donderdag 27 november 2014

Marcus Gabriel

Waarom de wereld niet bestaat

Voorpublicatie uit 'De wereld bestaat niet' van Markus Gabriel

Waar komen wij vandaan? Waar bevinden wij ons? De even prikkelende als eenvoudige stelling die Gabriel in dit voor een breed publiek geschreven boek verdedigt, luidt dat eigenlijk alles bestaat (inclusief eenhoorns op de maan), maar de wereld niet. 

Waarschijnlijk popelt u al vanaf mijn eerste zin om te horen wat ik nu eigenlijk bedoel met de bewering dat de wereld niet bestaat. Ik wil u dan ook niet langer kwellen en zal daarom vast een voorschot nemen op wat ik later wil aantonen met gedachte-experimenten, voorbeelden en paradoxen die u eenvoudig zelf kunt uitproberen. Men zou kunnen denken dat de wereld het gebied is van al datgene wat zonder ons toedoen gewoon bestaat en ons omgeeft.

Tegenwoordig spreken we dan heel betekenisvol over ‘het universum’, en dan bedoelen we de oneindige uitgestrektheid waarin de talloze zonnen en planeten hun baan vervolgen en de mens in een rustige zijstraat van de Melkweg zijn bescheiden beschaving heeft opgebouwd. Het universum bestaat ook echt. Ik zal niet beweren dat er geen sterrenstelsels of zwarte gaten bestaan. Ik wil echter wel beweren dat het universum niet alles is. Eigenlijk is het universum maar tamelijk provinciaal.

Bij het ‘universum’ moeten we denken aan het experimenteel te ontsluiten objectgebied van de natuurwetenschappen. Maar de wereld is veel groter dan het universum alleen. Tot de wereld behoren ook staten, dromen, niet-gerealiseerde mogelijkheden, kunstwerken en in het bijzonder ook onze gedachten over de wereld. Er zijn dus tamelijk veel zaken die men niet kan beetpakken. En terwijl u op dit moment de gedachten over de wereld overdenkt die ik u heb aangedragen, verdwijnt u niet om vervolgens als het ware even vanuit een buitenperspectief op het geheel van de wereld neer te kijken. Onze gedachten over de wereld blijven in die wereld, want zo gemakkelijk, door simpelweg na te denken, ontsnappen we niet aan die ellende! Maar als ook staten, dromen, niet-gerealiseerde mogelijkheden, kunstwerken en in het bijzonder ook onze gedachten over de wereld deel uitmaken van die wereld, dan kan die niet samenvallen met het objectgebied van de natuurwetenschappen. Ik heb in elk geval nog niet gehoord dat de natuurkunde of de biologie inmiddels ook de sociologie, de rechtswetenschappen of de taalkunde heeft geïntegreerd. Evenmin bereikte mij het nieuws dat de Mona Lisa in een scheikundig laboratorium is ontleed. Dat zou ook tamelijk kostbaar en behoorlijk absurd zijn.

Van een zinvolle definitie van de wereld is daarom alleen sprake wanneer ze allesomvattend is en het gebied aller gebieden beschrijft. Daarmee wordt de wereld het gebied waarin niet alleen alle dingen en feiten bestaan die er ook zonder ons wel zijn, maar ook al die dingen en feiten die er uitsluitend door ons zijn. Dat moet immers het gebied zijn dat alles omvat – het leven, het universum en dus alles wat er verder nog is. Maar juist deze allesomvattendheid, de wereld, bestaat niet en kan ook niet bestaan. Met deze hoofdthese wil ik echter niet alleen een einde maken aan de illusie dat die wereld, waaraan de mensheid nogal hardnekkig vasthoudt, zou bestaan. Ik wil bovendien van de gelegenheid gebruikmaken om daaruit positieve kennis op te doen. Ik beweer namelijk niet alleen dat de wereld niet bestaat, maar ook dat behalve de wereld verder alles bestaat.

Dat klinkt misschien wat merkwaardig, maar het laat zich heel eenvoudig aan de hand van onze alledaagse ervaringen illustreren. Laten we ons eens voorstellen dat we met vrienden in een restaurant hebben afgesproken om te dineren. Is er nu sprake van een gebied dat alle andere gebieden omvat? Kunnen we als het ware een cirkel trekken om alles wat bij ons restaurantbezoek hoort? Laten we het eens proberen. We zijn waarschijnlijk niet de enige gasten in het restaurant. Er zijn dus meerdere restaurantbezoekers aan tafels die elk weer hun eigen groepsdynamiek, voorkeuren enzovoort hebben. Daarnaast is er dan nog de wereld van het bedienend personeel, de eigenaresse van het restaurant, de koks, maar ook van de insecten en spinnen en de voor ons onzichtbare bacteriën die er ook zijn in het restaurant. Dan zijn er bovendien nog de gebeurtenissen op subatomair niveau en de celdelingen, spijsverteringsproblemen en hormonale schommelingen. Tussen sommige van deze gebeurtenissen en objecten bestaat een samenhang, tussen andere volstrekt niet. Wat weet die door geen van ons opgemerkte spin op het plafond nu van mijn goede humeur of mijn favoriete gerechten? En toch hoort de spin bij het restaurantbezoek, ook al wordt hij meestal niet opgemerkt.

Hetzelfde geldt voor de spijsverteringsproblemen, die men liever ook niet aan tafel bespreekt. Er zijn bij het restaurantbezoek dus veel gebieden, als het ware kleine, geïsoleerde werelden, die naast elkaar bestaan zonder dat ze werkelijk bij elkaar komen. Er bestaat dus een groot aantal kleine werelden, maar niet één wereld waartoe ze allemaal behoren. Dat betekent echter niet dat de vele kleine werelden slechts perspectieven zijn op die ene wereld, het betekent alleen dat er heel veel kleine werelden zijn. Ze bestaan echt, en niet alleen in mijn verbeelding.

Precies zo moet mijn bewering dat de wereld niet bestaat, worden begrepen. Het is gewoon onjuist dat alles met alles zou samenhangen. De populaire bewering dat de vleugelslag van een vlinder in Brazilië best eens tot een tornado in Texas zou kunnen leiden, is gewoonweg onjuist. Veel zaken houden verband met andere zaken, maar het is niet waar (en strikt genomen zelfs onmogelijk!) dat alles verband houdt met alles. Natuurlijk legt ieder van ons voortdurend verbanden. We maken beelden van onszelf en de wereld om ons heen, we geven onze interesses een plaats in de wereld om ons heen.

Als we bijvoorbeeld honger hebben, maken we een voedselkaart van onze omgeving – dan wordt de wereld onze trog. Op een ander moment gaan we helemaal op in een gedachtegang (en hopelijk is dit zo’n moment). Maar een volgend moment hebben we weer heel andere doelen. En ondertussen houden we onszelf voor dat we nog steeds in dezelfde wereld zijn, en dat is een voorwaarde om onszelf voldoende serieus te kunnen nemen. Onze dagelijkse beslommeringen lijken oneindig betekenisvol, alsof we weer een kleuter zijn, en in zekere zin zijn ze dat ook. We hebben immers maar één leven, dat zich in een temporeel zeer beperkte gebeurtenishorizon voltrekt.

Maar laten we eens terugdenken: toen we kind waren leken ons zaken van ongelooflijk belang die we nu als futiliteit afdoen. Paardenbloemen bijvoorbeeld. Ook in ons eigen leven veranderen de samenhangen voortdurend. Wij veranderen ons zelfbeeld en het beeld dat we hebben van de wereld om ons heen, en schikken ons elk ogenblik naar situaties die zich nog nooit eerder voordeden. Precies zo gaat het ook met de wereld als geheel. Die bestaat al evenmin als een samenhang die alle samenhangen omvat. Er is gewoon geen regel of wereldformule die alles beschrijft. Dat komt niet doordat we die tot nu toe nog niet hebben gevonden, maar door het feit dat zoiets gewoon niet kan bestaan.

Om te kunnen begrijpen waarom de wereld niet bestaat, moet men eerst begrijpen wat het eigenlijk betekent dat iets bestaat. Dingen bestaan alleen als ze in de wereld voorkomen. Waar kunnen ze immers anders bestaan dan in de wereld, als we daaronder nu juist het geheel verstaan, het gebied waarin alles plaatsvindt dat plaatsvindt? Nu komt de wereld zelf niet in die wereld voor. Ik heb haar in elk geval nog nooit gezien, gevoeld of geproefd. En zelfs wanneer we over de wereld nadenken, is de wereld waarover we nadenken natuurlijk niet identiek aan de wereld waarin we nadenken. Want wanneer ik over de wereld nadenk, is dat een heel kleine gebeurtenis in de wereld, mijn kleine wereldgedachte. Daarnaast zijn er nog talloze andere objecten en gebeurtenissen: plensbuien, kiespijn en het premierschap. Als we over de wereld nadenken, is datgene wat we bevatten iets anders dan datgene wat we hadden willen bevatten.

Wij kunnen nooit het geheel bevatten. Het is principieel te groot voor elke gedachte. Dat is echter niet simpelweg een foutje in ons kenvermogen, en het heeft ook niet direct te maken met het feit dat de wereld oneindig is (want het oneindige kunnen we toch minstens ten dele bevatten, bijvoorbeeld in de vorm van een infinitesimaalrekening of de verzamelingenleer). Het is eerder zo dat de wereld principieel niet kan bestaan, omdat ze niet in de wereld voorkomt. Enerzijds wil ik dus beweren dat er minder bestaat dan men zou verwachten, want de wereld bestaat niet. Ze is er niet, en ze kan er ook niet zijn. Daaruit zal ik enkele belangrijke conclusies trekken, die onder meer ingaan tegen het heersende wetenschappelijke wereldbeeld in de media en de samenleving. Goed beschouwd zal ik argumenten aandragen tegen elk wereldbeeld. Men kan zich namelijk helemaal geen beeld van de wereld vormen, omdat die niet bestaat.

Anderzijds beweer ik echter ook dat er veel meer bestaat dan men zou verwachten, namelijk alles, behalve de wereld. Ik wil beweren dat er ook eenhoorns in politie-uniform aan de achterkant van de maan bestaan. Die gedachte bestaat namelijk in de wereld en dus bestaan ook die eenhoorns in politie-uniform. In het universum komen ze voor zover ik weet echter niet voor. De genoemde eenhoorns zal men niet kunnen vinden door met de nasa naar de maan te vliegen om ze daar te fotograferen. Maar hoe zit dat dan met al die andere zaken die naar men zegt niet zouden bestaan: elfjes, heksen, massavernietigingswapens in Luxemburg enzovoort? Die komen immers ook in de wereld voor, bijvoorbeeld in onterechte overtuigingen, sprookjes en psychoses.

Mijn antwoord daarop is: ook alles wat niet bestaat, bestaat – het bestaat alleen niet in hetzelfde gebied. Elfen bestaan in sprookjes, maar niet in de grote stad, massavernietigingswapens zijn er in de Verenigde Staten, maar – voor zover ik weet – niet in Luxemburg. Het is dus nooit alleen de vraag óf iets dergelijks bestaat, maar tegelijk ook wáár het dan bestaat. Want alles wat bestaat, bestaat ergens – al was het maar in onze verbeelding. De enige uitzondering daarop is opnieuw: de wereld. Die kunnen we ons niet eens inbeelden.

De eerste twee filosofische vragen die ik mezelf stelde, kwamen in me op toen ik op weg was van de lagere school naar huis, en ze hebben me nooit meer losgelaten. Op een bepaald moment viel er een regendruppel in mijn oog en daardoor zag ik een straatlantaarn dubbel. Vervolgens vroeg ik me af of daar nu eigenlijk een of twee lantaarns stonden. En in hoeverre ik mijn zintuigen eigenlijk wel kon vertrouwen. De andere vraag overviel me toen ik plotseling besefte dat de tijd vergaat en dat ik met het woord ‘nu’ steeds weer een totaal andere situatie aanduidde. Toen ben ik waarschijnlijk op het idee gekomen dat de wereld helemaal niet bestaat, maar vervolgens had ik nog zeker twintig jaar nodig om die gedachte filosofisch te doorgronden en haar te onderscheiden van het idee dat alles niet meer dan een illusie is.

Inmiddels doceer ik al een aantal jaren het vak filosofie aan verschillende universiteiten en heb ik bij talloze gelegenheden met denkers uit de hele wereld gediscussieerd over de problemen van de kenleer en de filosofische scepsis (want daarop richt mijn onderzoek zich vooral). Het zal u waarschijnlijk niet verrassen dat ik zo’n beetje alles in twijfel heb getrokken wat mijn pad kruiste (en het vaakst misschien nog wel mijn eigen overtuigingen). Maar één ding was me daarbij wel steeds duidelijk: het is de taak van de filosofie om altijd weer van voren af aan te beginnen, steeds weer.


 "Het zal u waarschijnlijk niet verrassen dat ik zo’n beetje alles in twijfel heb getrokken wat mijn pad kruiste (en het vaakst misschien nog wel mijn eigen overtuigingen). "
Twijfelen aan "Alles" is een groot woord.
Ik twijfel niet aan "alles".
Ik twijfel alleen aan de overgang van "ik" naar "we".
"Nu komt de wereld zelf niet in die wereld voor. Ik heb haar in elk geval nog nooit gezien, gevoeld of geproefd. En zelfs wanneer we over de wereld nadenken, is de wereld waarover we nadenken natuurlijk niet identiek aan de wereld waarin we nadenken."


Twee, "we" , voor de prijs van één, "ik".
De wereld van het denken bestaat in de gedachte.
Het denken behoort tot de wereld van de gedachte.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten