Aan de federale regering zal dat alvast niet liggen. Joëlle Milquet stuurde prompt een brief aan alle redacties met de vraag om De Morgen te volgen op het pad van de verlichting. Elio Di Rupo prees de krant zowaar om haar ‘moedig' initiatief, dus het moet zijn dat De Morgen toch een groot risico genomen heeft. Laurette Onkelinx wil meteen een rondzendbrief rondsturen die alle federale ambtenaren opdraagt voortaan het a-woord te mijden, want ‘taal kan helpen om een betere maatschappij uit te bouwen'.
De achterliggende redenering is daarmee goed samengevat: taal maakt de werkelijkheid. Dat is een opmerkelijke redenering, want ze druist in tegen het acquis van enkele honderden jaren analytische taalfilosofie, waarin taal wordt beschouwd als een middel om de werkelijkheid te beschrijven. ‘Waarover men niet spreken kan, daarover doet men er beter het zwijgen toe', zo vatte Ludwig Wittgenstein samen dat we gedoemd zijn om te falen in onze pogingen om met taal de totale werkelijkheid te beschrijven. Derhalve is taalgebruik niet neutraal, want het bepaalt hoe we de beschreven werkelijkheid interpreteren. Zo gaan krantenkoppen ‘200 Antwerpse jongeren opgepakt' en ‘200 allochtone jongeren opgepakt in Antwerpen' over exact dezelfde feiten, maar ze geven de lezer een verschillende indruk van de werkelijkheid mee. In Manufacturing Consent: the Political Economy of Mass Media beschrijft Noam Chomsky hoe media via de manipulatie van het taalgebruik de publieke opinie proberen te sturen. Mediamanipulatie behoort volgens hem zelfs tot het wezen van de democratie. In een totalitaire staat maakt het niet uit wat de burger denkt omdat hij niet eens de vrijheid heeft om die mening te uiten. In een democratie kan iedereen uiting geven aan zijn interpretatie van de werkelijkheid. Dominante elites vrezen het ongecontroleerd botsen van al die opinies en streven naar consensus. De massamedia zijn de facilitator van die consensus. Ze geven weer wat de heersende maatschappelijke opvattingen zijn en marginaliseren de opinies die daarbuiten vallen. Chomsky gelooft in het corrigerend vermogen van het gezond verstand. Je kan een individu eindeloos inlepelen hoe hij de werkelijkheid moet interpreteren, deze interpretatie zal geen stand houden als ze strijdig is met de persoonlijke, zintuiglijke en cognitieve ervaringen.
Zo kunnen we twintig jaar nadat Paula D'Hondt het woord ‘allochtoon' lanceerde – om de termen te counteren uit het toenmalige spraakgebruik van extreemrechts – alleen maar vaststellen dat het a-woord voor een goed stuk drager is geworden van de interpretaties die het moest bestrijden. Of zoals Tom Lanoye het nogal extreem stelt: ‘een beschaafd woord voor makak'.
Nu moeten we de hele oefening dus nog eens overdoen met een nieuwe term die ons een positieve indruk van de werkelijkheid moet geven. Mark Elchardus merkte trouwens op dat het woord ‘allochtoon' al meer en meer spontaan wordt vervangen door ‘moslim' en hij noemt dat terecht ‘een twijfelachtige evolutie'. Uiteindelijk is er geen ontsnappen aan. Mensen maken gemakkelijk onderscheid tussen wij en zij. Wie daaraan wil ontsnappen zal er met veranderend woordgebruik over de werkelijkheid niet komen, de werkelijkheid zelf zal moeten veranderen. Wie af wil van de feitelijke apartheid die gegroeid is tussen autochtonen en degenen die voorheen bekend waren als allochtoon, zal een voorpagina moeten wijden aan een doordacht migratiebeleid, een volgehouden inburgering en de opwaartse sociale mobiliteit van nieuwkomers. Wie een gemeenschap wil vormen moet haar leden aan elkaar smeden tot een gedeelde publieke cultuur in de werkelijkheid. Misschien moeten progressieve lieden er hun Karl Marx maar eens op nalezen: het komt er niet op aan de werkelijkheid te interpreteren, het komt er op aan ze te veranderen.
Bart De Wever