that there is only one sense of the word ‘freedom’, but two criteria for its determination, seems to me merely a confusion; for the two questions seem genuinely different, even though the answers to them may overlap. Let us take them one by one.

Overlappen.
Daar durf je niet aan te denken.
In dat geval zou er immers een "overlappende vrijheid" bestaan, een vrijheid die niet geconditioneerd is, een absolute vrijheid.
Daar durf ik niet aan te denken.
Ik zou onmiddellijk talloze voorbeelden van absolute vrijheid kunnen geven die mij zo weerzinwekkend zouden overkomen dat ik de idee van absolute vrijheid stante pede laat varen.



Helaas, we hebben geen voorbeelden ter beschikking.
De geest is leeg.
Mijn geest is vrij.
Met een vrije geest hoef ik de vrijheid niet als het een geconditioneerde vrijheid is.