zaterdag 5 april 2014

Henri Bergson



Het boek "Le rire, essai sur la signification du comique" begint als volgt:

Que signifie le rire ? Qu’y a-t-il au fond du risible ? Que trouverait-on de commun entre une grimace de pitre, un jeu de mots, un quiproquo de vaude­ville, une scène de fine comédie ? Quelle distillation nous donnera l’essence, toujours la même, à laquelle tant de produits divers empruntent ou leur indiscrète odeur ou leur parfum délicat ? Les plus grands penseurs, depuis Aristote, se sont attaqués à ce petit problème, qui toujours se dérobe sous l’effort, glisse, s’échappe, se redresse, impertinent défi jeté à la spéculation philosophique.

 
Notre excuse, pour aborder le problème à notre tour, est que nous ne vise­rons pas à enfermer la fantaisie comique dans une définition. Nous voyons en elle, avant tout, quelque chose de vivant.

Precies op dat punt zou ik stoppen met mijn essay.
Wat kan er meer gezegd worden over het leven dan dat het leeft?
Van zodra er iets "vast" gelegd wordt kan het niet meer bewegen, kan het niet meer leven.
Laat het leven.

Erg grappig:
Karel De Gucht schrijft een opinie over identiteit.
http://www.demorgen.be/dm/nl/2461/Opinie/article/detail/1842307/2014/04/05/Nogal-wat-mensen-gaan-in-Vlaanderen-te-verkrampt-en-zelfs-foutief-om-met-hun-identiteit.dhtml

"Mensen verdienen het niet om door een collectieve bril te worden bekeken".
Dat zou een mooi einde zijn.
Helaas, Karel De Gucht leidt aan het Bergson syndroom.
"We kunnen onszelf perfect besturen, en de instellingen als nodig hervormen, zonder van onze identiteit een splijtzwam te maken."
Dat is het einde van zijn betoog.

"Mensen verdienen het niet om door een collectieve bril te worden bekeken. We kunnen onszelf perfect besturen, en de instellingen als nodig hervormen, zonder van onze identiteit een splijtzwam te maken."

Geen opmerkingen:

Een reactie posten