zaterdag 29 oktober 2011

Mark Elchardus

http://www.demorgen.be/dm/nl/2461/De-Gedachte/article/detail/1341123/2011/10/29/Het-pessimisme-achter-het-populisme.dhtml


Het pessimisme achter het populisme


29/10/11, 09u17

Bij de 40 procent van de Vlamingen meent dat de 'gewone mensen' het beter weten dan politici en experts. Er lopen dus nogal wat populisten ronds. Maar wie zijn ze, die populisten? Mark Elchardus is socioloog aan de Vrije Universiteit Brussel en auteur van De dramademocratie.

  • Populisme wordt vaak verward met de standpunten die 'populistische' partijen innemen: anti-islam, eurosceptisch, tegen belastingen. Maar er is geen dwingende reden waarom het rechts zou zijn
Overal in Europa oogsten populisten succes. Populisme als vaste ingrediënt, daarnaast wisselende cocktails van andere standpunten: tegen de islam, tegen immigratie, voor law and order, tegen Europa, tegen belastingen, tegen regelneverij, regionalist, nationalist... De kern van het populisme is een kloof die wordt geponeerd tussen enerzijds de goede en verstandige en opmerkzame "gewone mensen" en anderzijds de moedwillig blinde, wereldvreemde, indien al niet ronduit corrupte elite. Die laatste wordt ook omschreven als de "intellectuelen", "de experts", "het establishment" en bovenal "de politiekers". Breng de "gewone mensen" samen, tien, honderd, desnoods duizend van dat slag, en - wonder boven wonder - onze problemen smelten als sneeuw voor de zon.

Populisme wordt niet zelden beschouwd als een louter retorische strategie van demagogen. Waar de oude politieke structuren wankelen, tappen ambitieuze politici (die niet snel genoeg aan de bak komen) uit het populistische vaatje. Er schuilt halve waarheid in die bewering. De meest talentrijke populisten - een wijlen Pim Fortuyn, misschien ook wel een aankomende Marine Le Pen - treden op als culturele entrepreneurs die het populisme gebruiken om zich op de electorale kaart te zetten en het denken en voelen van hun electoraat te sturen. Het is echter onwaarschijnlijk dat zij dat kunnen doen als er al niet een vruchtbare voedingsbodem aanwezig is, als een aantal mensen de samenleving al niet door een populistische bril bekijkt en waarneemt als scherp verdeeld tussen de reddende "gewone mensen" en de corrupte elite. Die voedingsbodem werd nog maar zelden onderzocht.

Beschouwingen over het populisme volgen bijna steeds een kronkelend pad. Men klasseert eerst partijen als populistisch, kijkt dan naar wat die partijen doen en beschouwt de electorale en retorische strategieën van die partijen dan als de kenmerken van het populisme. Die aanpak heeft het grote nadeel dat men populisme verwart met de andere standpunten die de als populistisch geboekstaafde partijen innemen: anti-islam, eurosceptisch, tegen belastingen, regionalistisch en dies meer. Het is best mogelijk die standpunten te verdedigen zonder populistisch te zijn. Populisme is niet inherent met die standpunten verbonden. In het verleden en vandaag nog in Latijns-Amerika is populisme overwegend links. Hier en nu, in deze uithoek van de wereld, is het rechts. Daar is geen dwingende reden voor. Dat is een gevolg van omstandigheden en roept de boeiende vraag op waarom Europees populisme vandaag overwegend rechts is. Om daarop te kunnen antwoorden moet het populisme echter los van de partijvoorkeur worden bestudeerd, als een houding van mensen.

'Gewone mensen weten het beter'
We hebben dat gedaan, het populisme niet bestudeerd op basis van de klap van politici, maar als een houding van kiezers. We deden dat door steekproeven van de bevolking uitspraken voor te leggen die enerzijds wijzen op het geloof dat de "gewone mensen" het beter weten dan de elite, anderzijds stellen dat politici meer naar die "gewone mensen" zouden moeten luisteren. Eentje daarvan luidde: "Ministers zouden beter wat minder in hun bureau zitten en zich wat meer onder het gewone volk begeven". In 2006 stemde 71 procent van de mensen daarmee in (in een steekproef van 2.330 Vlamingen, 18 tot 80 jaar oud), in 2010 73 procent (in een steekproef van 1.967 Vlamingen, 18 tot 75 jaar oud). Er lopen dus nogal wat populisten rond in Vlaanderen. 70 à 85 procent stemt in met uitspraken die stellen dat politici en ministers meer moeten luisteren naar de "gewone mensen" en bij de 40 procent is het eens met uitspraken die stellen dat de "gewone mensen" het beter weten dan politici, experts en hooggeschoolden. Geen wonder dat ministers zich graag laten filmen terwijl ze zich onder het gewone volk begeven. Bij noodweer worden daarvoor gezwind de rubberlaarzen aangetrokken.

Dat betekent niet dat alle partijen in dezelfde mate populistische kiezers aantrekken. We vinden de populisten vooral bij de twee extremistische partijen, het Vlaams Belang en de PvdA, en ook bij de groepen die niet meedoen, niet naar de stembus gaan of als ze zich daar toch naartoe slepen, blanco of gewild ongeldig stemmen. Populisten stemmen zich weg. De electoraten van alle andere partijen zijn nagenoeg even populistisch. Dat geldt voor CD&V, N-VA, Open Vld, sp.a en zelfs voor Lijst Dedecker. In tegenstelling tot wat nogal eens wordt beweerd is de N-VA geen populistische partij; zij trekt alleszins niet meer populistische kiezers aan dan de traditionele partijen.

Maar wie zijn ze dan, die populisten? In Europese kringen worden zij nogal eens voorgesteld als sukkels, verliezers van de moderniteit, mensen die niet meekunnen met de kenniseconomie, die slachtoffer werden van de globalisering en door de nieuwe wereldorde in een kwetsbare positie werden gedrongen, daarom een beetje verloren door de "nieuwe" samenleving van twitterende wereldburgers dolen. Voor Vlaanderen geldt dat alvast niet. Een zwakke, kwetsbare economische positie werkt populisme niet rechtstreeks in de hand. Radeloosheid evenmin. De populist is niet ontevreden met zijn leven, integendeel.

Drie factoren zijn daarentegen wel heel belangrijk. Populisten zijn, ten eerste, mensen die van oordeel dat zij niet krijgen wat hen toekomt: de wereld is "nie just" met hen. Zij combineren, ten tweede, een relatief laag onderwijsniveau met een sterke voorkeur voor zeer populaire media, kranten en de "boekskes". De media waarvan zij houden zijn die welke ze goed begrijpen en waarin ze een echo van de eigen overtuigingen horen (die mede door die media zijn gevormd). Populair in hun soort televisie is onder meer het realitygenre, dat opvallend gewone mensen toont die toch iets buitengewoons aan het doen zijn of hebben gedaan. Die capaciteit om het ogenschijnlijk heel gewone toch boeiend en belangwekkend te maken vernielt de ongelijkheid tussen het oordeel van de "gewone mensen" en dat van de elite; het plaatst het eerste in de kijker en boven het tweede. Het zal geen toeval zijn dat in dergelijke programma's opvallend veel moet worden gestemd, vooral weggestemd. Dat soort massamedia maakt mondig, zo wordt beweerd. Alweer een halve waarheid. Populisten verkwanselen die mondigheid immers, zeker in Vlaanderen, meteen door uitermate onnuttig stemgedrag. Het gaat niet om mondigheid, maar veeleer om wat de Canadese communicatiewetenschapper Lance Bennet de "democratisering van de waarheid" noemt: de waarheid van de "gewone" man en vrouw is evenveel, ja zelfs meer waard dan die van de experts.

Ten derde, en veruit de belangrijkste reden om populist te worden, is dat men van oordeel is dat het bar slecht gaat met de samenleving. Dat is, uiteraard, de fout van de huidige politici en elite. Die hebben het voor 't zeggen, maar zien de problemen niet, willen ze zelfs niet zien. Daarom rest slechts één hoop: luisteren naar de "gewone mensen". Het zijn vooral de mensen die van oordeel zijn dat het steil bergaf gaat met onze samenleving, die populist worden.

Wat te doen met populisme?
Niet zelden wordt meer directe democratie als remedie aanbevolen. Al te gek. We zagen immers dat populisten een voorkeur hebben voor niet-deelname, voor blanco en ongeldig stemmen. Daarenboven blijkt dat populisten nogal autoritair zijn aangelegd. Zij zien wel iets in sterke mannen en zakenkabinetten. Liever dan geregeld op te draven voor volksraadplegingen luisteren ze naar een charismatische leider die het gezond verstand belichaamt en durft te zeggen wat de "gewone mensen" wel durven te denken, maar niet altijd kunnen of durven onder woorden te brengen.

Een andere weinig praktische aanbeveling om het populisme te lijf te gaan is op zich best edelmoedig: verminder ongelijkheid, geef mensen meer houvast en zekerheid en het populisme zal afnemen. Waarschijnlijk wel, maar hoogstwaarschijnlijk op lange termijn en in homeopathische dosis.

Er wordt ook gepleit voor meer laaggeschoolde parlementariërs, partijvoorzitters en ministers. Hoe doen we dat? Met quota? En zullen de laaggeschoolden die zich aldus onderscheiden, representatief zijn voor alle laaggeschoolden? Waarschijnlijk niet. In dit verband is er trouwens enige ervaring om van te leren. De laatste keer dat een jongen van de vakschool het tot minister en partijvoorzitter schopte, werd zijn vermeende populisme hem zeer kwalijk genomen. Hij nam "intellectuelen" ook graag op de korrel en bleek uiteindelijk te volatiel voor het politieke werk van lange adem.

Nee, er zijn slechts drie gepaste manieren om op het populisme te reageren... en slechts één daarvan is vandaag haalbaar én doeltreffend.

De eerste aanpak is oprechtheid. Weten de "gewone mensen" het beter dan de elite, de experts, de intellectuelen en de politici met ervaring? Nee, natuurlijk niet. De democratisering van de waarheid is een onding. Niet iedereen is even goed in het vinden, verwerken en gebruiken van informatie. Uiteraard weet iedereen wat hem dwarszit. Het is onvergeeflijk dom van politici daar niet aandachtig en gevolgrijk naar te luisteren. De bekwaamheid om te klagen is universeel, gelijk verdeeld. De bekwaamheid haalbare oplossingen voor te stellen is dat spijtig genoeg niet. Het probleem met populistische politici is niet dat ze inspelen op de problemen die de mensen ervaren - alle politici zouden dat moeten doen - het probleem is dat ze in de naam van het gezond verstand schabouwelijke onzin kwijlen.

Zij kunnen dat doen omdat de beleidspartijen zich onvoldoende tot de zorgen van de mensen hebben gericht, de gegrondheid van die zorgen niet zelden hebben ontkend, en nu, als die zorgen niet langer kunnen worden genegeerd, niet goed weten wat te doen. Waarover maken de populisten zich zo al allemaal zorgen? Groeiende normloosheid, verlies van samenhorigheid, van respect en solidariteit, verloedering van het milieu, de onbetrouwbaarheid van het eten, de enorme toename van het aantal regels en regeltjes, de groeiende internationale competitie, het risico op delokalisatie, de afbouw van de sociale zekerheid, het vooruitzicht meer en harder en langer te moeten werken voor minder, de problemen van diversiteit, de groeiende spanningen en conflicten tussen culturen en religies, het verworden tot vreemde in eigen land en buurt. Die zorgen hangen onderling heel sterk samen. Wie op een van die vlakken achteruitgang ziet, onderkent die doorgaans ook op de andere gebieden. Samen gaat het om een wijdverbreid en bijzonder pessimistisch achteruitgangsdenken. Wie zo denkt heeft heel veel kans populist te zijn. Het populisme is in feite de politieke uitdrukking van dat achteruitgangsdenken. Van al die problemen kreeg enkel het milieuprobleem voldoende politieke én technocratische aandacht. Zou het toeval zijn dat zich rond dat probleem geen populistische partij profileert, terwijl al de andere problemen centraal staan in het hedendaagse Europese populisme?

De elite heeft die andere problemen onvoldoende onderkend en erkend. Waarschijnlijk is het hedendaagse Europese populisme daarom overwegend reactionair en rechts: de hoop wordt gesteld op minder hufterigheid, op nationale grenzen en nationale soevereiniteit; de multiculturaliteit wordt beschouwd als volkomen mislukt, we moeten hard zijn nu, meedogenloos... Het gaat om problemen waarvoor de vertrouwde (rechtse en linkse) denkkaders niet meteen oplossingen aanreiken.

Politieke vernieuwing
De tweede manier om populisme aan te pakken is daarom grondige politieke vernieuwing, niet in de spelregels van de democratie, maar in de visies, de aanpak, het beleid, de instellingen. Dat veronderstelt dat ideologische vooringenomenheid wordt geruild voor compromisloze waarneming en innoverend denken. Voor de gesignaleerde problemen moeten haalbare oplossingen worden voorgesteld. We zijn daar, vrees ik, lichtjaren van verwijderd. Beleidspartijen, maar ook intellectuelen en wetenschappers staan vandaag met de mond vol tanden. Ratingbureaus kelderen staten, staten liquideren die bureaus niet en reguleren evenmin de financiële markten. De nare gevolgen van al het onbekwame en onverantwoorde gedrag worden doodleuk naar de burgers doorgeschoven. Dat is de maat van onze onmacht. We falen politiek, maar bovenal intellectueel.

Voorlopig hebben we maar één (cynisch) verweer tegen het populisme: het Europese democratische deficit. Een politiek die inmiddels voor bij de zeventig procent van onze wet- en regelgeving zorgt, maar die vorm krijgt - far from the madding crowd - ver weg van de media en nog verder weg van de opvattingen van de "gewone mensen". We gaan een kleine revolutie tegemoet, een nieuw sociaal pact zowaar; we moeten bij de 22 miljard per jaar zien te besparen tegen 2015. Onze welvaartsstaat stond nooit voor een grotere uitdaging. Niet omdat we dat samen hebben beslist, niet omdat het past in ons maatschappijproject, maar omdat Europa het oplegt en de financiële markten het op hun beurt aan Europa opleggen.

Populisten weten dat Europa hun enige echte vijand is. Wat als zij, samen met de financiële markten, het nu kwetsbare Europese project kelderen? In de coulissen maken de charismatische leiders al hun opwachting. Ironisch. Als dam tegen erger rest ons een democratisch deficit, pijnlijke besparingen, hogere belastingen en jaren van lage groei. Een ander duidelijk en afdoend antwoord op het populisme hebben we voorlopig niet. Oh ja, toch wel... we kunnen verontwaardigd zijn.


40 procent van de Vlamingen zijn populistisch.
Dat zeg ik niet, dat zeggen de cijfers.
Nu, het toeval wil dat ik een cijferoloog ben.
Enfin, om helemaal eerlijk te zijn, een halve cijferoloog. Ik ben kandidaat (de laagste academische graad) in de cijferologie. Cijferologie was in mijn studentenjaren een opleiding aan de VUB, na het kandidaatsexamen kreeg je dan de titel "cijferluisteraar", na het licentiaatsexamen was je een gediplomeerd "cijferfluisteraar".
Ik heb mijn studie niet helemaal afgemaakt, maar gelet op mijn met vrucht beëindigde kandidatuur meen ik toch te mogen stellen dat ik naar cijfers kan luisteren.
40 procent van de Vlamingen zijn populistisch.
Dat is wel rap gezegd natuurlijk, maar is dat wel zo?
Heel het essay van de heer Elchardus staat of valt met de cijfers.
Ik heb mijn oor eens te luisteren gelegd.
En wat blijkt?
0,000497265 % van de Vlamingen zijn populistisch.
In een steekproef van 2011 cijfers (telefonische enquête bij 2011 , dat leek me een leuk getal om te stoppen, cijfers tussen nul en oneindig) stelde ik de vraag "Bent u bekwaam om een haalbare oplossing voor te stellen?"
De enige die daar negatief op antwoordde was een cijfer met de naam pi die nogal een verwarde uitleg begon te geven dat vragen die begonnen met "bent u ..."  principieel beantwoord werden met een  "nee".
"We kunnen verontwaardigd zijn..."
We zijn allemaal indignados.
Ik stel mij de vraag of we nog niet-verontwaardigd kunnen zijn?
Ik ben daar redelijk pessimistisch over.
Het pessimisme over het niet-populisme.

P.S. weerom geweldige cartoon.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten