woensdag 20 mei 2015

Stefaan Blancke









Trends in Plant Science, Blancke et al.: "Fatal attraction: the intuitive appeal of GMO opposition"

Een team van Belgische filosofen en biotechnologen publiceerden een artikel dat moet verklaren waarom er onterecht weerstand wordt geboden aan de genetisch gemodificeerde organismen.

     ‘We zijn allemaal vanzelf tegen ggo’s’


Wetenschappers kennen het gevoel: wat moet ik nog meer doen? Nu heb ik het met handen en voeten uitgelegd, met cijfers bewezen, nog eens uitgelegd, en nóg blijven die activisten stormlopen tegen ggo’s. En zelfs mensen die niet wakker liggen van groene thema’s zeggen me aan het eind van mijn verhaal: ‘Tja, ik weet niet, voor mij toch liever niet.’ Zijn die nu echt allemaal van kwade wil?
‘Nee, het zijn gewoon mensen’, schrijft een groep filosofen en biotechnologen van de Universiteit Gent, onder leiding van Johan Braeckman, in Trends in Plant Science. ‘Mensen zijn zo bedraad. Dat ggo’s “fout” zijn, klopt met automatische reflexen en ingebakken intuïties. Het is niet evident om daartegen in te gaan, want die kregen we mee vanuit onze evolutie. Omdat ze nuttig zijn.’
Zo spring je automatisch weg als je plots iets langs en duns tussen het gras ziet. Meestal is dat een stok of de tuinslang, maar het hoeft slechts één keer een echte slang te zijn. Zo’n automatische reactie heeft overlevingswaarde. Voor een hele reeks situaties in het leven hebben we snelle reacties ontwikkeld, die er af en toe naast zitten maar vaak genoeg nuttig zijn.
God spelen
Braeckman: ‘Zo is er het “essentialisme”: alle dingen hebben een onveranderlijke essentie die hun hele wezen doordringt. Niemand is bereid om een jasje te dragen dat van Dutroux geweest is, ook al is het netjes gewassen en gestreken. De Dutroux-heid krijg je er nooit meer uit. Als je DNA van een vis in een tomaat stopt, vindt niemand het gek dat die tomaat voortaan naar vis smaakt, maar ga je heel wat uit te leggen hebben om mensen te overtuigen dat ze nu beter tegen de kou kan. Als gentechnologie de vermenging van twee essenties is, dan kan ze alleen maar afstotelijk zijn.’
Nog zo’n voorgevormd idee is ‘teleologie’: alles heeft een doel. Zelfs mensen die afstand genomen hebben van godsdienst en de bijbehorende schepper, blijven vaak vinden dat ‘er toch iets moet zijn’, dat het leven meer moet zijn dan geboren worden en sterven. We vinden het vanzelfsprekend dat er orde is in de natuur, dat er oorzaak en gevolg is, dat niets ‘zomaar’ gebeurt, dat alles verklaarbaar is. Met die orde knoei je niet, de grenzen tussen soorten overschrijd je niet. Dat is ‘God spelen’ en ‘hybris’ – de Griekse toneelschrijvers wisten al dat zoiets slecht afloopt. Gentechnologie gaat tegen ons gevoel voor de gegeven orde in, en is dus ‘tegennatuurlijk’. Foei!
Dat verlangen naar een ordelijke, statische natuur maakt bijvoorbeeld ook dat we creationisme en het scheppingsverhaal vlotter slikken dan de evolutieleer, die zegt ‘dat het allemaal blind toeval is, en niets meer’. Galileï wist het al: wetenschap is vechten tegen de tirannie van het gezond verstand.
Biotechnoloog Frank Van Breusegem: ‘Dan is er nog ons “Frankenstein-complex”, de diepe angst dat scheppingen aan onze controle ontsnappen en zich tegen ons zullen keren. Dat uit zich in angst voor computers, voor robots, voor technologie in het algemeen. Toen een journalist de term “Frankenfood” bedacht, ging die als een lopend vuurtje de wereld rond, surfend op de al klaarzittende angst.’
Wc-borstel
Een reflex met evidente overlevingswaarde is walging: hij beschermt ons tegen bedorven en giftig voedsel. Dat weegt ruim op tegen dat ene glas sinaasappelsap dat we weigeren omdat er een proper gesteriliseerde kakkerlak in drijft, of soep die geroerd is met een nog nooit gebruikte wc-borstel, of een drol van lekkere choco en in Grand Marnier geweekte peperkoek. En wat is er walgelijker dan die vissige tomaat van daarnet? Walg beïnvloedt bovendien ons morele oordeel. De multinational en de wetenschapper die zo’n tomaat produceren zijn ook walgelijk, zeker als die stoute multinational ook nog eens arme boeren uitperst. Dat Apple en Nespresso ook zwaar doorwegen in hun markten, valt ons veel minder op.
‘Al die voorbedrade reacties maken het ons gemakkelijk om ggo’s maar niets te vinden’, zegt filosoof Stefaan Blancke. ‘De met cijfers onderbouwde studies van wetenschappers geloven, kost ons veel meer moeite. We zeggen dan nog liever dat we niets tegen ggo’s hebben, maar wel tegen monopolisten, dan onze instinctieve afkeer los te moeten laten.’
‘Uit onderzoek blijkt wel dat mensen hun intuïtieve weerstand opzij kunnen zetten als ze maar voldoende voordelen ervaren – we blijven onze gsm gebruiken, ondanks voorbedrade angst voor onzichtbare straling – maar de ggo’s met voordelen hebben het lab nog niet (mogen) verlaten.’
Is dat ervaren voordeel ook de reden dat we huiveren voor ggo-voedsel, terwijl het ons helemaal niet kan schelen dat het merendeel van onze geneesmiddelen evengoed ggo zijn? Braeckman: ‘Inderdaad, maar er speelt meer. In de geneeskunde is het eindproduct een pil, een levenloos ding dat niet appelleert aan onze intuïtieve ideeën over de levende natuur.’ Het zijn de biologen die pech hebben.


http://www.standaard.be/cnt/dmf20150512_01678997?shareid=eff1665ffc16d0e334b2be7d99d5bb504f66f45e67c7f8495b3ad7d1e9deae183704ac4893c6bfea3e09c5e663f171d1


The Holy Grail:  "tigers are not dangerous" is a non-intuitive quote.

Het essentialisme fascineert me mateloos!
Op eenvoudig verzoek werd mij het artikel heel vriendelijk overgemaakt. Waarvoor dank.
Ik beperk me hier tot de essentie:

The intuitive appeal of anti-GMO representations
Folk biology
The human mind intuitively understands how the biological
world functions. One constituent of this folk biology is
psychological essentialism [25] that amounts to the belief
that organisms hold an unobservable, immutable core
determining their identity and, thus, their development
and behavior. Psychological essentialism makes sense
evolutionarily because it allows individuals to categorize
automatically the biological world. As such, valuable information
becomes immediately available, enabling apt
responses to living entities in the environment. For instance,
when one is confronted with a tiger, the immediate
realization that one is coping with a specimen of the
category ‘tiger’ and, thus, that with its mighty claws and
sharp fangs it might catch and eat its prey, is a more
adaptive reaction than to reassess each and every encountered
stripy feline [26]. Nevertheless, despite the obvious
adaptive rationality of this cognitive predisposition,
psychological essentialism regularly interferes with a scientifically
informed biological understanding [27]. Notoriously,
it impedes people’s understanding of basic aspects of
evolutionary theory and, moreover, it also affects people’s
comprehension of GMOs, primarily because they interpret
DNA as the essence of organisms [28]. In a US survey, more
than half of the respondents did not reject the idea that
tomatoes of the which the genome had been modified by
insertion of catfish DNA would taste like fish [29]. Apparently,
people assumed that the fish’s essence had been
introduced into these tomatoes, including a fishy taste.
That people systematically prefer cisgenic over transgenic
organisms provides another indication of an essentialist
bias [3]. In their campaigns, opponents of GMOs explicitly
appeal to these essentialist intuitions by distributing edited
images of tomatoes with fish tails or by claiming that
biotech companies insert scorpion DNA elements into corn
(Zea mays) to produce crispy cornflakes. The notion that
growing GM crops with herbicide tolerance will promote
so-called superweeds falls back to the same misconception
that a weed can be characterized by a single gene. On the
contrary, typical weed characteristics such as withstanding
harsh environments, competing for light, water, and
minerals, and fast reproduction are the result of the interplay
of numerous genes.


Vakwerk.
Dat zeg ik alweer zonder enige zweem van ironie.
Al blijft er altijd één vraag mijn verstand (of is het mijn intuïtie?) kwellen.

Essentialism is the view that, for any specific entity (such as an animal, a group of people, a physical object, a concept), there is a set of attributes which are necessary to its identity and function.
Cartwright, R. L. (1968). "Some remarks on essentialism". The Journal of Philosophy 65 (20): 615–626.
(of ook gewoon wikipedia)

Nu is "essentialisme" zelf uiteraard ook een concept.
De kwellende vraag is dus of de auteurs van mening zijn dat de definitie die ze opgeven noodzakelijk is voor een juist begrip van het begrip "essentialisme".
In dat "particuliere" geval zijn het zelfverklaarde essentialisten.

Maar dat neemt niet weg dat, zoals gezegd, de tekst vakwerk is.
Als eerbetoon aan de auteurs wil ik hier dieper ingaan op de "waarom" vraag.
Net zoals de auteurs uitgaan van een feit (GMOs are not dangerous) en zich dan een "waarom" vraag stellen (waarom is er nog weerstand tegen de GMOs ?) wil ik ook vertrekken van een feit (de tekst is vakwerk) om dan een waarom vraag te stellen (waarom is het vakwerk?).
Het is een kneuterige lezer die opmerkt dat de analogie een beetje mank loopt.

De tekst is vakwerk omdat de auteurs er in slagen om de dualiteit te overstijgen.
Aan het ene eind van het spectrum heeft men het "intuïtieve" en aan het andere eind het "rationele".
Maar die dualiteit wordt dus een eenheid.
"De tijger is gevaarlijk" is een intuïtieve uitspraak.
"De tijger is gevaarlijk" is op hetzelfde moment echter ook een rationele uitspraak.
Vakwerk.
Een kunstwerk.
Wetenschap is kunst.


Zo zag ik onlangs in La Roche een sculptuur (de naam van de kunstenaar ben ik jammer genoeg vergeten) met de naam La paix.
Ik kan natuurlijk compleet verkeerd zijn, maar voor mij stelde het kunstwerk een papieren vlieger in blauwe hardsteen voor.
Een papieren vlieger die niet kan vliegen.
Ik vond het wel iets hebben.
Een moment dat de dualiteit opgaat in een eenheid.

Terug naar de tekst.
Voorwaar, het is een kneuterige lezer die zich de vraag stelt wat voor een uitspraak "de tijger is ongevaarlijk" dan wel mag wezen.
In de wetenschap dat "de tijger is gevaarlijk" een rationele uitspraak is, kan het tegenovergestelde, "de tijger is ongevaarlijk", onmogelijk een rationele uitspraak zijn.
In dat geval zouden we het heilige pad van de logica verlaten.
Maar in de wetenschap dat "de tijger is gevaarlijk" een intuïtieve uitspraak is, het zijn de auteurs die claimen dat het een intuïtieve uitspraak is,  kan het tegenovergestelde, "de tijger is ongevaarlijk", onmogelijk een intuïtieve uitspraak zijn.
In dat geval zouden we het heilige pad van de logica verlaten.

Als "de tijger is gevaarlijk" én een intuïtieve én een rationele uitspraak is, dan is "de tijger is ongevaarlijk" noch een intuïtieve, noch een rationele uitspraak.

En toch bestaat de uitspraak "de tijger is ongevaarlijk".
Het zou een kneuterige opwerping zijn dat er geen feiten zijn om deze uitspraak hard te maken.



(elke analogie met "GMOs zijn gevaarlijk" is uiteraard fictief)


zondag 17 mei 2015

Lucas Hoogendoorn

Het oog van de naald

Voor godsdienstige tieners gaat er een beangstigende werking van het werk van Nietzsche uit. Ze lezen liever iets anders van filosofieplank van de schoolbibliotheek, Kierkegaard bijvoorbeeld, maar vanuit hun ooghoeken bespieden ze de donkere kaften, waartegen ze zich zo lang mogelijk verzetten, de verboden vruchten van papier, tot ze er uiteindelijk toch ééntje van plukken. En God verhoede dat het Der Antichrist is. Ikzelf heb gelukkig mijn hele middelbare schoolcarrière kunnen doorstaan zonder aan de verleiding toe te geven, hoewel niet onvermeld moet blijven: met de hulp van anderen. Zij waren helaas niet even standvastig en sommigen van hun godvrezende zielen heeft niemand ooit teruggezien.
Het geloof bespraken wij eigenlijk niet, alleen de aanvallen op ons geloof en mogelijke verdedigingstechnieken. En Nietzsche dus, zonder hem te hebben gelezen. Het woord Nietzsche werd hierbij zo gewichtig uitgesproken, dat het leek alsof dat de naam met de persoon samenviel. Nietzsche! Een kwaadaardige vloek waarin de dood van god gepropageerd, chaos geleerd en het absolute Niets vereerd wordt. De moordenaar van God, voor minder hielden wij hem niet; een fout die oude koningen ook wel eens maakten, als zij de onheilsbode voor de stichter van dat onheil aanzagen en aldus berechtten.

Toen ik in mijn propedeusejaar dan toch met Nietzsche begon, werd mij door professor Gerardus Visser op het hart gedrukt dat ik niet bang hoefde te zijn. Hij kon het weten, hij was nog altijd Katholiek. ‘Als ik twee schrijvers naar het hiernamaals mee mocht nemen, waren dat Nietzsche en Meister Eckhardt,’ zei hij eens. En dus trad ook ik de chaos maar tegemoet. Eerst de Zarathustra, vervolgens Der Fröhliche Wissenschaft en zelfs Der Antichrist. Welnu: ik leef nog, ik houd nog van muziek, ik bid nog. Dat een christen Nietzsche niet zou hoeven vrezen echter, is een grove leugen. Doodsbang moet je zijn, reden tot iets anders is er niet. Veel banger dan voor de Darwinistische oerwoudgeluiden, het gemarcheer van Jurassische skelettenlegers en oerknallensalvo’s die je als christen in een rationalistische maatschappij constant van repliek moet dienen. Om nog maar te zwijgen van alle verkrachtingen, oorlogen enzovoorts waar je opeens medeschuldig aan bent. Want dat ‘geloof’ je immers, terwijl je ook iets anders had kunnen geloven. Waar haal je het gore lef vandaan een orde achter het leed en de chaos van de wereld te denken? Advocaat van God heeft het tegenwoordig moeilijker dan die van de duivel. Geloof is propositioneel en ook nog eens on-nominalistisch. Geloven is wishful thinking.
Toch hoef je voor Nietzsche niet minder bang te zijn als diezelfde rationalisten dat zouden moeten zijn. Hun krampachtige neigingen achter alles een mening te zoeken, iedereen tot een standpunt te veroordelen en alle (religieuze taal) als propositioneel, of op z’n minst instrumenteel op te vatten, is voor Nietzsche niets anders dan fundamentalisme binnen de dienst van Apollo. Het is niet de Bijbel die slaafs maakt, maar de zucht naar waarheid, die zowel in de kerk als in het lab de dienst uitmaken, met het verschil dat zij binnen de Testamenten als ijdelheid geldt en binnen de natuurwetenschap de grootste deugd genoemd wordt. Wetenschap en religie verschillen slechts aan de oppervlakte. Bij de een is de waarheidszucht een streven naar eenheid, bij de ander naar dichotomie. Dit is waarom geloven niet denken is (veeleer iets dat de lichaam-geestdistinctie overstijgt) en waarom er wetenschap kan zijn die kan beweren dat het bewustzijn een illusie is (het bewustzijn is immers niet deelbaar). En hoewel de wetenschap geprobeerd heeft de religie te verklaren en in zich op te slokken, zo kan dat makkelijk ook andersom. Begrip en bewijs als hoogmoedige en futiele neigingen tot macht, die alleen het Opperwezen toekomt, het is het hoofdthema van het Oude Testament. Waarom laat de doodsverklaring van Apollo eigenlijk zo lang op zich wachten

Waar stoot Nietzsche’s hamer dan wel op bij gelovigen? Niet bij argumentatie, hij houdt geen logisch dispuut over metafysische noties of mogelijke werelden. Waarom de gelovige en eigenlijk ook God Nietzsche moeten vrezen, is, simpelweg, omdat hij beter schrijft dan God. De aantrekkingskracht van het Christendom ligt niet in het diepgelegen besef van schaamte of zondelijkheid, nee, die zondeleer appelleert nu juist aan een veel dieper besef dat de mens een opdracht heeft, om deze opdracht vervolgens negatief te formuleren: allerlei dingen niet doen. De opdracht die het christendom geeft, poogt alomvattend te zijn, maar Nietzsche lukt het een nog grotere opdracht te formuleren: amor fati.
Wat daar voor nodig is, is hetgene dat de christen angst in zou moeten boezemen: het loslaten van waarheidszucht. Hij moet aan de onwaarheid geloven, om het paradijs waardig te zijn. De hemel bestaat, maar is gereserveerd voor mensen die bewezen hebben hem niet nodig te hebben. Acceptatie is de enige waardige dood. Of dit mogelijk is, weet ik niet, maar misschien moet ik aan de onmogelijkheid geloven. Deze spirituele opdracht gaapt me nu als een groot gat zonder einde aan, maar misschien kunnen we ons haar beter voorstellen als het oog van een naald, waar we door moeten.




Met dit essay heeft Lucas Hoogendoorn de wedstrijd gewonnen waar ik ook aan deelnam.
Een terechte winnaar.
Let u vooral op de "een". Ik heb de andere essays niet gelezen, dus daar kan ik moeilijk een uitspraak over doen. Ik bedoel alleen dat hij in vergelijking met mij een terechte winnaar is, niet in vergelijking met de anderen.
Dat zeg ik zonder een zweem van ironie.
Per slot van rekening was het onderwerp "de chaos tegemoet".
Achteraf bekeken kom ik daar niet voor in aanmerking.
Ik treed de chaos niet tegemoet zoals Lucas, ik ben de vlees geworden chaos in mijn geschriften.

De chaos tegemoet.
Hoe ver ga je daar in? Waar stop je? En treed je dan op je schreden terug of niet?
Of is het een eeuwig tegemoet gaan?
Dat laatste kan toch moeilijk, het eeuwige is toch net de negatie van de chaos.

Lucas is weg van Nietzsche. 
Ik ook.
Maar er is een verschil.
Lucas gelooft Nietzsche.
Lucas wendt zich tot Nietzsche.
Terwijl Nietzsche zich tot mij wendt.

"Alleen ga ik nu, mijn discipelen! Gaan ook jullie nu heen en alleen! Zo wil ik het.
Ga weg van mij en verzet je tegen Zarathoestra! En beter nog: schaam je voor hem! Misschien bedroog hij jullie wel.
De Mens met inzicht moet niet alleen zijn vijanden liefhebben, hij moet ook zijn vrienden kunnen haten.
Je beloont een leraar slecht door altijd maar zijn leerling te blijven. En waarom willen jullie niet aan mijn krans plukken?
Jullie vereren mij: maar wat als jullie verering op een dag omvalt? Pas op dat jullie niet worden verpletterd onder een beeldzuil!
Jullie zeggen dat jullie in Zarathoestra geloven? Maar wat doet Zarathoestra ertoe!
Jullie hadden jezelf nog niet gezocht: toen vonden jullie mij. Zo doen alle gelovigen; daarom heeft alle geloof zo weinig om het lijf.
Nu gebied ik jullie mij te verliezen en jezelf te vinden; en pas als jullie mij allemaal hebt verloochend, wil ik naar jullie terugkeren..."
Friedrich Nietzsche, Ecce homo.