http://www.demorgen.be/dm/nl/2461/Opinie/article/detail/1561469/2013/01/12/Als-het-publiek-fatsoenlijker-grappen-wil-moet-het-zich-fatsoenlijker-gedragen.dhtml
In Nederland woedt het debat over de grenzen van humor. De aanleiding was de
tv-uitzending van Met alle respect, de jongste onemanshow van cabaretier Theo
Maassen. Een passage over Volendam werd door veel kijkers als kwetsend en
misselijkmakend ervaren. Of moet ook dat kunnen? Bestaat er zoiets als het recht
op beledigen? Of kan een gore grap toch te gortig zijn? Zijn er grenzen aan de
humor? Vragen die ook in Vlaanderen een discussie waard zijn.
Sinds het
succes van stand-upcomedy lijkt het of ook steeds meer Vlaamse komieken slechts
grappig kunnen zijn als ze grofgebekt beledigen. Hun argument is krak hetzelfde
als dat van Theo Maassen: dit moet kunnen, want ik lach met alles. Is dat wel
zo? Neen. Ook de schreeuwlelijkste cabaretier praat geestesverwanten naar de
mond. Hún opvattingen spaart hij. Als hij toch over de schreef wil gaan, kruipt
hij in een typetje (niet hij maar die malloot vertelt dan de onwelvoeglijke
mop).
Bananenschil
Ook Theo Maassen 'preekt' voor
geestesverwanten. Zijn jongste show bracht hij al 150 keer. Nooit een klacht
gehoord. Tot de show op de televisie kwam. Het regende klachten. Dat maakte
duidelijk dat pas dan ook niet-geestesgenoten hadden toegehoord. Vooral een
stukje over Volendam had mensen gekwetst. Maassen vertelde in de sketch hoe
vreemd hij het vond dat de xenofobe partij van Wilders in dat polderstadje zo
goed had gescoord bij de verkiezingen. Volendam is immers honderd procent blank,
zei hij, de enige andersgekleurden zijn "de slachtoffers van die cafébrand".
(Ter info: op oudejaarsnacht 2000-2001 veroorzaakte een defect aan de
kerstverlichting een uitslaande brand. Veertien jongeren kwamen om, 240 raakten
ernstig verbrand en dragen daar nog steeds de sporen van.)
Walgelijk en
onacceptabel, luidde de reactie van de Volendammers en van andere Nederlanders.
Je spot niet met zo'n zwaar leed. Sinds mensenheugenis lachen we met iemand die
uitglijdt over een bananenschil of die zingend van een tafel duikelt. Het gooi-
en smijtwerk van de slapstick is de scenische voortzetting van de hilarische
val. Maar een cafébrand met doden en voor het leven getekende mensen is geen
bananenschil. Je maakt toch ook geen grappen over mensen die op 9/11 uit de
torens sprongen. Of wel?
Theo Maassen mocht het op de televisie gaan
uitleggen bij Pauw & Witteman. Dat het moet kunnen, zei hij. Hij lacht
immers met alles en iedereen. Misschien is dat zijn intentie, maar zo is de
werkelijkheid niet. Maassen lacht met Wilders (PVV) en Rutte (VVD), maar niet
met Samsom (PvdA). Hij lacht met katholieken, maar niet met atheïsten. Hij lacht
met de Volendammer, niet de hipste Nederlander, maar niet met de VARA-kijker,
zijn hip publiek. Het kan best zijn dat hij met deze groepen ook wel wil lachen,
toch doet hij het niet. Hij houdt zich in. Onbewust past Maassen zich aan zijn
publiek aan. Zoals elke cabaretier. Ook vandaag heeft humor grenzen. Die grenzen
zijn de acceptatiegraad van het publiek én de tijdgeest.
Wil een
cabaretier tegen de tijdgeest in gaan, dan maakt hij een ommetje. Die omweg is
het typetje. Je mag vandaag zowat met alles spotten, maar geen seksistische
opmerkingen maken (kan ik ook niet verdragen). Je mag vandaag zowat iedereen
beledigen, maar niet homo's (vind ik ook onwelvoeglijk). Je mag vandaag zowat
iedereen uitschelden, maar niet vreemdelingen (vind ik ook barbaars). Toch
gebeurt het in stand-upcomedy en cabaret. Via de truc van het
typetje.
Freddy De Vadder is daar het beste voorbeeld van. Rechtsere
machopraat, die volgens Milquet strafbaar zou moeten zijn, is ondenkbaar, en
toch gaat Bart Vanneste, want zo heet de man in het echt, vrijuit, begeleid door
daverend applaus. Om politiek niet correct te kunnen zijn, kruipt Vanneste in
het typetje De Vadder. Niet de cabaretier Vanneste dus maar de ranzige marginaal
De Vadder doet het. Hiermee weet Vanneste/De Vadder uit twee ruiven te eten. De
linkse toeschouwer denkt dat Vanneste de rechtse zak te kakken zet, maar een
Vlaams Belanger kan zijn grappen ongetwijfeld best
pruimen.
Wederkerigheid
Niemand lacht met alles, maar
een deel van het cabaret is wel brutaler en grover geworden. Omdat de
samenleving zelf huftiger en onfatsoenlijker is geworden. Beledigen wordt
vandaag door sommigen beschouwd als het summum van eerlijke communicatie en
schelden als het toppunt van opkomen voor jezelf (bekijk de fora op het
internet). Een samenleving krijgt dus in comedy een koekje van eigen
deeg.
Natuurlijk is dat geen goede zaak, maar wettelijk grenzen stellen
aan humor is even zinloos en ondemocratisch als grenzen willen stellen aan de
vrijheid van meningsuiting (zoals Milquet zou willen inzake seksistische
opmerkingen). Als het publiek fatsoenlijker humor wil, dan moet het zich eerst
zelf fatsoenlijker gedragen. De cabaretier past zich toch (onbewust) aan zijn
publiek aan.
Humor staat op de sokkel van de tolerantie. Tolerantie is
verdragen dat iemand iets minder goeds zegt over jou en ook de vrijheid krijgen
om iets minder goeds te zeggen over de andere. Als een cabaretier wil weten
hoever hij kan gaan, moet hij de regel van de wederkerigheid toepassen. Dat kan
hij door zichzelf twee vragen stellen. Ten eerste: behandel ik tegengestelde
groepen op dezelfde wijze? Voorbeeld: als ik gelovigen beledig, durf ik dat ook
met ongelovigen? Ten tweede: zou ik het verdragen als men dit over mij zou
vertellen? Is het antwoord negatief, dan is er iets fout met de grap.
Met
de wederkerigheid loopt het vandaag wel eens fout bij onze humoristen. Onlangs
was Freek de Jonge bij Jeroen Pauw op de Nederlandse televisie. Hij eiste daar
het recht op om collega's grof te beledigen. Maar toen Pauw hem weinig
flatterende uitspraken liet horen van een andere cabaretier over hem, noemde De
Jonge dit ongepast. Theo Maassen bakte het in 'Met alle respect' nog bruiner,
toen hij zei dat hij voor de vrijheid van meningsuiting is (voor zichzelf) maar
tegen de persoonsbeveiliging (van Wilders). Dat was de grens van de humor ver
voorbij. Hier werd cabaret intolerant en zelfs gevaarlijk. Helaas, een deel van
de samenleving is intolerant. De terugkeer van respect alleen kan de humor
respectabeler maken, niet een of andere onnozele wet.
Dan krijgen we
misschien een nieuwsoortige Toon Hermans.
Zijn er grenzen aan de humor?
De vraag stellen is ze beantwoorden.
De grens van de humor wordt bereikt als een grap niet grappig meer is.
Wanneer is een grap niet meer grappig?
Een grap is nooit op zich grappig.
"Das Ding an sich" is noch grappig noch niet grappig.
Tot zover de afrekening met Kant.
De categorische imperatief (Zou ik het verdragen als men dit over mij zou vertellen?): Weg!
Een grap is niet grappig in het brein van de luisteraar.
Neen, want dan zou Marc Van de Voorde geen column kunnen schrijven.
Wie is er geïnteresseerd in wat Marc Van de Voorde grappig vindt?
Als een grap alleen grappig is in het brein van de luisteraar, dan belanden we in een subjectivisme.
Daar bent u bang voor. Alles behalve dat.
Marc Van de Voorde maakt een connectie tussen de grap en de verteller.
In de gedachtengang van Marc Van de Voorde is er een onlosmakelijke band tussen respect en grappig.
Welaan dan:
Helaas, een deel van de samenleving, zij het een heel klein deel, zijn malloten.
Omdat (haha) zij het denken grappig vinden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten