donderdag 2 februari 2012

Jeroen Olyslaegers

Verandering.
"Verandering" is het toverwoord. Ik word er door aangezogen als een mier door ... euh ... cliché... zoetigheid.
Ik adem "verandering".
Teksten die handelen over "verandering" kan ik niet weerstaan, ook al weet ik uit ervaring dat de kans om verandering aan te treffen nagenoeg "onbestaand" "is" (nagenoeg is het belangrijkste woord en zou dus tussen aanhalingstekens moeten staan). Maar ik kan het risico niet nemen een niemendalletje te missen.


http://www.dewereldmorgen.be/artikels/2012/02/02/jeroen-olyslaegers-over-het-keurslijf-van-de-verontwaardiging
Geachte toehoorders
Sta mij toe om eerst naar voor te schuiven dat het keurslijf van de verontwaardiging mij al te zeer knelt. Onze huidige samenleving maakt het immers al te gemakkelijk om verontwaardigd te zijn. De leugen lacht ons open en bloot toe. Je staat op, je maakt ontbijt en je zet achteloos de radio op om naar het nieuws te luisteren.
Twee minuten later staat het schuim al op je lippen. Je bent verontwaardigd. Alsof het een tweegesprek is, roep je een paar politici van alles toe. Je verwijt ze een gebrek aan visie. Je vermoedt dat ze niet de belangen van de bevolking verdedigen, maar geheel iets anders dienen: de banken, de multinationals, de energiegiganten.
Je roept nog eens. Maar ze horen je niet. Zij zitten in de studio op de Reyerslaan te Brussel en jij staat thuis in je keuken. Je stem reikt helaas niet ver genoeg. En je weet dat het absurd is en toch zou je willen dat je ze wel bereikt. Zo werkt verontwaardiging ook. Iemand zoals ik heeft de kans om die verontwaardiging uit te schrijven in columns voor een krant, ik kan de tragiek ervan proberen te vatten in een roman, en ik heb tevens de mogelijkheid om zulke explosies van kwaadheid te gebruiken als drijfveer in de theaterstukken die ik schrijf.
Maar zodra die woede ook anderen opvalt, is de kans groot dat je in dit kleine land tot expert wordt uitgeroepen van diezelfde woede. Plots ben je iemand die op de barricaden staat, plots wordt er verwacht dat je die woede brandende houdt of er een leider van wordt.
Twee dagen voor de indignados-betoging te Brussel op 15 oktober werd deze schrijver, uw dienaar, opgebeld door twee verschillende journalisten die voor twee verschillende kranten werkten en die er allebei even overtuigd van waren dat ik die nakende betoging had georganiseerd. Een van die twee wou me zelfs niet geloven toen ik zei dat ik helemaal niks had georganiseerd en dat ik samen met duizenden anderen simpelweg van plan was om eraan deel te nemen, meer niet.
De verontwaardiging dient in de media met andere woorden gestroomlijnd te worden. Er dienen standpunten te worden vertolkt en leiders moeten zich losmaken uit die zotte, uiteenlopende bende van verontwaardigden.
In een daaropvolgende fase komen de sympathiebetuigingen. Econoom Paul de Grauwe stelt dat hij zou mee betogen mocht hij nu twintiger zijn. Politica Joelle Milquet laat zich ontvallen dat elke goede politicus altijd een indignado behoort te zijn. En ook aartsbisschop Léonard laat zijn christelijk levensgevoel bijna dartel meezingen met de woede van hen die de straat op gaan.
Dit doet mij allemaal concluderen dat niet enkel de leugen open en bloot wordt getoond, maar tevens dat we geen behoefte meer hebben aan satire. Want ook dat gebeurt open en bloot, zij het geuit door mensen die menen heel ernstige meningen naar voren te schuiven. Zijn wij allemaal in deze zaal verontwaardigd?
Laat ons dan nu meteen samen op straat gaan en die woede uitbrullen aan de Munt of een andere plek waar zulk protest gedijt. Maar dat gaat u niet doen, u gaat blijven zitten en ik zal hier samen met de andere gasten nog even staan en uw woorden geven. Misschien zal dit leiden tot een volksvergadering. Dat hoop ik in ieder geval. Maar ondertussen blijven we zitten. En hier komen de vragen.
Als iedereen verontwaardigd is, waarom verandert er dan niets? Waarom wordt die woede bijna vanzelfsprekend een ritueel? Waarom breekt er morgen geen revolutie uit? U weet waarom. En ik weet het ook. Er verandert niets omdat we nog steeds niet in staat zijn om ons een wereld voor te stellen waarin verandering mogelijk is. Sta me toe, geachte toehoorders, om daar later op terug te komen want het lijkt me cruciaal.
Ik keer even terug naar afgelopen september toen de Occupy-beweging voor het eerst van zich liet horen, naar mei vorig jaar toen het woord ‘indignado’ ons vanuit Spanje kwam toewaaien en naar de maanden daarvoor die nu als de ‘Arabische lente’ geboekstaafd staan. Die verontwaardiging is een uiting van wakker zijn. De kreet ‘genoeg is genoeg’ impliceert dat de mensen zich voorheen hebben laten doen, zich vroeger hebben neergelegd bij het leven van alledag en dat ze nu zichzelf op eigen kracht uit die sluimertoestand hebben gehaald.
Het was als een wekker die in de ochtend afging. Aan dat ding vraag je ook niet wat zijn standpunten zijn. Een wekker heeft immers maar een functie. Het is geen leider en het heeft geen bespiegelingen veil over de toestand van het wakker zijn. Die fase is nu achter de rug, in die mate zelfs dat het tijdschrift Time de demonstrant tot ‘man van het jaar’ uitroept; dat het Wereld Economisch Forum de verzetsbeweging als een te duchten gevaar voor de economie acht; en dat lobbygroepen in de Verenigde Staten al wel eens samen komen om na te gaan hoe dit protest vakkundig kan worden gesaboteerd. Er zijn met andere woorden overal wekkers afgegaan.
Tegelijk voelt al die aandacht zeer oppervlakkig aan. We zijn ons ervan bewust dat er iets moet veranderen en dat dit gevoel door veel verschillende mensen over heel de planeet wordt uitgedragen op straat, maar ook op Facebookpagina’s en allerhande fora. Hoe onbeholpen of zelfs gratuit dat allemaal ook mag wezen; die toestand van wakker zijn geeft mij hoop. Een paar jaar geleden had ik die hoop niet.
Een paar jaar geleden achtte ik onze menselijke soort als gedoemd omdat we ten opzichte van bijvoorbeeld de klimaatopwarming blijkbaar niet in staat zijn om collectieve beslissingen te nemen die onze soort helpen te overleven. Een paar jaar geleden vond ik de kakkerlak oneindig veel intelligenter dan een mens. Wij zouden immers ten onder gaan en dat beest niet. Ik had met andere woorden wat last van terminaal fatalistische bespiegelingen.
Voor de rest deed ik daar absoluut niets mee, wat het misschien nog wat erger maakte. Het maakte me passief. Ik was in de fase van het ‘apocalyptisch ramptoerisme’ zoals de Duitse filosoof Peter Sloterdijk beschreef in zijn essay ‘Woede en Tijd’. En ook al lijkt het vandaag op ecologisch vlak niet veel beter en doet elke voorbije klimaattop zich voor als een cynisch spel van gemiste kansen, toch meen ik dat er een opening is gemaakt door al dat uiten van verontwaardiging.
Ik denk dat er een gat is geslagen in wat wij onze ‘werkelijkheid’ noemen. En dat gat en dus dat forum dat zo is ontstaan is perfect geschikt om woorden te introduceren die vroeger nauwelijks aan bod kwamen. Ik noem er maar één: het belang van langetermijndenken.
In de wereld van financiële markten en binnen de parameters van winst en verlies wordt vooral het kortetermijndenken tastbaar gemaakt. Zo tastbaar dat honderdduizenden mensen van de ene op de andere dag hun baan kunnen verliezen omdat een paar grote beleggers hun gevoel van malaise niet onder controle kunnen houden of nog erger: omdat dit beter uitkomt voor hun beleggersportefeuille. De kredietcrisis van 2008 heeft ons dus geleerd dat dit kortetermijndenken waarlijk pathologische proporties kan aannemen.
Maar dit doorslaan van de tijd, dit negeren van elke visie die iets groters beoogt dan het overleven van de dag zelf, heeft dit als voordeel: we kunnen het allemaal meemaken op de eerste rij. We zijn op een punt gekomen dat het pleiten voor een langetermijnvisie op het gebied van mensen, energie of geld diametraal staat ten opzichte van de neoliberale waanzin, dit leegvreten van onze planeet.
Vooraleer anders te gaan leven zoals ecologische bewegingen het ons in de jaren zeventig voorhielden, kunnen we onszelf toestaan om eerst eens anders te gaan denken. Het reduceren van onze belevingswereld tot een marktplein waar alles elke seconde aan waarde kan verliezen en het proces waar wij als burgers ons tot consumenten hebben laten hersenspoelen zijn allemaal zaken die door een woord zoals ‘langetermijnvisie’ kan worden omgekeerd.
Wij menen onze geschiedenis te kennen, maar in feite gaat ons historisch bewustzijn niet verder dan de twintigste eeuw of met wat goed geluk het ontstaan van de Verlichting en de opkomst van de industriële samenleving. We zitten met andere woorden gevangen in een paradigma dat ons heeft wijsgemaakt dat we vrij zijn wanneer we het materieel goed hebben. Maar ook dat wordt nu in hoge mate bedreigd. Een angstaanval over jouw toekomst en over die van je kinderen maakt je in de eerste plaats wakker.
Eigenlijk willen we vooral niet nadenken. We verkiezen de sluimertoestand en eventueel een beetje ramptoerisme. De situatie is echter zo uit de hand gelopen dat bijvoorbeeld deze jongere generatie zich veel minder terug in slaap zal laten sussen. Het is onvermijdelijk dat het materiële terug in vraag wordt gesteld wanneer dit materiële bestaan zo bedreigd geraakt. De protestbeweging uit de jaren zestig en zeventig heeft onze samenleving op het gebied van persoonlijke vrijheid, ethiek en emancipatie grondig getransformeerd.
Maar op het gebied van het materiële kwam diezelfde revolutie al snel in ademnood. De reden daarvoor was in feite simpel: er bleek niet genoeg noodzaak om er iets aan te veranderen. De welvaart piekte hoog en de jobs bleken op te rapen. Dat is nu niet meer het geval. Wij beginnen pas na te denken en dingen in vraag te stellen wanneer de noodzaak daarvoor echt ontstaat.
Deze protestbeweging, al deze nieuwe woorden en deze nieuwe denkprocessen hebben dus een eindeloos reservoir van brandstof. De zaken verbeteren niet en de angst neemt dus toe. Terug nadenken over de fundamenten van de samenleving omdat het simpelweg niet anders kan acht ik een goede zaak. Het zet ramen open, het opent mogelijkheden, het prikkelt de verbeelding. Het laat zich met andere woorden niet meer insnoeren door het keurslijf van de woede.
Er schuilt immers een adder in het gras van de verontwaardiging. De Sloveense filosoof en cultuurcriticus Slavoj Žižek wees er al eerder op. Tegen wie is al dit protest gericht? Wat schiet het op om een ontspoord regime ontsporing te verwijten en tegelijk vanuit een beweging te vragen aan datzelfde regime om de wereld in jouw plaats te verbeteren? Het is in feite heel simpel. Als je niet meer gelooft in Sinterklaas, heb je dan nog het recht om te klagen dat de kwaliteit van zijn cadeaus achteruit gaat?
Het gevaar dreigt met andere woorden dat juist de woede en het koesteren van die woede ons uiteindelijk nog passiever maakt. Gaan we met ons allen wachten tot een overheid wakker wordt omdat wij haar gevraagd hebben wakker te worden? En als diezelfde overheid zegt dat ze wakker is, gaan we dan allemaal opnieuw geloven in Sinterklaas en hopen dat er volgend jaar toch maar weer een leuk cadeau voor ons zal worden uitgestald?
Nee, die tijd is voorbij en dat weten we. Laat ons stoppen met klagen zonder alternatief. Cynisme is het eerste luxeartikel dat we ons niet meer kunnen veroorloven. De overheid is niet aan zet, wij zijn aan zet. En nu ik toch aan het preken ben en u me zonder enig probleem kan verwijten dat ik niet het recht heb om op een kansel te gaan staan zeg ik dit.
Ik ben ervan overtuigd dat velen van ons zich terug dienen bezig te houden met de 'res publica', met de buurt waarin we leven en werken, met de mensen die ons omgeven. Het status quo wordt door ons bestendigd indien ieder zijn hyperindividuele belangen blijft verdedigen. Het status quo gedijt bij angst en onzekerheid.
Dat wil dus zeggen dat we de moed mogen opbrengen om onze samenleving te herdenken. Dat betekent ook dat we ons de droom mogen gunnen dat verandering mogelijk is, dat het mogelijk moet zijn om een samenleving op te bouwen die wel een langetermijnvisie heeft, die deelt wat ze kan delen en die op een hoopvolle manier omgaat met de beperkte middelen die we hebben.
Een groot deel van deze maatschappij acht zich nog steeds als een slachtoffer in tijden van rampspoed. Daar schieten we niets mee op en in feite is het net het omgekeerde. Wij zelf zijn het antwoord op de woedende vragen die we op pleinen en fora stellen en die ons doet schuimbekken bij het ochtendjournaal.
Wij. En eenmaal we dat door hebben, kan de omwenteling die zeker al begonnen is pas echt doordringen. Wij. Zonder aanhalingstekens. Wij. U en ik, hier en nu.
Dank u wel.
Jeroen Olyslaegers

Weet u wat ik altijd fascinerend heb gevonden?
Algemene taalkunde.
Of literatuurwetenschap.
Of filosofie.

Of "de drie wijzen".
Zegt u dat nog iets? Van die verhalen waarvan je moest zeggen of ze "waar" zijn of "niet waar".
Taalkundig is dat een foute zin, je kan in een zelfde zin verleden tijd en tegenwoordige tijd niet door elkaar gebruiken.
¨Filosofisch is het een problematische zin. Iets dat waar was, is dat nog waar?
Poëtisch is het subjectief.
... zeggen of ze "waar" waren of "niet waar", klinkt dat beter?
Daar bestaan ongetwijfeld objectieve criteria voor.

filosofie:
http://vijfvoortwaalf.blogspot.com/2011/09/richard-rorty.html

algemene taalkunde:
Werd in mijn tijd gedoceerd door de huidige vice-rector van de K.U.L. Ludo Melis.
Ik ben extreem logisch. Ik ben de vleesgeworden arrogantie.
("Afgezien namelijk van het feit dat ik een decadent ben, ben ik ook het tegendeel ervan."  Mooie aanleiding om dit eens op te snorren)
Ik ben naar het examen algemene taalkunde getrokken met de vaste overtuiging een F te behalen.
Morfemen, fonemen..., ik zag er geen logica in.
Er zit namelijk ook geen logica in begrijp ik nu.
Zo werd er nergens een definitie van die begrippen in de cursus naar voor geschoven.
Mijn examenvraag luidde: "Bespreek volgende definitie: een morfeem is..."
Gelukkig dat ik gezeten was, want anders was mijn broek voorzekerst afgezakt!
Algemene taalkunde is een afgezakte broek.
Ik was geslaagd.

literatuurwetenschap:
Als "vrij student"  heb ik ook literatuurwetenschap gevolgd. Destijds waren dat vijf studenten die aan een tafeltje rond Hugo Brems zaten.
Ik herinner mij een mooi gedicht.
Een erotisch gedicht....
Ja,ja, het waren andere tijden toen.
"Vind je niet dat er een extra dimensie in het gedicht is als je weet dat de schrijver homofiel is?", vroeg Hugo Brems terwijl hij aan zijn sigaret lurkte.
Ja,ja, het waren andere tijden toen.
Ik vind van mezelf dat ik het grootste respect heb voor de homofiele medemens, ik kruip niet in die mens zijn hoofd.
Ik heb nooit meer een college van Hugo Brems bijgewoond.

Algemene taalkunde heb ik altijd fascinerend gevonden dus.
Vooral dan het woordje "wij".

http://nl.wikipedia.org/wiki/Persoon_(taalkunde)
De kenmerk persoon kent drie waarden:
  1. eerste persoon: de spreker
  2. tweede persoon: de aangesprokene (Engels addressee)
  3. derde persoon: noch de spreker, noch de aangesprokene (een derde)
Het Nederlands drukt alleen deze drie waarden uit, maar sommige andere talen kennen ook gecombineerde personen:
  • 1 + 2 eerste persoon inclusief: spreker met aangesprokene
  • 1 + 3 eerste persoon exclusief: spreker met een derde
Het persoonskenmerk kan verder gespecificeerd worden naar getal, zodat we een eerste persoon enkelvoud (Nederlands ik) en een eerste persoon meervoud (wij) hebben. Hetzelfde gaat uiteraard op voor de tweede persoon (jij / u / jullie) en de derde (hij / zij (enkelv./meerv.) /het /u). Maar de relatie tussen enkelvoud en meervoud is hier niet transparant: wij is meestal niet een veelvoud van sprekers, maar de spreker plus anderen. Het onderscheid inclusief/exclusief is hierop gebaseerd.

De grammatica van de Algonkintalen maakt in de derde persoon een fijner onderscheid tussen proximatief (voor de entiteit die centraal staat) en obviatief (voor 'de ander'); de obviatief heet dan vierde persoon

De logica in de taalkunde.
"Wij" is de eerste persoon meervoud. Zoals eerder al eens opgemerkt "ik" in het meervoud!
Denk daar maar eens over na.
"Gecombineerde personen".
Lees dat nog maar eens opnieuw.
"Gecombineerde personen".
Heeft er iemand ooit een gecombineerd persoon ook echt gezien?
En nu ik toch uw aandacht heb (anders had u al lang afgehaakt, dat is logica)
De derde persoon is er niet.

http://nl.wikipedia.org/wiki/Wet_van_de_uitgesloten_derde
De wet van de uitgesloten derde of van het uitgesloten midden, ook wel tertium non datur (Lat., "een derde is niet gegeven"), is een logische wet die inhoudt dat iedere uitspraak waar of onwaar is; een andere, derde, mogelijkheid is er niet. De 'uitgesloten derde' is dus iedere andere denkbare waarheidswaarde. Een logica die voldoet aan de wet heet klassiek. Logica's die niet voldoen aan de wet zijn de intuïtionistische en de verschillende meerwaardige logica's.

Je zou het ook zo kunnen zeggen:



Beste Jeroen,
"Wij", dat lijkt me fictie, iets voor een roman of zo.
Van harte aanbevolen:

"Op de tweede Studium Generale-avond komt Olyslaegers uitgebreid vertellen over zijn roman en over dat vreemde woord, ‘wij’, dat een soort ommuurde enclave suggereert die insluit maar misschien toch vooral uitsluit…"

Geen opmerkingen:

Een reactie posten