Hoewel de aanwezige nonnen me toentertijd vooral verdacht veel aan pinguïns deden denken en ik weinig affiniteit voelde met de strenge leefregels waar we aan werden onderworpen, zijn het toch vooral die jaren uit mijn jonge jeugd geweest die ongemerkt en tot vandaag diepe indruk op me hebben nagelaten.
Wat me vooral bijblijft van die jaren is de aanwezigheid van een vreemd godsfiguur.
Hoewel ik hem (net zoals mijn klasgenoten) niet persoonlijk kende, was ik uitermate door de man gefascineerd. Van alle mij omringende volwassenen leek hij me de meest interessante. Hij had niet alleen de aarde geschapen, hij was ook diegene die wist hoe het moest, leven.
En mocht je hem en zijn hele achterban geloven was dat eigenlijk allemaal vrij eenvoudig.
Je leefde. In de tussentijd hield je je aan de door de Kerk opgelegde normen en waarden.
Je stierf. En dan zou het feest pas echt beginnen. Wie het leven goed aanpakte, hoefde de dood niet te vrezen.
En zo was de zin van het leven ook in één klap duidelijk. De zin van het leven was inherent aan de dood. En vice versa.
Ondertussen is diezelfde god in onze regio een eenzame dood aan het sterven en is het aan de mens zelf om uit te vissen wat hij hier eigenlijk te zoeken heeft en hoe hij zijn tijd op deze planeet op een al dan niet zinvolle manier kan invullen. En daar loopt een en ander mis.
Want kennelijk heeft het zoogdier ‘de mens’ de neiging zich te onderwerpen. Is het niet aan een of andere narcistische god, dan wel aan leiders, systemen of zelfs domweg de mening van zijn al even onwetende medemens.
Dat dit een tragisch kenmerk is van ons ras behoeft geen verdere uitleg. Het heeft in het verleden al geleid tot oorlogen, machtsmisbruik en eindeloos veel groot en klein verdriet.
Dan rijst uiteraard de vraag: waarom?
Vermoedelijk heeft het iets te maken met angst. Angst voor het grote niets.
Liever geven we ons over aan één of andere een imbeciel die door de jaren heen wat aanzien heeft verworven, dan even de zinledigheid toe te laten. Even tot ons te laten doordringen dat het allemaal misschien helemaal niet zo belangrijk is.
Dat alles en iedereen linea recta eindigt in een soort van dood. En dat niemand weet waarom.
Misschien zouden we zo uiteindelijk en geheel per ongeluk toch nog uitkomen bij een zin. Een ware zin. Het leven zelf. Met al zijn omwegen, al zijn paden en alle mensen die op die paden zoekend rondwaren. Met een beetje geluk zou blijken dat dat alleen al waardevol genoeg is om er een eigen en zelfstandige verantwoordelijkheid voor op te nemen. Zo goed en zo kwaad als het kan. En dit door je simpelweg bij elke keuze die je maakt af te vragen of je er, eens de eindigheid toeslaat, met trots en liefde aan zal kunnen terugdenken.
Dan had die gekke oude god misschien onrechtstreeks toch een punt. De zin van het leven is inherent aan de dood. Alleen weet niemand waarom.