Weet u wat het is? Eigenlijk ben ik het zat. Meer dan zat. Mijn hele leven ben ik een trouwe krantenlezer geweest. Maar vandaag is het lezen van de krant een vorm van zelfkwelling geworden. Niet per se omdat de kranten slechter geworden zijn - al zouden we het daar ook nog eens over moeten hebben. Nee, het gaat om het nieuws zelf. Ik kan tegenwoordig de krant niet openslaan (de tv of radio niet aanzetten, het internet niet opstarten) zonder onmiddellijk in een colère te schieten.

De eindeloze, in velerlei opzichten pathetische, destructieve, om niet te zeggen politiek-suïcidale onderhandelingen over een nieuwe Belgische regering hebben natuurlijk niet geholpen om 's ochtends bij de koffie en het bladeren in de krant een vrolijk humeur te krijgen: zoveel kinderachtigheid en incompetentie bij elkaar verdraagt zelfs een kleuterjuf niet. Maar ook de simpele mededeling dat de boekenbeurs dit jaar weer een groot succes was, en in het verlengde daarvan: dat het met het boek in Vlaanderen nog zo slecht niet gaat, doet me onmiddellijk overkoken - en dat in een tijd waarin 'boek' en 'kookboek' synoniemen zijn geworden.

Ik kan al die opiniebijdragen niet meer lezen van economen die nu bakzeil halen en zeggen dat - oeps! - de markt dan toch niet zo alleenzaligmakend en zelfregulerend en vooral 'wetmatig' is als ze jaren geleden met veel aplomb beweerden. Daarmee speelden ze politici in de kaart die - oeps! - nu soms tot dezelfde conclusies komen. Meestal als ze voor de directe gevolgen van hun eigen beleid niet langer bevoegd heten te zijn en ergens in de provincie de gouverneur uithangen. Of in veel te grote, erg vervuilende auto's tussen Brussel en Straatsburg heen en weer racen. Sorry hé, maar ik wist dat tien jaar, wat zeg ik, twintig jaar geleden al. Zoals ik al sinds het rapport van de Club van Rome uit 1972 weet dat ongeremde groei uiteindelijk ontaardt in kanker.

En dan zwijg ik nog over wat een springkonijn als minister Pascal Smet bijna dagelijks aan onzinnigs en vooral desastreus verzint om het Vlaamse onderwijs nog wat verder de dieperik in te duwen. Een zich socialist noemende mediabestormer is het, die zijn wijsheid vooral haalt bij organisaties met een louter marktgedreven achtergrond als de Oeso en die het onderwijs voornamelijk beschouwt als een hypermarché waar men als shoppers precies afgebakende, op de markt toegesneden kenniselementen kan inslaan. En daarin wordt hij toegejuicht door iemand als André Oosterlinck, een man die men al jaren voor zijn pensionering ontoerekeningsvatbaar had moeten verklaren, iemand die er in zijn eentje verantwoordelijk voor is dat de K van de KU Leuven vooral de K van Kul is geworden.

Twaalf seconden

Zat ben ik het. Zo zat dat ik mezelf soms nauwelijks meer kan onderscheiden van het gajes dat dagelijks de internetsites teistert met van niets dan ressentiment en eigenbelang getuigende scheldkannonades tegen alles en iedereen. En dat is dan ook weer mijn eer te na. Datzelfde eergevoel geeft me in dat het niet juist is om persoonlijk te worden in mijn afkeer van door specifieke ministers en emeritus hoogleraren gevoerd en verdedigd beleid. Pascal Smets onzinnige voorstellen zijn slechts de uitkomst van een reeks tragische vergissingen die beleidsverantwoordelijken en de politieke families waartoe zij behoren in de afgelopen decennia hebben begaan. Zoals André Oosterlinck het product is van een mentaliteit die universiteiten in heel Europa hebben omgevormd tot leerfabrieken die hun belangrijkste taak - het voeren van onafhankelijk onderzoek in dienst van de waarheid (jazeker, de waarheid!) - hebben verkwanseld aan het bedrijfsleven. Geen enkele door een universiteit gepote aardappel is sindsdien nog onschuldig.

Ook dat maakt van het lezen van de krant 'sochtends bepaald geen sinecure: die moeizame weg terug naar de redelijkheid die ik vervolgens moet afleggen om niet ook mijzelf meteen maar af te schrijven als iemand met enkel een onderbuik en een overvloed aan gal. En daar hoort ook bij dat je je bij berichtgeving in de media, zelfs in de spreekwoordelijke kwaliteitskranten, altijd bewust moet zijn van de eisen die het medium oplegt aan de werkelijkheid die het zegt te verslaan. Die werkelijkheid is minstens ten dele het resultaat van wat de media, gedreven door hun eigen belangen, ervan hebben gemaakt. Televisie is op dat punt ongetwijfeld het allerergste: de ongeschreven 12 seconden-regel. Het is de tijd die men gemiddeld krijgt om te antwoorden op vragen van een journalist. Die reageert daar vervolgens vaak in heuse Siegfried Bracke-stijl op met: 'Ik onthoud dus dat…', en blijkt dan meestal iets onthouden te hebben wat niet werd gezegd. Ruimte voor nuancering is er bij de snelle media eigenlijk niet. En nuance kost gewoonlijk meer ruimte dan zelfs de geschreven media beschikbaar hebben.

En daar zit men dan 's ochtends boven zijn kopje koffie en zijn half verfrommelde krant, met de alweer deels ingeslikte woede en een beginnend hoofdpijntje ten gevolge van de zelfopgelegde verplichting dan toch in ieder geval persoonlijk de nuance te blijven inzetten tegen de soundbites. In gedachten bladert men door boekwerken die veel te dik en ingewikkeld zijn om ooit kans te maken uitvoerig besproken te worden in welke krant dan ook. Men haalt na enige tijd uiteindelijk zijn nutteloze gelijk in de vorm van een uiterst boeiend, bij een tweede koffietje voor zich uit gelispeld betoog over, zeg maar: 'de ideologische bepaaldheid van de als niet-ideologisch voorgestelde ruimte in een wereld waarin beeldvorming voor werkelijkheid doorgaat' - zoiets. En dan moet men nog aan zijn werkdag beginnen.

Legbatterij

Ik voel me 's ochtends soms net een Howard Beale, een personage uit de film Network (1976) van Sidney Lumet. Beroemd is de scène waarin dit doorgeslagen nieuwsanker tijdens een live-uitzending de kijkers oproept om op te staan uit hun zetel, het raam te openen en uit alle macht te roepen: 'I'm as mad as hell, and I'm not going to take this anymore'. Daar wordt massaal gehoor aan gegeven. Het levert een huiveringwekkend beeld op. Overal hangen mensen schreeuwend uit hun ramen. Woedend. Wanhopig vooral. Een bende kippen in een legbatterij, zich niet zozeer verzettend tegen iets specifieks, maar tegen alles tegelijk.

Opvallend aan Beales tirade is dat hij nadrukkelijk niet zoekt naar oplossingen of nuancering. 'Ik weet niet wat ik moet doen aan de depressie en de inflatie en de Russen en de misdaad op straat', zegt hij (1976 was de tijd van de oliecrisis, van economische recessie, hoge werkloosheid en van de Koude Oorlog). En ook: 'I don't want you to protest. I don't want you to riot - I don't want you to write to your congressman because I wouldn't know what to tell you to write. All I know,' zo stelt hij, 'is that first you've got to get mad. You've got to say, “I'm a human being, God damn it! My life has value!,'

Ik ben een mens godverdomme. Mijn leven heeft waarde. Vager kan het niet. Het is pathetisch ook. Maar het verwoordt precies wat ik 'sochtends tegen mijn krant en tegen de wereld zou willen roepen.

De scène uit 'Network' is terug te vinden opwww.standaard.be/network

http://reugebrink.skynetblogs.be

Het kerstdiner.
Daar heb ik altijd al een keer een essay willen over schrijven.
Het lijkt me het gepaste ogenblik om dat in deze periode te doen.
Over het hapje vooraf valt eigenlijk niet bijzonder veel te vertellen.
Ik vond dat lekker.
Daarmee is de essentie toch zo wat weergegeven dacht ik.
Ik begon mij al heimelijk te verheugen op een rustige eindejaarsperiode, een paar ogenblikken zonder sores aan mijn hoofd.
Maar dat was helaas buiten de waard gerekend.
Als voorgerecht was er garnalencoctail, waarop mijn moeder ten berde bracht dat de Belgische garnalen vandaag de dag naar Marokko verscheept worden om daar gepeld te worden en dan weer terug naar België komen.
Op zich is daar helemaal niets mis mee, ware het niet dat die garnalen daar onderweg nogal capsones van krijgen. Een garnaal is en blijft nu eenmaal een garnaal, ongeacht het feit of die nu gepeld of ongepeld is, laat staan of er een verschil zou zijn tussen een garnaal die gepeld is in Marokko of een garnaal die gepeld is in België.

"Wat is de relevantie van dit alles?", vraagt u zich af met recht en rede (jazeker, met recht en rede).
Het barbarisme (what's in a word) en meer bepaald het neerlandisme, dat is de relevantie.

"De lof der Zotheid."
Laat ons eens veronderstellen dat "de lof der Zotheid" een Belgische (of Nederlandse zo u wil meneer Reugebrink) garnaal is.
Die Belgische (of Nederlandse) garnaal die gaat naar de Verenigde Staten van Amerika en als die Belgische (of Nederlandse) garnaal dan terugkomt, dan is dat plots "A praise of madness".
Ik vind dat jammer.
"Madness" in de betekenis van "Zotheid" is een suggestie van oplossing.
"Madness" in de betekenis van "Boosheid" kan nooit een suggestie van oplossing zijn.
Waarom niet?
Een oplossing is een poging tot wijziging van een toestand.
"Boosheid" is alleen maar de vaststelling van de toestand. Iedereen is verongelijkt, iedereen is boos.
Niemand heeft de waarheid in pacht (welnee, de waarheid bestaat immers niet), maar we weten het allemaal wel beter.
Jazeker, daar hebben we wel degelijk argumenten voor.