.
Yves Desmet schrijft een essay over euthanasie.
Kan men veroordeeld worden voor een essay?
Voor een opinie uiteraard niet, dat is nogal wiedes, maar voor een essay?
Of voor een wetenschappelijk advies?
http://vijfvoortwaalf.blogspot.be/2012/10/marcel-hulspas.html
Een opinie is subjectief, een wetenschappelijk advies objectief.
Of toch niet helemaal?
Waar ligt de grens en wie trekt ze?
Maar dit geheel terzijde.
Essay: dubbele euthanasie roept gevaar van de "glijdende helling" weer op.
(Even vooraf: "glijdende helling" lijkt mij een slechte vertaling van "slippery slope". Misschien beter "gladde helling". Maar dat is maar een opinie.)
Het hellend vlak is hot.
Er was de bijdrage van Filip Buekens.
http://www.demorgen.be/dm/nl/2461/Opinie/article/detail/1562623/2013/01/15/Wanneer-ondraaglijk-lijden-een-sociale-constructie-wordt.dhtml
Euthanasie zit op een hellend vlak. Dat is geen
conservatief-katholieke fictie, maar een reëel gevaar, waarschuwt Filip Buekens,
filosoof aan de Universiteiten van Tilburg en Leuven.
Filip Buekens heeft de verdienste om het "hellend vlak" op de agenda te plaatsen, maar daar blijft het ook bij. Als u iets interessants wil lezen over Filip Buekens: http://www.bloggen.be/argumenten/archief.php?ID=734405
Er zijn Jos Geysels en Ignaas Devisch.
http://www.demorgen.be/dm/nl/2461/Opinie/article/detail/1562621/2013/01/15/Puntjes-op-de-i-van-het-cordon-sanitaire.dhtml
− 15/01/13, 06u11
Vaak heerst er verwarring tussen deze twee sferen. Zoals we ook gemerkt hebben in de recente discussies over en commentaren op (het al dan niet doorbreken) van het cordon sanitaire in Denderleeuw. Door de recente barsten die in deze democratische afspraak tot stand zijn gekomen, stelden velen zich opnieuw de vraag naar het nut, zeg maar de strategische werkzaamheid van het cordon. Deze op zich legitieme vraag verdient veel aandacht en nauwgezet onderzoek: wat heeft het bereikt, zijn partijen er groter of kleiner mee geworden, heeft het nog zin nu het Vlaams Belang 'klei' is geworden.
Een heel andere vraag is deze naar het intrinsieke belang dat het cordon heeft gehad en wat ons betreft nog steeds heeft, met name de principiële uitspraak dat democraten geen bestuursakkoorden afsluiten met een partij die de fundamentele democratische beginselen van gelijkheid en non-discriminatie niet respecteert. Dan spreken we over het principe als waarde op zich en niet als een instrument om een bepaald strategisch of tactisch doel te bereiken. Het cordon heeft altijd een intrinsieke waarde gehad omdat racisme geen graduele maar een principiële kwestie is: je gaat ervan uit of je bestrijdt het en dat doe je met duidelijke en transparante principes. Een beetje racisme is racisme, een beetje antisemitisme is antisemitisme. Die strakke lijn is verre van evident en we zijn er zelf niet altijd eenduidig in. Wie in Vlaanderen even zijn oor te luisteren legt, is ongetwijfeld bekend met de uitspraak 'ik ben geen racist maar...'. Na de 'maar' volgt dikwijls een behoorlijk racistisch vertoog.
Racisme in ons alledaagse spreken en handelen is één ding, georganiseerd racisme een tweede. Organisaties of partijen die racisme cultiveren of legitimeren, schenden een fundamenteel uitgangspunt van elke democratische samenleving: dat we allemaal gelijk zijn voor de wet en dat dit non-discriminatiebeginsel een hoeksteen is en blijft van de democratie. Beginselen die onder meer zijn vastgelegd in internationale (mensenrechten)verdragen.
Tactiek en strategie
Laat het ons dus nog maar eens herhalen. Het cordon sanitaire is altijd een principiële zaak geweest: je geeft aan de kiezer mee dat je geen bestuursakkoorden sluit met individuen of partijen die deze hoeksteen al dan niet radicaal willen verbrijzelen. Wensen kiezers hiertegen in te gaan, dan stemmen ze je weg. Punt andere lijn. Make it or break it. Wat telt, is het principe en de transparante communicatie naar de kiezer. Daarmee heeft het cordon trouwens een democratisch surplus in vergelijking met de vele schimmige bestuursakkoorden die telkens opnieuw voor elke stembusgang gemaakt worden.
Of nu vervolgens dit beginsel bepaalde partijen groter dan wel kleiner maakt, is een kwestie van een heel andere orde. Tot vandaag weten we niet of en hoe dat het geval is geweest, maar daarom is de vraag zelf niet van minder groot belang: hoe ga je racisme te lijf in een democratie? Deze vragen verdienen een gefundeerd en empirisch onderbouwd antwoord, maar wat ook het antwoord hierop is, het kan nooit betekenen dat je principiële zaken overboord gooit. Het moet wel een aanleiding zijn om grondig na te denken over de actieve strijd tegen die tendensen die racisme verspreiden.
Wat vandaag aan de gang is, getuigt eerder van een gebrek aan onderscheid tussen deze twee kwesties, met de gekende barsten tot gevolg. Zo was het opvallend dat in de discussie over de gang van zaken in Denderleeuw vooral een strategische en tactische argumentatie werd gebruikt. Ofschoon de nationale partijvoorzitters er geen onduideljkheid lieten over bestaan dat voor hun het cordon stand zou houden, werd het debat toch vooral geconcentreerd op de 'gedoogstrategie', waarbij dan werd verwezen naar de slechte ervaringen van het 'Wilders-experiment' in Nederland. Ook hier verschoof het debat van het principiële naar het strategische. Op deze manier schuift de lat op en tolereren we eerst een beetje, en daarna nog iets meer. Dit noemt men 'het hellend vlak': eens de bal rolt, eens we het principiële standpunt hebben verlaten, wordt alles een louter pragmatisch gegeven, zodat we voetje voor voetje het principe achter ons laten en stilaan woorden als 'realisme' of 'tijdgeest' gebruiken om een rechtvaardiging te zoeken waar wat aan de gang is. Nochtans, sommige zaken zijn principieel niet voor pragmatiek vatbaar, zo niet laten we betijen en schuiven we steeds verder op? Trouwens, wie gedoogt wie in Denderleeuw?
Banalisering van racisme
Dit alles impliceert niet dat mensen van idee kunnen veranderen en hun vroegere racisme afzweren, maar juist dit gebeurt niet. Zoals de voorzitter van het Belang aangaf in een debat met Rik Torfs in 'Terzake': "Wij kunnen ons verleden niet afzweren." Dat lijkt ons nochtans bijzonder eenvoudig: indien racisten inzien dat discrimineren niet kan, laat ze het publiekelijk afzweren, zoals apartheidsaanhangers in Zuid-Afrika over hun foute verleden getuigden en daarna amnestie kregen. Dan kunnen we verder praten vanuit duidelijke beginselen.
Momenteel is het tegendeel het geval: niemand zweert wat dan ook af maar kondigt een gelijkend beleid af onder een andere vlag. Behalve dat dit een volstrekt obscure evolutie is, is de kans dat het op termijn leidt tot een banalisering van racisme niet gering. Wie dan niet over beginselvaste principes beschikt, heeft geen poot om op te staan, laat staan ertegen in te gaan.
Er is het hellend vlak van de humor.
http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=DMF20130114_00433287
Omdat de Vrouwenraad de humor van Tom Heremans niet kon smaken, krijgt hij vandaag de Auwch Award, ‘de prijs voor vrouwonvriendelijkheid'. Joost Vandecasteele wenst hem een dikke proficiat. De grenzen van de humor kunnen niet dun genoeg zijn, vindt hij.
Het hellend vlak dus.
http://nl.wikipedia.org/wiki/Hellend_vlak_(retoriek)
"Het hellend vlak of glijdende schaal is een argument in de debatkunst of retoriek. Een "hellend vlak" inroepen betekent dat men beweert dat een bepaalde actie een reeks opeenvolgende gebeurtenissen zal veroorzaken die uiteindelijk tot een (meestal ongewenst) einde zullen leiden.
Het gebruik van een hellend vlak kan een geldig argument zijn, maar ook een drogreden.
Hellend vlak als argument.
Het argument gaat als volgt (A en B zijn gebeurtenissen, toestanden, beleidskeuzes, acties, enz., waartussen een causaal verband geldt):
Drogreden
Het argument van het hellend vlak kan dikwijls een drogreden inhouden. Meestal gebeurt dit in de volgende vorm:
ONHERROEPELIJK.
Wat betekent dat?
Het probleem is dat zo'n afweging volkomen subjectief is.
Sorry, ik ben even de draad kwijt. Die laatste zin was een citaat uit het eerste artikel van Yves Desmet. Volledig uit zijn verband gerukt.
Onherroepelijk is onherroepelijk. Dat is objectief vast te stellen.
Maar door wie?
Waar ligt de grens en wie trekt ze?
Trekken "we" de grens?
"De meeste dingen in ons leven hebben geen waarde op zich, het zijn wij die er een bepaalde betekenis aan toeschrijven. Sommige dingen kennen we een intrinsieke waarde toe, we waarderen ze om wat ze zijn; andere zaken beschouwen we dan weer als instrumenteel en brengen ze in stelling om iets anders te bereiken. Het eerste noemen we ook een principe, het tweede een middel, een strategie om iets na te streven"
Als we een intrinsieke waarde aan iets toekennen, heeft dat iets dan een waarde op zich?
Maar dit geheel terzijde.
Of trekt niemand de grens?
"Het staat iedereen vrij een andere beslissing te nemen, te oordelen dat ze in een identieke situatie een andere beslissing zouden nemen. Maar wie heeft het recht in plaats van de tweeling over hun lot te beslissen en te oordelen dat ze moesten opgesloten worden in een leven dat voor hen elke zin verloren had?"
Alles mag!
Dat is een hellend vlak als argument.
Geen grenzen!
Alles!
Joost Vandecasteele vindt het grapje van de Vrouwenraad niet kunnen.
Weet u hoe dat komt?
Joost Vandecasteele heeft geen hart.
Hij heeft geen vrouw, hij heeft geen kinderen. Kortom, hij heeft geen hart. Een vleesmassa, een vleesmassa met veel belegen haar op, maar zonder hart.
Weet u waarom hij geen kinderen heeft?
Zijn kinderen zouden gepest worden.
Verontwaardigd (om de één of andere reden associeer ik Joost Vandecasteele altijd met "verontwaardigd") zou hij de pesters bij de kraag vatten om ze eens flink door mekaar te schudden.
"Het was maar een grapje", zouden de pesters uitroepen als zijn hand vervaarlijk dicht bij hun oren zou zwaaien.
"Maar... maar dan zijn jullie geen pesters?", zou Joost Vandecasteele met een klein hartje vragen (u mag hier even over nadenken, ik wacht wel even).
"Maar nee jong, wij zijn gewoon een stelletje grapjassen". zouden de grapjassen naar waarheid antwoorden.
Daarom heeft Joost Vandecasteele geen kinderen.
Hij mag het wel, maar hij kan het niet.
http://www.taalblad.be/zinsbouw/mogen-of-kunnen-
http://www.demorgen.be/dm/nl/2461/Opinie/article/detail/1562621/2013/01/15/Puntjes-op-de-i-van-het-cordon-sanitaire.dhtml
Er is iets grondig mis met het debat naar aanleiding van de
politiek in Denderleeuw. Dat vinden minister van staat Jos Geysels (gewezen
politiek secretaris van Agalev en medebedenker van het cordon sanitaire) en
Ignaas Devisch (professor filosofie aan de Universiteit Gent).
Vaak heerst er verwarring tussen deze twee sferen. Zoals we ook gemerkt hebben in de recente discussies over en commentaren op (het al dan niet doorbreken) van het cordon sanitaire in Denderleeuw. Door de recente barsten die in deze democratische afspraak tot stand zijn gekomen, stelden velen zich opnieuw de vraag naar het nut, zeg maar de strategische werkzaamheid van het cordon. Deze op zich legitieme vraag verdient veel aandacht en nauwgezet onderzoek: wat heeft het bereikt, zijn partijen er groter of kleiner mee geworden, heeft het nog zin nu het Vlaams Belang 'klei' is geworden.
Een heel andere vraag is deze naar het intrinsieke belang dat het cordon heeft gehad en wat ons betreft nog steeds heeft, met name de principiële uitspraak dat democraten geen bestuursakkoorden afsluiten met een partij die de fundamentele democratische beginselen van gelijkheid en non-discriminatie niet respecteert. Dan spreken we over het principe als waarde op zich en niet als een instrument om een bepaald strategisch of tactisch doel te bereiken. Het cordon heeft altijd een intrinsieke waarde gehad omdat racisme geen graduele maar een principiële kwestie is: je gaat ervan uit of je bestrijdt het en dat doe je met duidelijke en transparante principes. Een beetje racisme is racisme, een beetje antisemitisme is antisemitisme. Die strakke lijn is verre van evident en we zijn er zelf niet altijd eenduidig in. Wie in Vlaanderen even zijn oor te luisteren legt, is ongetwijfeld bekend met de uitspraak 'ik ben geen racist maar...'. Na de 'maar' volgt dikwijls een behoorlijk racistisch vertoog.
Racisme in ons alledaagse spreken en handelen is één ding, georganiseerd racisme een tweede. Organisaties of partijen die racisme cultiveren of legitimeren, schenden een fundamenteel uitgangspunt van elke democratische samenleving: dat we allemaal gelijk zijn voor de wet en dat dit non-discriminatiebeginsel een hoeksteen is en blijft van de democratie. Beginselen die onder meer zijn vastgelegd in internationale (mensenrechten)verdragen.
Tactiek en strategie
Laat het ons dus nog maar eens herhalen. Het cordon sanitaire is altijd een principiële zaak geweest: je geeft aan de kiezer mee dat je geen bestuursakkoorden sluit met individuen of partijen die deze hoeksteen al dan niet radicaal willen verbrijzelen. Wensen kiezers hiertegen in te gaan, dan stemmen ze je weg. Punt andere lijn. Make it or break it. Wat telt, is het principe en de transparante communicatie naar de kiezer. Daarmee heeft het cordon trouwens een democratisch surplus in vergelijking met de vele schimmige bestuursakkoorden die telkens opnieuw voor elke stembusgang gemaakt worden.
Of nu vervolgens dit beginsel bepaalde partijen groter dan wel kleiner maakt, is een kwestie van een heel andere orde. Tot vandaag weten we niet of en hoe dat het geval is geweest, maar daarom is de vraag zelf niet van minder groot belang: hoe ga je racisme te lijf in een democratie? Deze vragen verdienen een gefundeerd en empirisch onderbouwd antwoord, maar wat ook het antwoord hierop is, het kan nooit betekenen dat je principiële zaken overboord gooit. Het moet wel een aanleiding zijn om grondig na te denken over de actieve strijd tegen die tendensen die racisme verspreiden.
Wat vandaag aan de gang is, getuigt eerder van een gebrek aan onderscheid tussen deze twee kwesties, met de gekende barsten tot gevolg. Zo was het opvallend dat in de discussie over de gang van zaken in Denderleeuw vooral een strategische en tactische argumentatie werd gebruikt. Ofschoon de nationale partijvoorzitters er geen onduideljkheid lieten over bestaan dat voor hun het cordon stand zou houden, werd het debat toch vooral geconcentreerd op de 'gedoogstrategie', waarbij dan werd verwezen naar de slechte ervaringen van het 'Wilders-experiment' in Nederland. Ook hier verschoof het debat van het principiële naar het strategische. Op deze manier schuift de lat op en tolereren we eerst een beetje, en daarna nog iets meer. Dit noemt men 'het hellend vlak': eens de bal rolt, eens we het principiële standpunt hebben verlaten, wordt alles een louter pragmatisch gegeven, zodat we voetje voor voetje het principe achter ons laten en stilaan woorden als 'realisme' of 'tijdgeest' gebruiken om een rechtvaardiging te zoeken waar wat aan de gang is. Nochtans, sommige zaken zijn principieel niet voor pragmatiek vatbaar, zo niet laten we betijen en schuiven we steeds verder op? Trouwens, wie gedoogt wie in Denderleeuw?
Banalisering van racisme
Dit alles impliceert niet dat mensen van idee kunnen veranderen en hun vroegere racisme afzweren, maar juist dit gebeurt niet. Zoals de voorzitter van het Belang aangaf in een debat met Rik Torfs in 'Terzake': "Wij kunnen ons verleden niet afzweren." Dat lijkt ons nochtans bijzonder eenvoudig: indien racisten inzien dat discrimineren niet kan, laat ze het publiekelijk afzweren, zoals apartheidsaanhangers in Zuid-Afrika over hun foute verleden getuigden en daarna amnestie kregen. Dan kunnen we verder praten vanuit duidelijke beginselen.
Momenteel is het tegendeel het geval: niemand zweert wat dan ook af maar kondigt een gelijkend beleid af onder een andere vlag. Behalve dat dit een volstrekt obscure evolutie is, is de kans dat het op termijn leidt tot een banalisering van racisme niet gering. Wie dan niet over beginselvaste principes beschikt, heeft geen poot om op te staan, laat staan ertegen in te gaan.
Er is het hellend vlak van de humor.
http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=DMF20130114_00433287
Omdat de Vrouwenraad de humor van Tom Heremans niet kon smaken, krijgt hij vandaag de Auwch Award, ‘de prijs voor vrouwonvriendelijkheid'. Joost Vandecasteele wenst hem een dikke proficiat. De grenzen van de humor kunnen niet dun genoeg zijn, vindt hij.
Het is 2013 en u kunt nu kijken naar de herhalingen van de afgelopen decennia. Want we beleven dezelfde crisis als in de jaren tachtig en we eisen dezelfde humor van de jaren vijftig. U weet wel, gewoon gezellig.
Maar eerst en vooral moet ik met totaal misprijzen De Standaard -collega en mede-man Tom Heremans feliciteren met zijn Auwch Award voor vrouwonvriendelijkheid vandaag, uitgereikt door de Vrouwenraad. Volgens hun website een prijs voor mensen (ze bedoelen mannen) of organisaties die ‘het glazen plafond verstevigen, quota verwerpen, salarissen van vrouwen laag en de ongelijkheid hoog houden'. De concurrentie was stevig, van de afgevoerde Laatste show wegens te weinig vrouwelijke gasten tot CC De Werft wegens te weinig vrouwelijke komieken op één bepaalde avond. Want zeker bij comedy is het wettelijke quotum zeer duidelijk, voor elke mannelijke komiek moet er die avond ook een vrouw, een dwerg, een rolstoelpatiënt, een allochtoon, een bejaarde en een homo te zien zijn. Ook al duurt het dan tot vier uur 's nachts.
Maar Tom Heremans was wel de ergste uit de selectie, want hij gaf commentaar op het uiterlijk van Annemie Struyf (DS 14 april 2012) . In zijn column bekende hij verder schaamteloos dat Miet Smet op een naaktkalender hem weinig kon bekoren; een uitspraak die tot in India walging veroorzaakte. Want hoe durfde hij zo'n origineel idee als een naaktkalender, even uniek als een flashmob of een kookprogramma, te bekritiseren? De kalender bespotten wegens zijn naaktmodellen is natuurlijk onaanvaardbaar, want het was tegen kanker, ik herhaal KANKER. En met kanker spot men niet, net als met astma, aids, armoede, aandoeningen, abortus... (U kunt de volledige alfabetische lijst raadplegen op de website zelfcensuurdoejezo.be). Maar kort samengevat, elk onderwerp dat kwetsend kan zijn voor iemand of iemand die iemand kent die het kwetsend zou kunnen vinden, is een probleem — zelfs al is de persoon in kwestie misschien overleden.
Leuk doen, niks meer
Zolang het klonen van Toon Hermans nog niet gelukt is, zijn er godzijdank mensen die de komiek wijzen op zijn of haar maatschappelijke functie, namelijk leuk doen en niks meer. De voorbije week werd die taak volbracht door Lut Celie van De Bleekweide (DS 11 januari) en Mark Van de Voorde (De Morgen 12 januari) , oud-hoofdredacteur van Kerk en Leven (een titel die eerlijk toegeeft dat de kerk losstaat van het echte leven).
In haar opiniestuk gaf Lut Celie een schrijnend fictief voorbeeld. Een zwaarlijvig meisje met de naam Mandy De Bock (u mag die naam herlezen, ik wacht wel even) wordt gepest door een Ruben en een Kevin die een Maggie De Block-mop uit het tv-programma Comedian vindt werk recycleren. Nog los van het feit dat blanke jongens van vijftien jaar de voornaamste doelgroep zijn voor Canvasprogramma's op een dinsdagavond om 22 uur, heeft ze ook gelijk over de verpletterende verantwoordelijkheid van de komiek. Hij ging te ver. Want een verzonnen dikzak werd gepest, niet door de komiek, maar toch een beetje, via een omweg of zo.
Mark Van de Voorde verwoordde het nog beter in zijn opiniestuk. Meteen bewees hij zijn kennis van het comedylandschap met de zin ‘Het lijkt erop dat steeds meer Vlaamse komieken slechts grappig kunnen zijn als ze grofgebekt beledigen'. Een feit dat staat als een huis, ongetwijfeld vastgesteld na jarenlang veldonderzoek. Men denkt bijvoorbeeld aan de controversiële show van Willy Bleekselder, getiteld Een uur lang neger roepen .
Zijn column kwam er naar aanleiding van de grap van Theo Maassen over de cafébrand in Volendam, nu twaalf jaar geleden. Dat er pas een klacht kwam nadat de show op televisie werd uitgezonden en niet na de 150 livevoorstellingen is volgens Van de Voorde heel logisch. Alleen geestesverwanten gaan naar humor op een podium kijken. Want bij aankoop van elk theaterabonnement, krijgt de toeschouwer ook een vragenlijst die dan volledig ingevuld wordt opgestuurd naar de artiest. Op die manier is het publiek verzekerd dat niks onaanvaardbaars gezegd zal worden. Een andere mogelijke verklaring voor de klachten die pas na de uitzending opduiken, is dat de compulsieve klager met de egoïstische neiging om diens éénpersoonsvisie op te dringen aan de wereld, gewoon te lui is om naar theater te gaan.
Alles mag!
Gelukkig biedt Van de Voorde de maatstaf voor wat wel of niet grove humor is. De komiek moet de regel van de wederkerigheid hanteren: ‘Zou ik het verdragen als men dit over mij zou vertellen'. Als komiek onder komieken kan ik u meedelen dat er nergens meer en beter en schoner en vakkundiger en tot op het bot beledigd wordt als onder komieken. Opmerkingen over lijf, religie, denkpatronen, ziektes en politieke voorkeuren worden naar elkaar gesmeten zonder dat dit in een gekwetst zieltje resulteert.
Dus meneer Van de Voorde; dankzij uw regel van wederkerigheid is het officieel: alles mag. En misschien moet ik het woord ‘alles' nog eens benadrukken, alles betekent ook wat u stoort of kwetst. Want alles is alles en niks is heilig. En als u werkelijk gelooft dat een komiek eerder geïnteresseerd is in een carrière opgebouwd met gemakkelijke beledigingen in plaats van intelligente gepolijste grappen met impact; dan bent u cynischer dan welke uitgebluste performer ook.
Maar eerst en vooral moet ik met totaal misprijzen De Standaard -collega en mede-man Tom Heremans feliciteren met zijn Auwch Award voor vrouwonvriendelijkheid vandaag, uitgereikt door de Vrouwenraad. Volgens hun website een prijs voor mensen (ze bedoelen mannen) of organisaties die ‘het glazen plafond verstevigen, quota verwerpen, salarissen van vrouwen laag en de ongelijkheid hoog houden'. De concurrentie was stevig, van de afgevoerde Laatste show wegens te weinig vrouwelijke gasten tot CC De Werft wegens te weinig vrouwelijke komieken op één bepaalde avond. Want zeker bij comedy is het wettelijke quotum zeer duidelijk, voor elke mannelijke komiek moet er die avond ook een vrouw, een dwerg, een rolstoelpatiënt, een allochtoon, een bejaarde en een homo te zien zijn. Ook al duurt het dan tot vier uur 's nachts.
Maar Tom Heremans was wel de ergste uit de selectie, want hij gaf commentaar op het uiterlijk van Annemie Struyf (DS 14 april 2012) . In zijn column bekende hij verder schaamteloos dat Miet Smet op een naaktkalender hem weinig kon bekoren; een uitspraak die tot in India walging veroorzaakte. Want hoe durfde hij zo'n origineel idee als een naaktkalender, even uniek als een flashmob of een kookprogramma, te bekritiseren? De kalender bespotten wegens zijn naaktmodellen is natuurlijk onaanvaardbaar, want het was tegen kanker, ik herhaal KANKER. En met kanker spot men niet, net als met astma, aids, armoede, aandoeningen, abortus... (U kunt de volledige alfabetische lijst raadplegen op de website zelfcensuurdoejezo.be). Maar kort samengevat, elk onderwerp dat kwetsend kan zijn voor iemand of iemand die iemand kent die het kwetsend zou kunnen vinden, is een probleem — zelfs al is de persoon in kwestie misschien overleden.
Leuk doen, niks meer
Zolang het klonen van Toon Hermans nog niet gelukt is, zijn er godzijdank mensen die de komiek wijzen op zijn of haar maatschappelijke functie, namelijk leuk doen en niks meer. De voorbije week werd die taak volbracht door Lut Celie van De Bleekweide (DS 11 januari) en Mark Van de Voorde (De Morgen 12 januari) , oud-hoofdredacteur van Kerk en Leven (een titel die eerlijk toegeeft dat de kerk losstaat van het echte leven).
In haar opiniestuk gaf Lut Celie een schrijnend fictief voorbeeld. Een zwaarlijvig meisje met de naam Mandy De Bock (u mag die naam herlezen, ik wacht wel even) wordt gepest door een Ruben en een Kevin die een Maggie De Block-mop uit het tv-programma Comedian vindt werk recycleren. Nog los van het feit dat blanke jongens van vijftien jaar de voornaamste doelgroep zijn voor Canvasprogramma's op een dinsdagavond om 22 uur, heeft ze ook gelijk over de verpletterende verantwoordelijkheid van de komiek. Hij ging te ver. Want een verzonnen dikzak werd gepest, niet door de komiek, maar toch een beetje, via een omweg of zo.
Mark Van de Voorde verwoordde het nog beter in zijn opiniestuk. Meteen bewees hij zijn kennis van het comedylandschap met de zin ‘Het lijkt erop dat steeds meer Vlaamse komieken slechts grappig kunnen zijn als ze grofgebekt beledigen'. Een feit dat staat als een huis, ongetwijfeld vastgesteld na jarenlang veldonderzoek. Men denkt bijvoorbeeld aan de controversiële show van Willy Bleekselder, getiteld Een uur lang neger roepen .
Zijn column kwam er naar aanleiding van de grap van Theo Maassen over de cafébrand in Volendam, nu twaalf jaar geleden. Dat er pas een klacht kwam nadat de show op televisie werd uitgezonden en niet na de 150 livevoorstellingen is volgens Van de Voorde heel logisch. Alleen geestesverwanten gaan naar humor op een podium kijken. Want bij aankoop van elk theaterabonnement, krijgt de toeschouwer ook een vragenlijst die dan volledig ingevuld wordt opgestuurd naar de artiest. Op die manier is het publiek verzekerd dat niks onaanvaardbaars gezegd zal worden. Een andere mogelijke verklaring voor de klachten die pas na de uitzending opduiken, is dat de compulsieve klager met de egoïstische neiging om diens éénpersoonsvisie op te dringen aan de wereld, gewoon te lui is om naar theater te gaan.
Alles mag!
Gelukkig biedt Van de Voorde de maatstaf voor wat wel of niet grove humor is. De komiek moet de regel van de wederkerigheid hanteren: ‘Zou ik het verdragen als men dit over mij zou vertellen'. Als komiek onder komieken kan ik u meedelen dat er nergens meer en beter en schoner en vakkundiger en tot op het bot beledigd wordt als onder komieken. Opmerkingen over lijf, religie, denkpatronen, ziektes en politieke voorkeuren worden naar elkaar gesmeten zonder dat dit in een gekwetst zieltje resulteert.
Dus meneer Van de Voorde; dankzij uw regel van wederkerigheid is het officieel: alles mag. En misschien moet ik het woord ‘alles' nog eens benadrukken, alles betekent ook wat u stoort of kwetst. Want alles is alles en niks is heilig. En als u werkelijk gelooft dat een komiek eerder geïnteresseerd is in een carrière opgebouwd met gemakkelijke beledigingen in plaats van intelligente gepolijste grappen met impact; dan bent u cynischer dan welke uitgebluste performer ook.
Het hellend vlak dus.
http://nl.wikipedia.org/wiki/Hellend_vlak_(retoriek)
"Het hellend vlak of glijdende schaal is een argument in de debatkunst of retoriek. Een "hellend vlak" inroepen betekent dat men beweert dat een bepaalde actie een reeks opeenvolgende gebeurtenissen zal veroorzaken die uiteindelijk tot een (meestal ongewenst) einde zullen leiden.
Het gebruik van een hellend vlak kan een geldig argument zijn, maar ook een drogreden.
Hellend vlak als argument.
Het argument gaat als volgt (A en B zijn gebeurtenissen, toestanden, beleidskeuzes, acties, enz., waartussen een causaal verband geldt):
- Als A gebeurt
- dan volgt B onherroepelijk
Drogreden
Het argument van het hellend vlak kan dikwijls een drogreden inhouden. Meestal gebeurt dit in de volgende vorm:
- B is slecht
- omdat de kans op B verhoogt als A gebeurt, is A ook slecht
ONHERROEPELIJK.
Wat betekent dat?
Het probleem is dat zo'n afweging volkomen subjectief is.
Sorry, ik ben even de draad kwijt. Die laatste zin was een citaat uit het eerste artikel van Yves Desmet. Volledig uit zijn verband gerukt.
Onherroepelijk is onherroepelijk. Dat is objectief vast te stellen.
Maar door wie?
Waar ligt de grens en wie trekt ze?
Trekken "we" de grens?
"De meeste dingen in ons leven hebben geen waarde op zich, het zijn wij die er een bepaalde betekenis aan toeschrijven. Sommige dingen kennen we een intrinsieke waarde toe, we waarderen ze om wat ze zijn; andere zaken beschouwen we dan weer als instrumenteel en brengen ze in stelling om iets anders te bereiken. Het eerste noemen we ook een principe, het tweede een middel, een strategie om iets na te streven"
Als we een intrinsieke waarde aan iets toekennen, heeft dat iets dan een waarde op zich?
Maar dit geheel terzijde.
Of trekt niemand de grens?
"Het staat iedereen vrij een andere beslissing te nemen, te oordelen dat ze in een identieke situatie een andere beslissing zouden nemen. Maar wie heeft het recht in plaats van de tweeling over hun lot te beslissen en te oordelen dat ze moesten opgesloten worden in een leven dat voor hen elke zin verloren had?"
Alles mag!
Dat is een hellend vlak als argument.
Geen grenzen!
Alles!
Joost Vandecasteele vindt het grapje van de Vrouwenraad niet kunnen.
Weet u hoe dat komt?
Joost Vandecasteele heeft geen hart.
Hij heeft geen vrouw, hij heeft geen kinderen. Kortom, hij heeft geen hart. Een vleesmassa, een vleesmassa met veel belegen haar op, maar zonder hart.
Weet u waarom hij geen kinderen heeft?
Zijn kinderen zouden gepest worden.
Verontwaardigd (om de één of andere reden associeer ik Joost Vandecasteele altijd met "verontwaardigd") zou hij de pesters bij de kraag vatten om ze eens flink door mekaar te schudden.
"Het was maar een grapje", zouden de pesters uitroepen als zijn hand vervaarlijk dicht bij hun oren zou zwaaien.
"Maar... maar dan zijn jullie geen pesters?", zou Joost Vandecasteele met een klein hartje vragen (u mag hier even over nadenken, ik wacht wel even).
"Maar nee jong, wij zijn gewoon een stelletje grapjassen". zouden de grapjassen naar waarheid antwoorden.
Daarom heeft Joost Vandecasteele geen kinderen.
Hij mag het wel, maar hij kan het niet.
http://www.taalblad.be/zinsbouw/mogen-of-kunnen-
Mogen of kunnen?
Kunnen jullie mij even helpen?
Mogen we hier mee lachen?
Bij ‘mogen’ is er altijd sprake van een toestemming van iemand. Soms staat de persoon die de toestemming geeft, vermeld in de zin.
‘Mogen’ is een modaal werkwoord. Je combineert ‘mogen’ dus met een infinitief.
‘Kunnen’ heeft te maken met:
- een mogelijkheid
- een capaciteit, een competentie
Het kan gaan om een competentie die je van nature hebt of om een competentie die je bereikt hebt door te oefenen.
Mogen we hier mee lachen?
MOGEN
Bij ‘mogen’ is er altijd sprake van een toestemming van iemand. Soms staat de persoon die de toestemming geeft, vermeld in de zin.
Ik mag er mee lachen. | |
Je mag er van Joost Vandecasteele mee lachen. |
‘Mogen’ is een modaal werkwoord. Je combineert ‘mogen’ dus met een infinitief.
KUNNEN
‘Kunnen’ heeft te maken met:
- een mogelijkheid
Waarom kan Joost Vandecasteele er niet mee lachen? |
- een capaciteit, een competentie
Het kan gaan om een competentie die je van nature hebt of om een competentie die je bereikt hebt door te oefenen.