Nu de vakantie nadert, de
koffers worden gepakt, de reizen gepland of geboekt, kunnen we nog heel
even de tijd nemen om terug te blikken op het meest ondergewaardeerde debat van het voorbije jaar.
Is onze levenswijze superieur?
Gwendolyn Rutten (Open Vld)
lanceerde dat thema. Vele landgenoten vinden van wel. Honderdduizenden
West-Afrikanen vinden hun levenswijze dan weer helemaal niet superieur.
Zij zetten hun leven op het spel om Europa te bereiken. Verschillende
landen betalen inmiddels communicatiespecialisten om in Afrika luidkeels
te verkondigen dat onze levenswijze absoluut niet superieur is, dat
iedereen daar beter ter plaatse blijft en zich de dure, gevaarlijke reis
bespaart. Mijn eerste reactie was dan ook een paniekerig 'Shhhttttt
mevrouw Rutten, stil, stil houden'. Maar het flapte er al uit: “Onze
levenswijze is superieur." De staatssecretaris voor Asiel kan mevrouw
Rutten, terecht, omschrijven als een aanzuigeffect.
Terwijl ik hoopte dat de mare van
haar stelling de Sahel niet zou bereiken, barstte hier de controverse
los. Mensen verklaarden zich heftig voor, maar ook tegen. Voorspelbaar
waren er de katholieke fundi's die, met koppeltekens in de uitverkoop,
onze 'levens-wijze zin-loos' achtten. Daarnaast de occidentalisten – de
haters van het Westen – die spraken van “vermeende
superioriteit” en “schijnvrijheid”. Meteen naar Afrika met al die
mensen. Daar vertellen dat we hier onder het juk van oude, blanke mannen
zwichten.
Het debat ging niet liggen. In
het vragenrondje van lezingen staken mensen de vinger op: professor,
gelooft u ook dat onze levenswijze superieur is? Ik kreeg er zowaar
spijt van te hebben gelachen met de uitspraak van Rutten (sorry,
mevrouw). Zelden debatteerden zoveel landgenoten tegelijk over een
belangrijke kwestie. Ik herinner me één gesprek waarin iemand, volkomen
correct overigens, opmerkte dat de mensen het gelukkigst zijn in ons
samenlevingsmodel, in Noordwest-Europa. Dat leek iedereen een sluitend
bewijs voor de superioriteit van dat model. Ik vond het vervelend
spelbreker te zijn, maar bracht toch in dat dit een hedonistische
zienswijze is. Niet alle culturen hechten evenveel belang aan geluk.
Zelfs niet alle mensen met wie wij moeten samenleven doen dat, spijtig
genoeg. Veel instemmend geknik in de zaal. Neem nu psychiater Dirk
'niet-alle-dagen-feest' De Wachter. Zo iemand hebben ze daar in Afrika
nodig. De diepere zin van pijn en miserie.
Vinden we rijke samenlevingen echt zo aantrekkelijk?
Hoe breed het debat ook werd
gevoerd, twee dingen miste ik. (1) Wat houdt ons samenlevingsmodel dan
precies in? (2) Hoe oordeelt men over superioriteit?
Is het gewoon onze rijkdom, ons
bruto nationaal product per capita dat het doet? In dat geval zijn
Qatar, Macau, Singapore, Brunei, Koeweit, de Verenigde Arabische
Emiraten, Saudi-Arabië, Oman en Bahrein, om er maar een paar te noemen,
flink superieur aan België. Hoeveel one way tickets?
Persoonlijk denk ik dat een
vijftal instellingen onze samenlevingsvorm typeren en van andere
onderscheiden: democratie, rechtsstaat, verzorgingsstaat, seculiere
staat en wetenschap als grondslag van geldig geachte kennis. De
samenlevingen waarin die instellingen het mooist tot ontwikkeling
kwamen, zijn de Noordwest-Europese, samen met Canada en Nieuw-Zeeland.
Uiteraard is er ook een cultuur, een geheel van houdingen, opvattingen
en waarden nodig om die instellingen te dragen en te laten functioneren.
Die instellingen worden immers voortdurend uitgedaagd. De graaicultuur
die in Brussel aan het licht komt, verettert de crisis van de
democratie, het terrorisme is een uitdaging voor de rechtsstaat,
globalisering bedreigt de verzorgingsstaat, de aanwezigheid van een
traditionalistische islam daagt de seculiere samenleving uit, het
gewicht van commerciële belangen is een probleem voor de wetenschap. Die
instellingen moeten voortdurend aangepast en bijgestuurd worden. Dat
lukt omdat zij steunen op idealen die breed gedragen zijn.
Oordelen als goden
Is dat samenlevingsmodel
superieur? Voor mij wel. Ik ben erin opgegroeid en kan me in alle
eerlijkheid geen goede samenleving, geen goed leven voorstellen zonder
die instellingen. Buiten die instellingen ligt voor mij dwaasheid,
onwetendheid, onverdraagzaamheid, willekeur, onrechtvaardigheid en
onderdrukking. Maar – dat is zo omdat ik mijn oordeel vel op basis van
die instellingen – vanuit de eis dat uitspraken over de wereld gegrond
zijn in wetenschap, dat het samenleven met mensen met andere
overtuigingen mogelijk moet zijn, dat sociale onrechtvaardigheid en
willekeur onaanvaardbaar zijn, dat waardigheid ook zeggenschap
impliceert. Mijn oordeel is met andere woorden subjectief,
eurocentrisch, geveld op basis van de denkkaders, waarden en normen die
ons samenlevingsmodel mij aanreikt. Ik zie trouwens niet in vanuit welk
standpunt, alsof zij een soort boven de menselijke diversiteit zwevende
goden zijn, sommige mensen met stelligheid kunnen beweren dat ons
samenlevingsmodel wel superieur of niet superieur is. Hubris. Ik hou het
liever bij: ik vind het persoonlijk superieur en ben bereid het met
hand en tand te verdedigen.
Hoe doen we dat, het verdedigen?
Niet door te roepen dat het superieur is. Wel door er grenzen omheen te
trekken en die goed te bewaken. Te controleren wie binnenkomt. Erop toe
te zien dat zij geen bedreiging vormen voor dat samenlevingsmodel. Door
nieuwkomers en onze kinderen dat model beter te leren kennen en
waarderen. Het is nu net een voordeel van die samenlevingsvorm dat het
mensen van heel veel, niet alle, maar van heel veel verschillende
overtuigingen kan opnemen in een samenleving waarvan ook zij gaan
houden.
Het is altijd pijnlijk als degene
die gekookt heeft als eerste zegt: "Lekker hé." Beter is het in zo’n
geval naar het oordeel van anderen te luisteren. Vanuit westerse landen
hebben democratie, rechtsstaat, verzorgingsstaat, seculiere staat en
wetenschap zich met wisselend succes over grote delen van de wereld
verspreid. Men noemt dat modernisering, maar spreekt ook van
verwesterlijking omdat die instellingen in het Westen tot bloei kwamen
en zich van daaruit verspreidden, ook al werden ze elders vaak op eigen,
gelijkaardige ontwikkelingen geënt. Blijkbaar zijn we dus niet de
enigen die deze instellingen aantrekkelijk, zo niet superieur achten,
tenzij men zoals de occidentalisten veronderstelt dat hun verspreiding
louter een kwestie van koloniale onderdrukking en machtsvertoon is
geweest.
Die stelling horen we nu,
ironisch genoeg, eveneens over de nakende 'veroosterlijking' van de
wereld. Die zou het gevolg zijn van de snelle economische groei en
toenemende militaire uitgaven van China. Dat wijst op grote onzekerheid
en zelftwijfel. Twintig jaar geleden zouden we in diezelfde
ontwikkelingen net een teken van de verwesterlijking van China hebben
gelezen. Is ons samenlevingsmodel een toevallig samenraapsel van
instellingen die zich over de wereld hebben verspreid omdat westerse
landen baasje speelden? Of hebben die instellingen iets dat mensen doet
beseffen dat zij, eens er wat economische ademruimte is, goed leven en
samenleven mogelijk maken? Overal ter wereld zijn er mensen die
overtuigd zijn van dat laatste; bereid ook voor die overtuiging te
vechten: hun land te veranderen, eerder dan van land te veranderen.
Mark
Elchardus laat zijn licht schijnen op het meest ondergewaardeerde debat van het
voorbije jaar.
Is onze
levenswijze superieur?
Zelf ga
ik daar niet aan meedoen.
Als ik
dat wel zou doen, dan zou ik de aandacht vestigen op de merkwaardige stelling
dat Mark Elchardus zijn oordeel gebaseerd is op de wetenschap, dat zijn oordeel
met andere woorden subjectief is. Als u het niet erg vindt, dan laat ik deze
kelk aan mij voorbijgaan.
Liever
zou ik hier graag even Mark Elchardus zijn legendarische hekel aan de wortel in
herinnering brengen.
Dat begon
al van in de baarmoeder. De eerste keer dat de mama van Mark de hand van zijn
papa op haar buik legde en fluisterde "Voel, hij beweegt" had de mama
van Mark net worteltjesstoemp gegeten. Het eerste bewegen van haar kind had ze
toen nog niet begrepen als een koleirig stampen.
Van zodra
Mark potjes vaste voeding tot zich nam zette hij het steevast op een brallerig
huilen van zodra hij ook maar een spoor van wortel proefde. Maar niemand die
ooit de link legde tussen het huilen en de wortel. Dat kwam pas toen Mark zijn
eerste woordjes brabbelde. Het zal u niet verbazen dat de eerste woordjes van
Mark Elchardus "wortel is vies" waren.
Het moet
gezegd, de papa van Mark Elchardus heeft lange tijd pogingen ondernomen om zijn
zoon zijn aangeboren hekel aan de wortel te helpen overwinnen.
"Ik
vind wortel vies", corrigeerde papa Elchardus telkens kleine Mark zijn
mantra "wortel is vies" herhaalde.
Tot de
puberteit. Net zoals elke puber had Mark weleens last van gezagsondermijnend
gedrag.
"Wortel
is vies", zei Mark toen zijn mama op een broeierig hete dag in juni
rauwkost serveerde en Mark de geraspte oranje groente in zijn bord ontwaarde.
"Je
vindt wortel vies", antwoordde zijn vader zonder zijn blik af te wenden
van de column die hij aan het lezen was in de krant.
"Daar
gaan we weer", rolde de mama van Mark met haar ogen.
"En
ik vind dat dat een inferieur onderscheid is", keilde Mark zijn bord de
tuin in.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten