Het is 2013 en u kunt nu kijken naar de herhalingen van de afgelopen decennia. Want we beleven dezelfde crisis als in de jaren tachtig en we eisen dezelfde humor van de jaren vijftig. U weet wel, gewoon gezellig.
Maar eerst en vooral moet ik met totaal misprijzen De Standaard -collega en mede-man Tom Heremans feliciteren met zijn Auwch Award voor vrouwonvriendelijkheid vandaag, uitgereikt door de Vrouwenraad. Volgens hun website een prijs voor mensen (ze bedoelen mannen) of organisaties die ‘het glazen plafond verstevigen, quota verwerpen, salarissen van vrouwen laag en de ongelijkheid hoog houden'. De concurrentie was stevig, van de afgevoerde Laatste show wegens te weinig vrouwelijke gasten tot CC De Werft wegens te weinig vrouwelijke komieken op één bepaalde avond. Want zeker bij comedy is het wettelijke quotum zeer duidelijk, voor elke mannelijke komiek moet er die avond ook een vrouw, een dwerg, een rolstoelpatiënt, een allochtoon, een bejaarde en een homo te zien zijn. Ook al duurt het dan tot vier uur 's nachts.
Maar Tom Heremans was wel de ergste uit de selectie, want hij gaf commentaar op het uiterlijk van Annemie Struyf (DS 14 april 2012) . In zijn column bekende hij verder schaamteloos dat Miet Smet op een naaktkalender hem weinig kon bekoren; een uitspraak die tot in India walging veroorzaakte. Want hoe durfde hij zo'n origineel idee als een naaktkalender, even uniek als een flashmob of een kookprogramma, te bekritiseren? De kalender bespotten wegens zijn naaktmodellen is natuurlijk onaanvaardbaar, want het was tegen kanker, ik herhaal KANKER. En met kanker spot men niet, net als met astma, aids, armoede, aandoeningen, abortus... (U kunt de volledige alfabetische lijst raadplegen op de website zelfcensuurdoejezo.be). Maar kort samengevat, elk onderwerp dat kwetsend kan zijn voor iemand of iemand die iemand kent die het kwetsend zou kunnen vinden, is een probleem — zelfs al is de persoon in kwestie misschien overleden.
Leuk doen, niks meer
Zolang het klonen van Toon Hermans nog niet gelukt is, zijn er godzijdank mensen die de komiek wijzen op zijn of haar maatschappelijke functie, namelijk leuk doen en niks meer. De voorbije week werd die taak volbracht door Lut Celie van De Bleekweide (DS 11 januari) en Mark Van de Voorde (De Morgen 12 januari) , oud-hoofdredacteur van Kerk en Leven (een titel die eerlijk toegeeft dat de kerk losstaat van het echte leven).
In haar opiniestuk gaf Lut Celie een schrijnend fictief voorbeeld. Een zwaarlijvig meisje met de naam Mandy De Bock (u mag die naam herlezen, ik wacht wel even) wordt gepest door een Ruben en een Kevin die een Maggie De Block-mop uit het tv-programma Comedian vindt werk recycleren. Nog los van het feit dat blanke jongens van vijftien jaar de voornaamste doelgroep zijn voor Canvasprogramma's op een dinsdagavond om 22 uur, heeft ze ook gelijk over de verpletterende verantwoordelijkheid van de komiek. Hij ging te ver. Want een verzonnen dikzak werd gepest, niet door de komiek, maar toch een beetje, via een omweg of zo.
Mark Van de Voorde verwoordde het nog beter in zijn opiniestuk. Meteen bewees hij zijn kennis van het comedylandschap met de zin ‘Het lijkt erop dat steeds meer Vlaamse komieken slechts grappig kunnen zijn als ze grofgebekt beledigen'. Een feit dat staat als een huis, ongetwijfeld vastgesteld na jarenlang veldonderzoek. Men denkt bijvoorbeeld aan de controversiële show van Willy Bleekselder, getiteld Een uur lang neger roepen .
Zijn column kwam er naar aanleiding van de grap van Theo Maassen over de cafébrand in Volendam, nu twaalf jaar geleden. Dat er pas een klacht kwam nadat de show op televisie werd uitgezonden en niet na de 150 livevoorstellingen is volgens Van de Voorde heel logisch. Alleen geestesverwanten gaan naar humor op een podium kijken. Want bij aankoop van elk theaterabonnement, krijgt de toeschouwer ook een vragenlijst die dan volledig ingevuld wordt opgestuurd naar de artiest. Op die manier is het publiek verzekerd dat niks onaanvaardbaars gezegd zal worden. Een andere mogelijke verklaring voor de klachten die pas na de uitzending opduiken, is dat de compulsieve klager met de egoïstische neiging om diens éénpersoonsvisie op te dringen aan de wereld, gewoon te lui is om naar theater te gaan.
Alles mag!
Gelukkig biedt Van de Voorde de maatstaf voor wat wel of niet grove humor is. De komiek moet de regel van de wederkerigheid hanteren: ‘Zou ik het verdragen als men dit over mij zou vertellen'. Als komiek onder komieken kan ik u meedelen dat er nergens meer en beter en schoner en vakkundiger en tot op het bot beledigd wordt als onder komieken. Opmerkingen over lijf, religie, denkpatronen, ziektes en politieke voorkeuren worden naar elkaar gesmeten zonder dat dit in een gekwetst zieltje resulteert.
Dus meneer Van de Voorde; dankzij uw regel van wederkerigheid is het officieel: alles mag. En misschien moet ik het woord ‘alles' nog eens benadrukken, alles betekent ook wat u stoort of kwetst. Want alles is alles en niks is heilig. En als u werkelijk gelooft dat een komiek eerder geïnteresseerd is in een carrière opgebouwd met gemakkelijke beledigingen in plaats van intelligente gepolijste grappen met impact; dan bent u cynischer dan welke uitgebluste performer ook.