woensdag 23 november 2016

Mieke Groeninck



Meestal is denken gemakkelijk, tenzij het ons van een van onze lievelingsinzichten berooft. Dan blijven we verwilderd achter (1944, 55 jaar)







Kunnen "wij" voor onszelf denken, terwijl "zij" blindelings beïnvloed worden door een bepaald discours?

Mieke Groeninck is doctoraatsstudent sociale en culturele antropologie aan de KU Leuven. Ze reageert op het interview met Wim Van Rooy.




In een interview met Joël De Ceulaer claimt schrijver Wim Van Rooy nog maar eens dat "islam niet integreerbaar is", dat "islam het nieuwe fascisme is", dat "islam geen ‘libido sciendi’ kent", en dus kortom, dat "we" onze hakken in het zand moeten zetten en zeggen "tot hier en niet verder".
In wat intussen ‘normale omstandigheden’ kunnen genoemd worden, zou ik het woord laten aan de tal van jonge Belgische, islamitische intellectuelen die intussen een vaste waarde geworden zijn in het publieke debat. Maar in dezen worden wij, sociale wetenschappers die werken rond islam, ook geïnterpelleerd en wel om het volgende. Meneer Van Rooy claimt dat hij "jarenlang die religieuze ideologie heeft bestudeerd" en dat "u en uw collega-journalisten dat ook eens zouden moeten doen". Wel, ikzelf, net als zovele anderen, doen dat nog steeds. En daarom ben ik het niet met u eens.
Ik zou van wal kunnen steken over hoe, wat Van Rooy claimt over het superioriteitsgevoel dat specifiek ingebed zou zijn in islam, het gebrek aan ‘libido sciendi’ en de onzin van kennis over de natuurwetten binnen islam, niet stroken met tal van vormgevende voorbeelden uit de islamitische geschiedenis. Hoe voor zowel islamitische filosofen, theologen, als mystici, natuur- en menswetenschappen, diversiteit en wederzijdse verschillen niet als contradictorisch of problematisch beschouwd werden, maar net integraal deel uitmaakten van ‘het wonder des Werelds’, en in die hoedanigheid onderzocht en begrepen werden. 
Over hoe tal van hedendaagse wetenschappers met islamitische achtergrond en hervormingsgezinde theologen vanuit hun eigen religieuze traditie hoge toppen scoren en steeds meer mensen bereiken, ook in de diaspora. Of over hoe Van Rooys vereenzelviging van het joods-christelijke kader (wat dat ook moge zijn) met humanisme en respect voor liberale waarden eveneens getuigt van een selectieve lezing van de geschiedenis.
Maar er is iets anders wat nog pertinenter is. Aan de ene kant maakt Van Rooy een duidelijk onderscheid tussen de racistische praat van de "moegetergde volksmens", en elke traditie van "white supremacy" dat hij expliciet veroordeelt. Racistische uitspraken worden door hem beschouwd als "peanuts" en er wordt nergens een link gelegd naar de toename van islamofobe en racistische incidenten in de laatste jaren, noch naar neonazistisch terrorisme als in het geval van Anders Breivik, en al helemaal niet naar een bredere culturele of religieuze Westerse traditie waartoe de daders behoorden – ongeacht of zij daar rechtstreeks naar refereerden of niet. 
Maar aan de andere kant stelt Van Rooy dat het onderscheid tussen het individu en het collectief niet bestaat in het geval van de islam. Zowel jihadi terrorisme als kleinere incidenten beschouwt hij als zijnde exclusief gemotiveerd door "de" islam. Daar waar racistische uitspraken door Van Rooy, ten slotte, worden afgedaan als het gevolg van "angsten" en "moegetergd zijn", is er echter nergens sprake van sociale omkadering in het geval van ‘de ander’. Met andere woorden: het ‘autochtoon’ superioriteitsdenken wordt afgedaan als een gevolg van angsten en kleinmenselijke imperfecties, terwijl superioriteitsdenken van moslims gezien wordt als een bewijs dat "de islam" vergelijkbaar is met "nazisme".
Het verschil in benadering is problematisch, niet alleen omdat het om twee maten en twee gewichten gaat, maar ook omdat het veronderstelt dat ‘wij’ voor onszelf kunnen denken, terwijl ‘zij’ blindelings beïnvloed worden door een bepaald discours. Dat we het "slecht gedrag" in eigen rangen moeten kaderen en nuanceren en niet als representatief beschouwen voor wie we wérkelijk zijn, maar dat dit niet, nooit, geldt in het geval van de "ander" De "ander" wordt dus niet alleen geplaatst binnen wat omschreven wordt als een onrijmbaar ("onintegreerbaar") denkkader, maar wordt tegelijkertijd afgeschilderd als minder rationeel, minder kritisch, minder vrij, minder humanistisch, minder moreel, minder ‘zoals het zou moeten’. Of hoe extremen in se erg gelijkaardig denken. 


"Extremen" lijken mij niet te denken.
Het denken lijkt mij voorbehouden aan personen.
De islam denkt niet, net zo min als "uiterste waarden" denken.
Extremisten daarintegen denken wel.
Ze denken zelfs gelijkaardig.
Ze denken anders dan "wij".
WAARIN dat denken zich precies onderscheid, dat blijft meestal nogal vaag.
We zijn al lang blij DAT we het kunnen onderscheiden.
Even, heel even maar had ik een ingeving.

"Wij kunnen voor onszelf denken terwijl de extremisten blindelings beïnvloed worden door een bepaald discours".

6 aug. 2012
Dat geldt niet alleen voor denken over ‘zekerheid’ maar ook over JOUW LEVEN EN DAT VAN ANDEREN. Vervelend maar BELANGRIJK (1944, 55 jaar)


Je kunt niet behoorlijk denken als je niet bereid bent jezelf pijn te doen. Als bangerik weet ik daar alles van (1944, 55 jaar)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten